Poëziekabinet

Vorig jaar maakte ik voor het Made in China Festival te Gent een video met een Poëziekabinet. Het is een video met voordrachten in het Chinees door de dichters zelf, ondertiteld in het Nederlands, gevolgd door wat informatie over dichter en gedicht door mij zelf. Ik vond het een erg leuk project, maar ook heel lastig! Iets uitleggen voor een camera is toch echt iets heel anders dan voor een levend publiek!
De dichters in de video zijn Yang Mu, Yinni en Chen Yuhong.
Met dank aan het Nederlands Letterenfonds, en aan Jaap Poot en Dita Jansen, zonder wie ik dit nooit had kunnen doen. Veel geleerd!

THUIS

De Poëzieweek begint vandaag. En het thema is THUIS. De dichter die ik daarmee het meeste associeer is Yinni, van wie ik vorig jaar een bundel vertaalde voor Poëziecentrum. Yinni zet zich in haar poëzie vaak af tegen een al te comsumerend leven en lijkt het feit dat er nauwelijks iets gebeurt in haar leven te omarmen, zoals in onderstaand gedicht, geïnspireerd door Kobayashi Issa:

 

EEUWIG THUIS

’s ochtends in de korte tijd treuzelend in bed
zijn er heel wat overvliegende vliegtuigen te zien
het ene na het andere
met kaarsrechte, zuiver witte condenssporen
beweegt langzaam

weg van mijn raam

zoveel vliegtuigen
vervoeren zoveel mensen
waar willen jullie toch heen?
deze wonderbaarlijke wereld
kent nog zoveel plaatsen
waar jullie naar verlangen

zo gezegend is dat

maar zoals ik
om goede redenen besluit
dit hele leven nergens meer heen te gaan
dus hier zal blijven
waarlijk, deze ik
is ook gezegend

zagen jullie maar

achter mijn lichaam dat ene
glanzende condensspoor
als een slak
gezegend, gelukkig

eeuwig.

                              (slak, eeuwig, thuis – Kobayashi Issa)

Literair Taiwan, november 2023, deel I

De laatste jaren ben ik in mijn vertaalwerk weer volop bezig met de moderne poëzie uit Taiwan, het onderwerp waar ik mijn proefschrift over schreef. Maar 2023 stond voor mij extra in het teken van de literatuur van Taiwan. In het voorjaar kwam Chen Yuhong naar aanleiding van de Nederlandse uitgave van haar werk als ‘schrijver in residentie’ naar Amsterdam, dankzij het Nederlands Letterenfonds. En in november was het mijn beurt: op uitnodiging van het Nationale Museum voor Taiwanese Literatuur 國立臺灣文學館 mocht ik twee weken lang als ‘vertaler in residentie’ naar Tainan en Taipei. De directe aanleiding was de uitreiking van de Zweedse Cicadaprijs aan dichteres Chen Yuhong 陳育虹 op dinsdag 21 november. Omdat Yuhong en ik elkaar in het voorjaar al hadden ontmoet en het goed samen bleken te kunnen vinden, was het geweldig leuk om nu bij de uitreiking in Tainan aanwezig te zijn. De toekenning van de prijs, die werd uitgereikt door de Zweedse vertaalster Anna Gustafsson Chen, was een hele eer voor haar.

Aansluitend was er die middag een symposium over de vertaalde literatuur uit Taiwan. Een paar schrijvers ,Li Ang (李昂), Chen Yuhong, Kevin Chen (陳思宏), en Chen Wenfen Malmqvist vertelde over hun ervaringen om in een andere taal te worden vertaald. En vertalers/onderzoekers Anna Gustafsson Chen, Gwennaël Gaffric, Táňa Dluhošová, Ian Rowen, ikzelf en Gray Tan van het Grey Hawkes Agency belichtten het perspectief van het vertalen zelf. Het was opvallend hoeveel prachtige vertaalde boeken uit Taiwan er in het Engels, Frans en zelfs Tsjechisch zijn verschenen, terwijl er in het Zweeds en Nederlands nauwelijks proza te lezen valt. Ik gaf die middag een overzicht van de Nederlandse stand van zaken, maar de oogst (van enkele decennia) is heel karig. Behalve de 8 dichtbundels die ik zelf vertaalde, telde ik voor fictie 39 korte verhalen die in tijdschriften zijn verschenen, m.n. in het ter ziele gegane tijdschrift Het trage vuur, en verder 7 romans – de vroegste verscheen in 1978. Dat is echt bijzonder weinig, 7 romans in zeg zo’n 50 jaar! Ik heb ze hier onderaan op een rijtje gezet. Het opmerkelijkste vind ik nog wel dat er geen boekpublicaties in het Nederlands zijn van Wu Ming-yi, een van Taiwans meest gelauwerde schrijvers, die voor zijn roman De gestolen fiets genomineerd werd voor de Booker Prize en wiens De  man met de facetogen in vele talen werd vertaald. Over het werk van Wu Ming-yi schreef ik hier meer.

Uiteraard stond mijn hele verblijf in het teken van de Taiwanese literatuur. Terwijl ik verder werkte aan het manuscript van de dichter Yu Kwang-chung (mijn deadline naderde rap) bezocht ik een paar tentoonstellingen over Taiwanese literatuur en sprak met dichters die ik heb vertaald of ga vertalen. In het Nationale Museum van Taiwanese literatuur in Tainan was een tentoonstelling ingericht om de geschiedenis van de literatuur en het literaire toneel in Taiwan te verduidelijken en er was een speciale tentoonstelling over censuur in de literatuur tijdens de periode die De Witte Terreur wordt genoemd. Opvallend was de internationalisering: alle informatie werd in drie talen gegeven, in het Chinees, Japans en Engels. In mijn herinnering was dat 20 jaar geleden, toen ik voor mijn proefschrift over modern poëzie van na 1949 wel vaker in Taiwan kwam, zelden het geval in musea. De tentoonstellingen gaven een informatief en evenwichtig overzicht van die periode, die mijn wat weggezakte kennis weer opfriste. Wat me opnieuw opviel is hoe verstandig en positief Taiwan lijkt om te gaan met zijn koloniale verleden, alles lijkt te worden omarmd. (Meer over Taiwan in het kort lees je hier.)

Vlak bij het Nationale Museum van Taiwanese literatuur bevindt zich ook het Yeh-Shih-tao Literary Memorial Museum 葉石濤文學紀念館. Yeh Shi-tao 葉石濤 (1925-2008) was als schrijver bekend om zijn romans en essays over het alledaagse leven van mensen in Taiwan, en groeide in de jaren tachtig uit tot een icoon van de Taiwanese letteren. Hij werd geboren in Tainan en groeide op met het Japans als officiële taal. Zijn eerste werk schreef hij dan ook in het Japans. Nadat de Japanners de tweede Wereld Oorlog hadden verloren en waren weggetrokken, vestigden de Nationalisten onder leiding van Chiang Kai-shek zich in 1949 op het eiland. Het Japans werd verboden en het Mandarijn werd de enige toegestane taal. Yeh paste zich aan en maakte als zovelen van zijn generatie noodgedwongen de omschakeling naar het Mandarijn. Niettemin werd hij in 1951 gevangengezet omdat hij onderdak zou hebben geboden aan communisten. Na zijn vrijlating werd hij leraar en richtte zich actief op de literatuur. Hij was de eerste die een geschiedenis van de Taiwanese literatuur schreef:  台灣文學史綱 (gepubliceerd in 1987). In 2020 verscheen daarvan een Engelse vertaling door Christopher Lupke (A History of Taiwan Literature By Ye Shitao; translated by Christopher Lupke (cambriapress.com))

Daarnaast ging ik natuurlijk ook naar de hoofdstad en bezocht daar de Taipei Base van het museum voor Taiwanese Literatuur. De vorige twee gebouwen waren uit de Japanse tijd en van steen. Ook de Taipei Base is gevestigd in Japans gebouwen, maar dan in de bekende elegante houten stijl. Het lage gebouwencomplex vormt een ware oase van rust in de drukke stad met zijn hoogbouw. In een van de gebouwen was juist een tentoonstelling over ‘dieren’ in de literatuur ingericht. Die gaf een interessant overzicht van hoe de vsie op het dier in de loop van de tijd veranderd is. Van voedsel en mishandeling tot gezelschapsdier en de mens als dier – de tentoonstelling sprak vooral de hoop uit dat de mens opnieuw kan leren om respectvoller met dieren om te gaan. Of was dat wat vooral mijn eigen interpretatie? In elk geval kon ik het niet laten om mij even als konijn te vermommen.
Overigens, de Taipei Base heeft ook een Writer Residency waar sinologen een verblijf voor een maand kunt aanvragen.

Daarnaast ging ik in Taipei ik naar het Kishu An Forest of Literature紀州庵文學森林 紀州庵文學森林 | Kishu An Forest of Literature. Dit oude, voornamelijk houten, huizencomplex werd gebouwd tijdens de Japanse bezetting en vestigde ooit een restaurant. Daarna diende het als slaapzaal voor personeel van de Nationalisten. Na de oorlog ontstonden juist in deze regio in Taipei veel literaire tijdschriften en verenigingen, zoals bijvoorbeeld het dichtgenootschap ‘De blauwe ster’, dat de dichter/schrijver Yu kwang-chung, die ik momenteel vertaal oprichtte met enkele collega’s. Ki Shu An was ooit het huis van de later beroemde Taiwanese schrijver Wang Wen-hsing, die eerder dit jaar overleed. Het oude gebouw werd gerestaureerd en gemoderniseerd en tegenwoordig worden er auteursbijeenkomsten en literaire lezingen gehouden. Helaas was het gebouw afgesloten vanwege een privébijeenkomst, maar op de site las ik dat literatuurminnaars hier een plek hebben vinden om te lezen, te schrijven, koffie te drinken, te eten of om beroemde Taiwanese schrijvers tegen het lijf te lopen. En niets bleek minder waar, want tot mijn verbazing trof ik in het aangename restaurantje Bai Ling 白靈aan, de dichter die mij jaren geleden enorm op weg had geholpen met mijn onderzoek naar de poëzie van Taiwan na 1949. Hij stelde me destijds voor aan vele dichters en onderzoekers, introduceerde me de nodige boeken en tijdschriften en nam me zelfs mee naar de bruiloft van dichter Guan Guan 管管 (1929-2021). De laatste keer dat ik met Bai Ling contact had moet ergens in 2000 zijn geweest. Appen via de mobiele telefoon was toen nog niet zo ingeburgerd als nu!

Romans uit Taiwan in het Nederlands:

陳若曦 Tsjen Jo-sji, De executie van districtshoofd Yin 尹縣長, 1978, vertaald door T.I. Ong-Oey.
聶華苓 Nie Hualing, Twee Chinese vrouwen 桑青與桃紅 , 1987, vertaald door Anne Sytske Keijser.
李昂 Li Ang, De vrouw van de slachter 殺夫, 1995, vertaald uit het Frans door C.M.L. Kisling.
瓊瑤 Qiong Yao, Vuur en regen 煙雨濛濛, 1999, vertaald uit het Engels door M. Lakens Douwens.
白先勇 Pai Hsien-yung, Jongens van glas 孽子, 2006, vertaald door Mark Leenhouts.
陳映真 Chen Yingzhen, Mijn eerste opdracht 第一件差事, 2006, vertaald door Rint Sybesma.
三毛 San Mao, Berichten uit de Sahara 撒哈拉的故事, 2019, vertaald door Annelous Stiggelbout.
張國立 Chang Kuo-li, De sluipschutter 炒飯狙擊手, 2020, vertaald uit het Engels door Henk Moerdijk.

Met dank aan het #Nationale Museum voor Taiwanese Literatuur!
非常感謝#國立台灣文學館!

Taiwan in het kort

De laatste jaren heb ik flink wat Taiwanese dichters vertaald. Wat ooit begon met een kleine selectie van 20 gedichten van 4 dichters onder de titel Als ik met vuur denk, is inmiddels uitgegroeid tot 8 bundels van 8 verschillende dichters. In een nu ver lijkend verleden schreef ik een proefschrift over de Taiwanese poëzie na 1949, maar ik merk ook nu nog vaak dat veel mensen maar heel weinig van Taiwan weten. Daarom heb ik hier een mini-blogje geschreven over het eiland, waar ik afgelopen november net weer twee weken was, op uitnodiging van het Nationale Museum voor Taiwanese literatuur. In de zomermaanden mijd ik de plek liever, want het subtropische/tropische klimaat is mij te heet, maar vanaf oktober/november is het qua weer een heerlijke plek. En niet alleen qua weer. Taiwan is een levendige smeltkroes van culturen waar de mensen gastvrijheid hoog in het vaandel hebben staan!

Kaart Van Het Eyland Formosa, 1724. Joannes van Braam and Gerard onder de Linden – Taiwan Today, a digitization of François Valentiyn’s Oud en Nieuw Oost-Indien, Vol. IV, Pl. 1. https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Old_Taiwan_map.jpg

Taiwan heeft een complexe koloniale geschiedenis. Hoewel er waarschijnlijk altijd betrekkingen zijn geweest tussen de oorspronkelijke Austronesische bewoners van Taiwan en China (het eiland ligt maar 180 km van de zuidkust van China), werden de eerste belangrijke Chinese nederzettingen op het eiland pas in de veertiende eeuw gevormd. In de zestiende eeuw was Taiwan, alias Formosa, in handen van de Portugezen en Spanjaarden en van 1624-1662 had de Nederlandse VOC er een nederzetting. Volgend jaar wordt het begin van de relatie tussen Taiwan en Nederland dan ook op vele manieren herdacht. De Nederlanders werden op hun beurt verdreven door Zheng Chenggong. Hij is bij ons beter bekend onder de naam Koxinga, een Chinees loyalist van de Mingdynastie, die in 1644 was vervangen door de Qingdynastie van de Manchus. In 1683 kreeg die Qingdynastie alsnog het bewind over Taiwan, wat op termijn leidde tot een grote immigratiestroom vanuit Zuid-China. In 1895 werd Taiwan een kolonie van Japan, een bezetting die vijftig jaar zou duren en waarin de basis werd gelegd voor economische ontwikkeling en modernisering. Zo werden de infrastructuur en de volksgezondheid aanzienlijk verbeterd. De eerste spoorlijn werd ook tijdens die bezetting aangelegd,  en zo reden er in Taiwan eerder treinen dan in China. Geleidelijk volgden er natuurlijk ook culturele aanpassingen, zo werd er op school onderwezen in het Japans met behulp van Japanse schoolboeken, en hoewel het klassiek Chinees (dat in hoog aanzien stond bij de Japanners) en het Hakka in eerste instantie nog werden toegestaan, werd het Japans in 1936 de officiële taal. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog was ongeveer de helft van de bevolking Japans geschoold.

Na het einde van de oorlog in 1945 werd Taiwan teruggegeven aan China en kwam aan dat alles een einde. Nieuwe Chinezen arriveerden, maar het hele proces van integratie verliep moeizaam: de immigranten spraken een andere taal, hadden andere eetgewoonten en hadden heel andere culturele en sociale gebruiken. De immigranten van hun kant verdachten de Taiwanese bevolking ervan te heulen met de Japanners of met de communisten. Met de komst in 1949 van meer dan een miljoen nationalisten uit China (onder leiding van Chiang Kai-shek), die de burgeroorlog van de communisten hadden verloren, braken extreem moeilijke decennia aan in Taiwan, een repressieve periode, die nu bekend staat als de Witte Terreur. Het Japans, de enige taal die een hele generatie schrijvers beheerste, werd verboden. 38 jaar lang, van 1949 tot 1987, gold in Taiwan de staat van beleg. In die periode zijn naar schatting 140.000 mensen gevangen gezet en tussen de drie- en vierduizend mensen geëxecuteerd wegens verzet tegen het nationalistische regime. Ondertussen was ook de dreiging van de Volksrepubliek China, die Taiwan als haar provincie beschouwd, voortdurend aanwezig.

Dat laatste is ook nu nog altijd het geval, maar Taiwan zelf heeft sinds de jaren 90 in toenemende mate een democratisch landsbestuur gekregen. Het gevol is dat het tegenwoordig een heel aangename, kosmopolitische maatschappij is, met vele democratische waarden zoals vrijheid van religie en meningsuiting of geslachtsgelijkheid, net zoals in Nederland. Taiwan heeft sinds mei 2016 een vrouwelijke president en als eerste land in Azië heeft het in 2019 ook het homohuwelijk gelegaliseerd. Het dichtbevolkte land (zo’n 24 miljoen mensen op een oppervlakte kleiner dan Nederland) kenmerkt zich door zijn diversiteit. Enerzijds is het rijk aan traditionele dorpen en tempels (meer dan 15.000), kent het een weid verbreid geloof in volksreligies (inclusief geloof in geesten), naast het boeddhisme, taoïsme, confucianisme en het christendom, en tegelijkertijd is het wereldwijd toonaangevend op het gebied van wetenschap en technologie. De tijd dat Taiwan het vooral moest hebben van de elektronika-export is allang voorbij. De Chinese cultuur overheerst er, maar de maatschappij is tegelijk een culturele mengelmoes waarin de Westerse, Austronesische en Japanse invloeden goed zijn geïntegreerd en geaccepteerd. Kortom alle redenen om je eens wat meer in de literatuur van Taiwan te verdiepen, bijvoorbeeld de schrijver Wu Ming-yi.

De Taiwanese schrijver Wu Ming-yi

De laatste jaren vertaalde ik heel wat dichtbundels van Taiwanese dichters in het Nederlands. 8 zijn het er inmiddels (en een kleine anthologie), en volgend jaar zijn er nog 2 op komst. Maar qua fictie komt Taiwan er in Nederland heel wat slechter vanaf. Ik telde 39 korte verhalen die in tijdschriften verschenen, m.n. in het ter ziele gegane tijdschrift Het trage vuur, en verder 7 romans – de vroegste verscheen in 1978. Dat is echt bijzonder weinig, 7 romans in zeg zo’n 50 jaar! Opmerkelijk is dat er zelfs geen boekpublicaties in het Nederlands zijn van Wu Ming-yi 吳明益, een van Taiwans meest gelauwerde schrijvers, die voor zijn roman De gestolen fiets genomineerd werd voor de Booker Prize en wiens De  man met de facetogen in vele talen werd vertaald.

Het fascinerende De man met de facetogen (複眼人 , The Man With the Compound Eyes in het Engels) verscheen in Taiwan in 2011. Deze rijke roman gaat over de kwetsbaarheid van het menselijke leven ten aanzien van de krachten van de natuur, en contrasteert daarnaast op intrigerende wijze onze westerse culturen met die van Taiwan en andere beschavingen waarin volksgeloof nog een vrij grote rol speelt. In de roman zijn twee personages de voornaamste: Atelie, een vijftienjarige jongen op het denkbeeldige eiland Wayo Wayo, die als tweede zoon in het gezin aan de zee moet worden worden geofferd. Normaal gezien komen die zonen niet meer terug van de zee, maar de vastberaden Atilie belandt op een groot eiland van plastic soep en weet daarop te overleven. Het andere personage is Alice, een Taiwanese vrouw, docent aan de universiteit en schrijfster, die treurt om de dood van haar (Deense) echtgenoot en zoon. De twee levens van Atilie en Alice raken met elkaar vervlochten op het moment dat de plasticsoep door een tsunami de kust van Taiwan overspoelt. De plastic soep in de oceaan is een van de belangrijke milieukwesties in het boek, maar ook andere komen aan de orde.

Behalve de verhaallijnen van Atilie en Alice kent het boek nog een paar andere belangrijke personages, die veelal balanceren tussen hun eigen individuele verlangens en maatschappelijke ‘wenselijkheid’, tussen technologische vooruitgang en milieuproblematiek, tussen een modern en een traditioneel leven. De dagelijkse realiteit wordt dan ook vermengd met meer mystieke aspecten, zoals de man met de facetogen of de goden van het eiland Wayo Wayo, die voor de personages een wezenlijk onderdeel van hun werkelijkheid zijn en het boek in onze westerse ogen een mysterieus tintje geven (een beetje zoals de surreële, bovennatuurlijke elementen in de romans van G. G. Marquez). Via de persoonlijke ontwikkelingen van de personages laat de roman de lezer nadenken over dilemma’s waar we in het huidige tijdsgewricht in feite allemaal voor staan.

Misschien kost het in het  begin wat moeite om in het verhaal te komen door al die verschillende betekenislagen, maar al snel leest het boek vlot omdat je als lezer makkelijk in de persoonlijke verhalen van de personages wordt meegezogen. De man met de facetogen is goed opgebouwd en een verontrustend boek dat veel stof tot nadenken geeft, maar tegelijkertijd valt er veel te genieten van de prachtige beschrijvingen en originele metaforen. De schrijver is behalve universitair docent aan de vakgroep Chinees, ook milieu-activist, een vlinderexpert, schilder en kunstfotograaf van met name natuurfoto’s. Die veelzijdigheid komt duidelijk terug in zijn werk.

Ook De gestolen fiets (單車失竊記, The Stolen Bicylce in het Engels) is een complex, rijk boek. Daarin gaat een schrijver genaamd Cheng op zoek naar zijn vaders fiets. De persoonlijke queeste die volgt leidt hem naar het verhaal van zijn familie, maar ook in een geheime wereld van antieke fietsverzamelaars, inde geschiedenis van Taiwan, in het leven van Lin Wang, de oudste olifant ooit, in de jungles van Zuid-Oost-Azië tijdens de tweede wereldoorlog, en in de subcultuur van ambachtslieden die gespecialiseerd zijn het opzetten van vlinders. Net zoals De man met de facetogen kent ook deze roman vele verhaallijnen. En passant krijg je ook een goede indruk van de Taiwanese cultuur en geschiedenis, net zoals in de eerder verschenen verhalenbundel De tovenaar op de voetgangsbrug (天橋上的魔術師,) waarmee Wu Ming-yi in Taiwan echt doorbrak. Een van de in totaal tien verhalen die allemaal plaatsvinden in een beroemd winkelcentrum in Taipei in de jaren zeventig verscheen in het tijdschrift Terras en is hier terug te lezen in de vertaling van Mathilda Banfield. De hele bundel was in Taiwan  trouwens zo succesvol was dat hij werd verfilmd voor Netflix. En afgelopen zomer kwam er in het Chinees een nieuwe Wu Ming-yi uit: Hotel Zeewind海風酒店. Ik heb hem nog niet kunnen lezen, maar misschien is dat een mooie kans voor Nederland om eindelijk ook met Wu Ming-yi aan de slag te gaan?