Een jaar of tien geleden stelde ik uitgeverij Bert Bakker voor een boek te vertalen van Mo Yan, een van mijn favoriete Chinese schrijvers. Het ging om zijn lijvige roman De sandelhoutstraf, die toen net in het Chinees was verschenen. Mij leek het een goed idee als Bert Bakker, die Mo Yan tot dan toe uitgaf, de schrijver voortaan direct uit het Chinees zou laten vertalen, in plaats van een flink bewerkte Amerikaanse vertaling als uitgangspunt te nemen. Uiteindelijk ging het niet door omdat Mo Yan niet goed liep, de uitgever liet de schrijver vallen. Maar in 2010 had ik meer geluk: Eric Visser van De Geus bleek al langer geïnteresseerd in Mo Yan, en zo kon ik aan de slag met de in 2009 verschenen roman Kikkers. 1 oktober heb ik de vertaling ingeleverd, en tien dagen later kwam het grote nieuws: Mo Yan heeft de Nobelprijs gekregen.
Centraal in Kikkers staat een gynaecologe, die werkt in Mo Yans geboorteplaats Gaomi, op het platteland van de provincie Shandong, waar veel van zijn romans spelen. De vrouw, kortweg ‘tante’ genoemd, is beroepsmatig in eerste instantie vooral bezig om mensen bij te staan bij hun zwangerschappen en bevallingen, maar krijgt dan te maken met de eenkindpolitiek. Om de overheidsregels uit te voeren (tante is een trouw partijlid) verschuift haar taak nu steeds meer en moet ze bijvoorbeeld regelmatig mannen die al een kind hebben steriliseren en vrouwen die toch zwanger raken aborteren. Waar tante in het begin van haar carrière als een heldin wordt toegejuicht, na het leven te hebben gered van verschillende vrouwen en baby’s die het niet zouden hebben gehaald met de traditionele vroedvrouwen, wordt ze uiteindelijk als de duivelin van het dorp gezien. Tante is een complex personage, een vrouw die zelf haar hele leven kinderloos blijft, in wier handen het lot van vele baby’s ligt, en die aan het eind van haar leven met een enorme schuldvraag zit.
De zesenvijftigjarige Mo Yan is in China een geliefde, ‘dwarse’ schrijver, iemand die in zijn romans niet de gebaande paden bewandelt en het nodige durft uit te proberen. Zijn spreektaalachtige Chinees, zijn plastische taalgebruik, ironie en overdrijving blijven daarbij zijn vaste handelsmerk. Critici noemen zijn stijl soms gemakzuchtig, hij zou te vertellerig, te breedsprakig en te bloemrijk zijn. Maar in een goede Mo Yan, zoals Het rode korenveld, De sandelhoutstraf of Kikkers, beheerst de auteur zijn stijl en geven zijn beelden het boek juist vaak een humoristisch tintje.
Mo Yans boeken spelen meestal in het China van de twintigste eeuw en laten vaak zien wat voor enorme veranderingen die eeuw met zich mee heeft gebracht. Meerdere van zijn romans beslaan dan ook een groot deel van de eeuw, en vrijwel allemaal tonen ze een grote maatschappelijke betrokkenheid. Maar dat betekent niet dat hij daarom een politiek geëngageerd schrijver is. Zijn antwoord op de vraag hoe hij tegenover de Chinese politiek staat, luidt meestal, net zoals dat van vele andere Chinese schrijvers, dat die hem natuurlijk aan het hart gaat, maar dat hij onrechtmatigheden aan de kaak wil stellen zonder een politiek activist te willen zijn; hij is bovenal schrijver.
Ook Kikkers is geen politiek boek. Wel is er in China alom bewondering voor het feit dat de schrijver een thema dat politiek zo gevoelig ligt ter hand heeft durven nemen. Via de lotgevallen van de gynaecologe en haar familieleden en dorpsgenoten lezen we over de recente geschiedenis van China, bijvoorbeeld over hoe hongerige kinderen in de grote hongersnood na de Grote Sprong Voorwaarts ontdekken hoe lekker steenkool toch wel niet is; of we lezen hoe tante door de Rode Garde wordt mishandeld. Maar hoe de indringend die geschiedenis ook kan zijn, ze blijft toch op de achtergrond; het zijn de personages, hun karakters, hun beweegredenen, die centraal staan. Die personages zijn geen bordkartonnen figuren, maar tonen hun goede en slechte kanten en laten hun dilemma’s zien. Ze leven. Mo Yan psychologiseert daarbij nauwelijks, de lezer moet zelf uit de gebeurtenissen, handelingen en uitspraken van de personages zijn conclusies trekken – een traditionele Chinese manier van schrijven.
Voor verschillende van die personages blijkt een enkele gebeurtenis of een enkele stap die zij nemen beslissend te zijn voor de rest van hun leven. Kikkers lijkt dan ook een roman in de lijn van Sartre, over de persoonlijke verantwoordelijkheid van een mens voor zijn leven en zijn daden. Niet voor niets spreekt de verteller van het boek, een schrijver met het pseudoniem Kikkervisje, in het begin in een brief aan een bevriende Japanse schrijver zijn bewondering uit voor Sartres toneelstukken, zoals Vliegen en Vuile handen, en de wens om het verhaal van zijn tante in zo’n soort toneelvorm op te schrijven – wat hij ook doet in het laatste deel. Had tante ‘nee’ kunnen zeggen tegen wat haar werd opgelegd? Had de verteller, wiens vrouw met zeven maanden wordt geaborteerd, waarbij hij vrouw en kind verliest, zich niet gewoon tegen de abortus moeten keren, met alle gevolgen van dien voor hun verdere leven? Waarom deed hij dat niet? Waarom riskeerde zijn vrouw haar leven door illegaal zwanger te worden? Kikkers gaat over schuld en verantwoordelijkheid, thema’s die de Chinese context ruimschoots overstijgen.
De anekdotische verteltrant maakt Mo Yan ook tot een toegankelijke auteur, veel meer dan de vrij intellectuele, modernistische Gao Xingjian die twaalf jaar eerder de Nobelprijs binnenhaalde. Destijds waren de reacties verdeeld want Gao was immers een in Frankrijk woonachtige dissident. De eer voor China was daarmee twijfelachtig. Dit keer zijn zijn de reacties in China uitbundig: eindelijk heeft een echte Chinese schrijver de Nobelprijs gekregen, en dan nog wel een die in alle lagen van de bevolking wordt gelezen.