Yi Sha (1966, China) kan tot de zogenaamde ‘volkse’ stroming in de Chinese poëzie worden gerekend, die zich door haar thema’s en taalgebruik afzet tegen de meer ‘intellectuelere’ dichters. Yi Sha is een echte provocateur, die als dichter en polemist menig schandaal heeft veroorzaakt, niet alleen door het soort onderwerpen dat hij behandelt, maar vooral door de manier waarop hij die neerzet. De hier gepresenteerde selectie die hij zelf voor Poetry International maakte zijn tekenend: de gedichten gaan over van alles en nog wat, variërend van alledaagse dingen als politieauto’s met gillende sirenes in rondspetterende moddersneeuw en het eten van lam, tot eerbiedwaardige onderwerpen als de dood van een vooraanstaand persoon als Arafat, borstkanker of Vietnam. Hoe dan ook wordt in alle gevallen het onderwerp, en daarmee de lezer, op de hak genomen: met zijn zwarte humor plaatst Yi Sha alles en iedereen buiten zijn normale, alledaagse context.
Zelf noemt Yi Sha de taal hij daarbij hanteert ‘naakt’, en inderdaad kennen zijn gedichten weinig opsmuk, in de vorm van duistere beeldspraak of ingenieuze taalspelletjes. Zijn gedichten zijn heel direct, dat wil zeggen, geschreven in de spreektaal en gericht op het beschrijven van de ‘kale feiten’, bijna zoals een documentaire beelden registreert.
Yi Sha werd geboren in Chengdu, de hoofdstad van de westelijke provincie Sichuan, en studeerde Chinees aan de Normal University in Beijing. Momenteel werkt hij aan de Foreign Language University in Xi’an. Yi Sha, die al vele publicaties en poëzieprijzen op zijn naam heeft staan, schrijft poëzie, essays en korte verhalen; vooral zijn poëzie is in vele talen vertaald. Zijn blog (in Chinees) is te vinden op http://blog.sina.com.cn/yisha
Zo van die dingen op een sneeuwdag
Op de straten op een sneeuwdag
spettert de moddersneeuw hoog op
een laatdunkende
politieauto komt met sirene voorbij
net zoals normaal
overal tussendoor schietend
het leuke is
dat hij er solide uitziet
maar zijn sneeuwjurk
niet van zich af kan schudden
net zoals
alle andere auto’s
die allemaal lijkwagens lijken
daarom heeft hij haast
een dichter
die juist op dat moment
op de modderige straat
voortploetert
en door zijn
vieze wielen
onder de modderspetters komt te zitten
is getuige van dat alles
en met een brok in zijn keel
bedenkt hij
gedichten zijn als sneeuw
in hun dubieuze relatie
tot deze staatspolitieauto’s
Ik ben zomaar doorsnee, voor wie zou ik bang moeten zijn?
Mensen gaan over straat
elke keer
als ik bij de ingang van de bank
een geldtransportauto zie staan
stop ik abrupt
en maak een omweg
Maar bij twee keer
kom ik er wat laat achter
ik kan mijn passen niet ongedaan maken
moet maar flink doorbijten
en verder lopen
dat stelletje ziet eruit
als dieven al stelen ze niet
De afstand is zo klein
dat ik duidelijk het gezicht van de soldaat
half verborgen in de stalen helm kan zien
op zijn kin staan enkele baardharen
en hij heeft zo’n akelig geweer
dat op een oprechte slang lijkt
maar diep van binnen weet ik hoe het ervoor staat
want ik ben heel duidelijk –
Een beruchte bankrover
daar lijk ik echt niet op
dan zou ik al mijn schaamhaar moeten afscheren
en op mijn gezicht moeten plakken
Borstenonheil in de lente
Voor je de operatiekamer binnen werd geduwd
lag je op het bed dat je vervoerde
en zei tegen je beste vriendin
‘als ik wakker word en
deze twee schatten niet meer heb
dan was het dus kanker’
je sprak en gebaarde
met je handen voor je borst
Maar tegen mij – je echtgenoot
zei je helemaal niets
je wist heel goed dat ik
ervoor zou moeten tekenen
had je zo’n vertrouwen in mij
welke beslissing ik ook zou maken
inclusief mijn akkoord om
je mooie borsten te laten amputeren?
Plotseling had ik het gevoel alsof
deze lente niet voorbij kon gaan
ik was bang voor alles wat kon gebeuren
bang dat god zich ineens tegen ons zou keren
in gedachten knielde ik en knielde ik
ontelbare malen voor hem neer
en smeekte hem alles van mij weg te nemen
maar de borsten van mijn vrouw te sparen
Ik stond buiten de operatiekamer
te wachten op het oordeel
een seconde leek een jaar
een boer die niet kon schrijven
en aan mij stond te trekken
om mij in plaats van hem te laten tekenen
scheepte ik af
Dat boertje
bedacht plotseling
dat hij wél zijn eigen naam kon schrijven
en zo was het probleem opgelost
zodat zijn vrouw
een vrouw
zonder borsten werd
Liefste, om eerlijk te zijn had ik gisteren
op de oriëntatiemiddag
vóór je operatie
toen de deur van een verpleegkamer zomaar openstond
in een oogopslag twee
vrouwen gezien wier borsten geamputeerd waren
de dokter was hen net opnieuw aan het verbinden
ik vond dat ze nog altijd mooi waren
ik was dus al wel een beetje voorbereid
Geleide raketten en poëzie
Voor ik de deur uit ging
zei ik tegen mijn zoon
vanavond
moet papa
voor een groep studenten
die leren hoe je geleide raketten maakt
aan de ingenieursopleiding van de tweede artillerie-eenheid
een praatje gaan houden over poëzie
jij moet
netjes hier
thuis blijven
wachten tot mama terugkomt
Nadat ik die avond
van huis was gegaan
brak mijn zoon zich
het hoofd
over hoe het kon
dat zijn vader die alleen over poëzie kon praten
les moest gaan geven
aan mensen die later geleide raketten moesten maken
geleide raketten zijn supervet
en poëzie was enkel helder maanlicht voor het bed
Drie uur later
kwam ik thuis
mijn vrouw was er al
mijn zoon sliep nog niet
hij vroeg mij
of ik nog geleide raketten had gezien
nee zei ik
ik heb geld gezien zei ik
da’s wel genoeg
en ik overhandigde
mijn zoon de envelop
die een kolonel mij had gegeven
snel telde hij de biljetten
en zei toen tegen me
papa, ga de volgende keer
maar praten bij atoombommenmakers
die geven vast nog meer
Een lammetje
Tegen de avond zat ik
buiten voor het huis
op een bank
en zag op het veldje voor mij
een lammetje gras eten
het lichaam van het lam
was nog mooier dan een baby
in de omtrek was niemand
ik trok gekke bekken naar hem
en malend met mijn onderkaak
begon ik stiekem zijn engelachtige
uitdrukking te imiteren
maar wat ik deed leek nergens op
waarschijnlijk omdat
ik geen graseter ben
daarna verdween het laatste restje zonlicht
de schemering was overal rondom
en ik kon hem niet meer zien
De volgende dag bij het avondeten
was dat perfecte lammetje
al veranderd
in kleine stukjes
de stoom kwam er af
schapengeur verspreidde zich
en werd op onze tafel neergezet
met de uitdrukking van gras kauwen
die ik de vorige avond
van hem had geleerd
zette ik mijn tanden in zijn vlees
China’s realiteitszin komt door het onvermogen om een krachtige werkelijkheid te verzinnen
De relatie die gevonden moet worden is gevonden
het geld dat uitgegeven moet worden is besteed
maar de leningen van vrienden
zijn nog niet opgenomen
de reden is snel gevonden
de kip die aan de bankdirecteur was geschonken
kwam twee uur te laat
de directeur, brandend van ongeduld,
had al maar vast viagra ingenomen
zijn pik ging niet meer plat
hij bleef maar overeind
brandend in het vuur van de passie
maar volkomen nutteloos
een alles verterend vuur
dat uiteindelijk omsloeg in een
woede die alleen door wraak
kon worden weggenomen
en daardoor deed hij helemaal niks
‘Alleen daardoor?’
‘Alleen daardoor!’
door de gelatenheid van mijn vrienden
geneerde ik me
voor mijn eigen verbijstering
ik als schrijver
weet niks van de werkelijkheid
als ik de werkelijkheid beschrijf
ben ik bang dat nog onwetender lezers
me voor huichelaar uitmaken
Portret van een Noord-Europese dichter
1
Zijn zanghouding lijkt op die van een Italiaan
als hij drinkt lijkt hij een Russische zatlap – vrij van vorm maar niet van geest
maar hij is een zuivere Germaan
een door en door Zweedse dichter
af en toe – alleen af en toe
komt het ineens in hem op om naar Noorwegen te verhuizen
het honorarium dat het buurland aan schrijvers betaalt
is tien keer hoger dat dan van zijn moederland
2
Hij schijnt tot de top drie van Zweedse dichters te horen
in zijn gloriejaren
was de metro in Stockholm
vol gehangen met zijn portret
deze lente kwam hij naar Kunming
in de bloemenzolder van China
waarschuwde hij zijn Chinese vakgenoten
‘pas op voor romantiek’
hij zei: ‘Ik was nogal pessimistisch over de Chinese poëzie’
maar hij vervolgde onmiddellijk: ‘een paar jaar geleden’
3
Op de dag van de podiumvoordracht op het poëziefestival
lag hij de hele dag te slapen in zijn hotelkamer
zijn krachten sparend en in eerbiedige afwachting
van de rituele komst van het dichterlijke leven
in de schemering op weg naar de plaats van de voordracht
onderhield hij iedereen in de minibus
met een cocktail van aardbeiensap en Chinese brandewijn
natuurlijk dronk hij zelf het meeste
zijn voordracht van die avond kreeg grote bijval
die avond, na afloop van de voordracht,
kreeg zijn aansporing om naar de wallen te gaan
geen reactie
4
De volgende ochtend bij het ontbijt
tekende hij op het notitieboek van de vrouwelijke chef
een levensechte naakte vrouw
wij voelden ons flink opgelucht
ah! dat wilde hij dus!
na er nog een hele nacht over te hebben gedacht
opperden wat waardeloze Chinese poëziecritici
‘het is een metafoor – hij wil brood’
uiteindelijk dachten we het helemaal te hebben begrepen
hij wilde koffie en verlangde gezelschap
5
Ik was buiten het theater geprogrammeerd
en tijdens mijn voordracht in het theehuis ‘tussen de bloemen’
na een uitvoering van een trage Chinese citer
verscheen hij in het publiek
heel opzichtig
lachend als een idioot
en als hij niet lachte
leek hij te vliegen
toen hij mij om mijn dichtbundel vroeg
had ik net mijn laatste exemplaar weggegeven
6
Een vriendelijk Chinese vrouw
merkte op dat hij al de hele week hetzelfde overhemd droeg
om zijn reisroute – na zijn vertrek via Thailand terug naar Zweden –
lachten de mannen meewarig
de laatste avond
was er zelfs geen tijd meer voor afscheid
ik zag hem als een geest
een bar bij het theater binnenschieten
daarna was hij verdwenen
ik herinner me dit zomaar ineens weer
op een avond dat ik in het Stenen Woud bij Kunming verbleef
en hij aan de zij van een Dai zangeresje, koket als een slang
heen en weer drentelde
ook als een geest
Afwijzing in de Amerikaanse ambassade
De hele ochtend
drongen zo’n honderd mensen samen in een kleine ruimte
als de opslagruimte van een smokkelboot
in de verveling van het wachten op een visum
werd een meisje dat ballet leerde dansen
het mooiste punt van de hele zaal
Voordat ik de visumbeambte ontmoette
was ik al weinig hoopvol gestemd
zo zag ik tussen de mensen die een visum kregen
bijna geen jongemannen
er waren er twee
de ene zag er oud en bedaard uit
de andere was een dwerg die nog niet tot het raam kwam
Amerika was bang
echt bang
ze waren nu bang voor mannen
o la! de visumbeambte met een lange baard
leek eigenlijk meer
op een moslim dan ik
en nog meer op een terrorist
zonder er lang over na te denken
wees hij mij resoluut af
het was vast het medelijden van een orang-oetang met een orang-oetang
in één oogopslag zag hij in mijn ogen
de verborgen moordzuchtige blik
achterdocht tegen emigratie?
bestaat dat dan?
de grote dichter Li Bai uit de achtste eeuw wilde naar Perzië emigreren
je moet verdomme geen belachelijke grap met me uithalen
toen ik naar buiten banjerde
was het balletmeisje
door een zwarte vrouw bij het raam afgewezen
ze was echt zo blij als een eend die gaat vliegen
vrolijk roepend liep ze weg
‘haar ouders dwongen haar zeker naar Amerika te gaan…’
luidde het steekhoudende oordeel van een van de teamleden
De neerslachtigheid van Vietnam
1
de regen slaat op de bananen
het is niet te zien dat er tranen vallen
wat overblijft zijn deze
natte stillevens
Vietnam is neerslachtig
2
diep in de nacht
kijk ik naar een oude heldenfilm
en ontdek een
neerslachtig Vietnam
uit mijn geheugen diep ik
die zwartwitte films op
op het scherm regent het
3
ooit heb ik in een lang gedicht geschreven:
‘oorlog is onechte/valse romantiek,
zij houdt haar geweer op een mooie manier vast
alsof ze op een harp speelt’
het geschrevene was ‘de weg terug naar je geboorteplaats’
het geschrevene was een Vietnamese schone
die mij erg depressief maakte
4
Ik denk aan een vriend
die naar Vietnam is geweest
om bewijzen te zoeken voor de neerslachtigheid van Vietnam
na enig beraad werd hij teruggehaald
mijn vriend
is geen neerslachtig mens
de kern is dat hij
neerslachtigheid niet aanvoelt
5
Over welk ‘Zuiden van de wolken’ heb je het?
Vietnam is het zuiden van het zuiden van de wolken
is het grensgebied van het wolkenland
onder de wolken
spoelt een grote rivier de zee in
6
sommigen vergelijken dit
met een vochtige vagina
het briljante was: Amerika
die pik die zich overal roekeloos insteekt
liep hier een flinke breuk op
voortaan had die zichzelf verheerlijkende man
een serieuze seksuele disfunctie
zoals Ernest Hemingway
7
Hoe zou ik durven neerkijken
op de mannen hier
die alleen commando’s sturen om van mijn vele landgenoten
begraafplaatsen op berghellingen te maken
daar hebben we allemaal zelf om gevraagd
ik zeg niet: ‘verontwaardigde soldaten hebben de overwinning’
ik wil zeggen: neerslachtige mannen
zijn de moedigste soldaten
8
Vietnam is zwaarmoedig
de regen slaat op de bananen
het is niet te zien dat er tranen vallen
wat overblijft zijn deze
natte stilleven
De dood van Arafat
‘Ik heb genoeg van die ouwe
die maar niet doodgaat en op een lepraleider lijkt
de klootzak hoeft zijn gezicht maar te laten zien
en de onrust tussen Palestina en Israël is gegarandeerd’
Dood, niet dood, bijna dood
de avond dat het recentste betrouwbare nieuws
van Arafats dood vanaf Parijs werd verspreid
moest ik denken aan een oude vriend
die enkel jaren geleden
privé
met mij sprak over
zijn indruk van deze politicus
zijn woorden –
geen visie
geen bewustzijn
geen intuïtieve kennis
geen mededogen
geen ziel
geen overtuiging
geen hart
geen longen
heb ik enkel vanwege
hun echte realiteitszin
hun gevoelige snaar
en de vitaliteit van zijn rijke woorden
meer dan tien jaar lang onthouden
(de taal die ik
als dichter nastreef
is toch wel ietsje anders)
Het stoffelijk overschot van Arafat
is terug naar zijn geboorteland vervoerd en begraven
wat ik kan doen is
is deze passage die in mijn hersens ligt opgeslagen opgraven
en begraven in de bloembak op mijn balkon
Rug naar de kerk
In Rotterdam
is het vrij normaal
om meeuwen en duiven samen te zien eten
daar is niets surreëels aan
In Rotterdam
worden meeuwen en duiven
het vaakst gevoed door
zwervers
– zo heb ik met eigen ogen aanschouwd
Met hun rug naar de kerk
zitten ze op een bank aan de rand van een plein
en voeren ze die witte engelen
brood en friet
En ik die langs kwam lopen
wilde ze ook heel graag voeren
maar was bang hen te storen
en dat een meeuw of een duif
mij, een vreemde buitenlander, een vinger zou afhappen
Vervolgens vond het volgende plaats:
sluw en steels rondkijkend
gooide ik een munt van één euro
rinkelend
in het ijzeren bakje van een zwerver
‘De mens is zijn eigen vijand, in zijn diepste wezen wil hij geen mens zijn maar een onsterfelijke worden.’ Het verlangen naar onsterfelijkheid, lichamelijk en geestelijk, is in veel culturen een vertrouwd verschijnsel, en ook in de Chinese traditie is het diepgeworteld. De novelle Maanopera van de in China gevierde Bi Feiyu gaat over Xiao Yanqiu, een vrouw die de onsterfelijkheid van de roem najaagt.
Die roem heeft ze ooit kort gekend, toen ze de hoofdrol speelde in een beroemde opera over de mythische Chang’e. Deze werd daadwerkelijk onsterfelijk doordat ze in haar eentje de onsterfelijkheidspil innam die haar man had gekregen en samen met haar moest delen. Daarna steeg ze op naar de maan, vanwaar ze nu nog altijd neerkijkt op de aarde.
Yanqiu hielp haar stijgende sterrenstatus zelf om zeep door een glas heet water in het gezicht te gooien van haar doublure toen die haar rol voor één keer overnam. Twintig jaar later krijgt ze een nieuwe kans, omdat een rijke fabrieksdirecteur haar weer als Chang’e op het toneel wil zien. Maar de geschiedenis herhaalt zich en opnieuw identificeert Yanqiu zich volledig met haar rol: ‘zíj was Chang’e, en zij alleen.’
De traditionele Chinese operawereld vormt het kleurrijke decor van deze novelle. Maar achter de coulissen bevindt zich het moderne, snelle China waar alles draait om het grote geld en waar ambitie en jaloezie de overhand hebben. Met zinnen als ‘het is tegenwoordig geen schande meer om je geldschieter zijn zin te geven’ en ‘de mens slikt altijd de verkeerde pil…Waarom wil hij altijd meer dan hem gegeven is?’ lijkt de schrijver een impliciete kritiek op die maatschappij te willen geven.
Uiteindelijk gaat Yanqiu bijna ten onder aan haar ambitie, maar haar tragiek blijft een beetje in het lege hangen: waarom voelt ze zich Chang’e en is ze zo eerzuchtig? Omdat ze net zo eenzaam en verkild is als Chang’e op de maan? Omdat ze ook niet in staat is te delen? Zou ze zich net zo hebben geïdentificeerd met elke willekeurige andere rol?
Doordat Yanqiu als personage nogal stereotiep is, blijft Maanopera, het eerste boek van Bi in het Nederlands, wat schetsmatig. Daardoor rijst de vraag waarom dit boek wél verschijnt, terwijl iemand als Shi Tiesheng, die in zijn openhartige teksten sympathie toont voor al wat menselijk is, nog altijd onvertaald is.
Recensie in NRC Handelsblad van:
Bi Feiyu, Maanopera. Vertaald uit het Chinees door Mark Leenhouts. De Geus, 107 blz.
Wanneer de versmade echtgenote van een koning tegen haar concurrente zegt dat de koning haar neus te groot vindt, bedekt de concubine vanaf dan steeds haar neus in zijn gezelschap. De koning vraagt zijn echtgenote naar de reden. Haar antwoord: ‘Ze vindt het lichaam van Uwe Majesteit stinken’. En terstond wordt de neus van de concubine afgehakt.
Deze gruwelijke en tegelijkertijd vermakelijke anekdote is te lezen in Chinese Verhalen uit Dunhuang, vertaald door de sinoloog W.L. Idema, eerder verantwoordelijk voor de Spiegel van de klassieke Chinese poëzie, waarvoor hij in 1992 de Martinus Nijhoffprijs kreeg. Deze bloemlezing verzameling populaire volksverhalen is echter iets heel anders.
Dunhuang is bekend van de honderden eeuwenoude beschilderde meditatiegrotten in een steile rotswand. De stad, strategisch gelegen op de Zijderoute in het westen van China, groeide vanaf de tweede eeuw voor Christus langzaam uit tot een cultureel kruispunt. Dunhuang ontwikkelde zich tot een centrum voor de studie van het confucianisme en speelde het een belangrijke rol in de verspreiding van het boeddhisme vanuit India naar China.
Een weerslag van die multiculturele samenleving bieden de 50.000 manuscripten uit de 5de tot en met de 10de eeuw (waaronder de oudste gedrukte boeken ter wereld) en honderden schilderijen, die net na het jaar 1000 door een boeddhistisch klooster in een van de grotten werden ingegraven. Pas in 1900 werd de bibliotheek, waarvan de toegang was dichtgemetseld en beschilderd, bij toeval ontdekt.
Het grootste deel van de gevonden manuscripten betreft uiteraard het boeddhisme, en uit die teksten heeft Idema in 2004 een selectie gepubliceerd in Boeddha, hemel en hel. Boeddhistische verhalen uit Dunhuang. Maar er zijn ook teksten over het christendom en andere religies gevonden, en veel teksten die de centrale Chinese traditie weerspiegelen. Kloosters fungeerden destijds ook als scholen en zodoende bevond zich in de bibliotheek een mengeling van filosofische klassieken, verhalen, regeringsdocumenten, contracten, poëzie enzovoorts, die samen een kijkje bieden in het toenmalige dagelijkse leven van hoog tot laag.
Van deze laatste teksten heeft Idema nu een keuze bijeengebracht. Sommige van die verhalen zijn in China algemeen bekend, zij het in andere vormen, zoals over de legendarische keizer Shun die zo piëteitsvol was tegenover zijn ouders dat de heersende keizer hem zijn twee dochters en het bestuur van het rijk schonk; of over de vrouw Meng Jiangnü die door haar tranen om de dood van haar echtgenoot de Grote Muur deed instorten zodat ze zijn overblijfselen vond en mee naar huis kon nemen.
In het laatste deel zijn veel korte verhalen opgenomen met opmerkelijke titels als: ‘De man die zijn moeders zweren uitzoog’, ‘Een dronken roes van duizend dagen’ en ‘De koning die een bloedzuiger opat’. Hierin draait het juist om onbekende koningen en edelen, die overigens wel bijna allemaal een naam hebben. En het feit dat hun wederwaardigheden zijn opgetekend, impliceerde dat ze echt gebeurd waren – hoe onwaarschijnlijk de vele wonderbaarlijkheden ons ook voorkomen.
Wie de verhalen nu leest zal ze vooral intrigerend en onderhoudend vinden, maar toch hebben de meeste vooral een les te leren, aan het volk dat deugd moest worden bijgebracht, maar ook aan de koningen: ‘Het volk is wortel van de staat, bewijs het zorg en weldaad / Want als de wortel stevig is, heerst vrede in het land’. Het marxisme blijkt in de Chinese klassieken een stevige basis te hebben gehad.
Gezien die wijze lessen is het niet verwonderlijk dat de meeste personen goed terechtkomen. Ondanks zware tegenslagen volharden ze in hun deugdelijkheid en rechtschapenheid, om daarvoor uiteindelijk te worden beloond.
Recensie voor NRC Handelsblad van: Chinese verhalen uit Dunhuang. Vertaald en toegelicht door W.L. Idema. Atlas, 254 blz.
Chen Li (Taiwan, 1954) heeft een veelzijdig oeuvre op zijn naam staan. Hij staat bekend als een sociaal bewogen, humoristische dichter die graag experimenteert met nieuwe vormen en uitdrukkingswijzen. Chen is behalve dichter ook een groot muziekliefhebber en een productieve poëzievertaler, twee invloeden die duidelijk hun sporen hebben nagelaten in zijn werk. Vanuit zijn woonplaats Hualian, op de rand van het eiland Taiwan, kijkt hij de wijde wereld in, open voor alles wat menselijk is. ‘Ik bén het eiland,’ zei hij treffend in een gesprek dat Martin de Haan en ik met hem hadden.
Een beschamend groot bed, die femme fatale woelt de hele dag met haar minnaar een deken van waterblauw en golvend wit van hier naar daar
september 19744
Minnares
Mijn minnares is een ontstemde gitaar, haar gladde romp verborgen in haar koffer voor het schijnsel van de maan.
Af en toe haal ik haar eruit en neem haar in mijn armen, zacht streel ik haar koude hals. Mijn linkerhand aan de sleutels, mijn rechter aan de snaren, zo stem ik haar tot ze goed gespannen is, een echt zessnarig instrument, gespannen haar ontvlambare schoonheid.
Maar als ik begin te spelen breken ineens de snaren.
oktober 19744
Dichtersdag
Toen zei hij omdat hijzelf poëzie was.Toen vervolgde hij dat hij zo schreef omdat hij zo wilde schrijven.Toen zei hij die het niet met hem en hem en hem eens wasdat hij poëzie schreef omdat zijn liefje hem te veel liefhad.De bladeren van de opgegeten rijstnoedels gooiden we in de rivier.Toen zei die grote dichter met die rode das en sportschoenendat poëzie de vettigheid van kleefrijst is die op het water drijften gelijk staken we onze armen ernaar uit. De dichters lachten.Degene die veel dronk én veel praatte zei dat poëzie nu eenmaalongrijpbaar is; daarop rochelde hij, improviseerde twee regelsen verontschuldigde zich dat zijn buik echt te dik was.Vervolgens sprongen we de rivier in, op de avond van dichtersdag.Toen ik zonk hoorde ik zeggen dat we in ons volgende levenook dichters zouden zijn, als, ik weet niet wie het zei,als de maan ook onze lijken zou zien.augustus 1975Noot van de vertaler: Dichtersdag wordt gevierd op de vijfde dag van de vijfde maand van de maankalender, de dag dat de beroemde dichter Qu Yuan (343?-278 v.Chr.) de verdrinkingsdood verkoos. Het is traditie om op die dag rijstnoedels gewikkeld in lotusbladeren te eten.
Dierenwiegeliedje
Voetstappen in de sneeuw
Kou vraagt om slaapdiepeslaap, vraagtom een gevoel zacht als een zwaaneen regel neergekrabbeld in rulle sneeuwin louter witte, witteinktneergekrabbeldom zijn stemming, de kouwitte sneeuwaugustus 1976
Dierenwiegeliedje
Laat de tijd vast zijn als de vlekken van een luipaardeen vermoeide watervogel glijdt over het water zacht zijntranen druppelend als een afgeschoten pijl voor hij neerkomtdit is de tuin de tuin zonder muziek de grijzige olifantkomt met zware zware stappen voorbij en vraagt jete zorgen voor de honingraat de honingraat zonder bijenVoor de nacht voor het gras zonder kleren ruim ik dauw wanneerde sterren rijzen de hemel traag hoger wordt dan de giraf in de deurlaat zogende moeders ver van hun kinderen gaan zoals eenkat uiteindelijk ook zijn gekromde rug ontspant volhard niet langerabstract in de kleur van liefde de hoogte van dromen wantdit is de tuin de tuin zonder muziekImiteer de klungelige ezel niet in zijn gesnurk als hij langsparadeertlaat de tijd zijn adem inhouden als een beer die voor dood gaat liggeneen paar sneeuwwitte bloemen slaan op zijn wimpers een paar vlindersik poets de deurplaat voor de stal voor de zwaluwen zonder dakrandwanneer de grijzige olifant met zware stappen voorbijkomt en je vraagtde kieren te stoppen voor de kapotte pilaar de pilaar zonder verdrietDit is de tuin de tuin zonder muziek adelaars stop met cirkelenjachthonden stop met rennen als het voorhoofd van engelenbreed genoeg voor vijftig forten en zevenhonderd rijtuigenlaat kinderen die ver van hun moeders zijn terugkeren zoals langbegraven mythes en religies opnieuw worden ontdekt en aangehangenik zal bidden voor de fruitbomen de fruitbomen ontdaan van hun fruitLaat de tijd vast zijn als de vlekken van een luipaardeen paar sneeuwwitte bloemen slaan op zijn wimpers een paar vlinderswek de woede niet van de leeuwen die rustig slapendit is de tuin de tuin zonder muziek de grijzigeolifant komt met zware zware stappen voorbij en vraagt jevraagt de modder om snel zijn voetstappen te verbergenjanuari 1977
Een huis
Eenvoud is een ingewikkeld huis, de minnaressenvan wie dat zeggen wonen misschien wel naast het postkantoorwat inhoudt dat ze gewend zijn in alle vroegte ansichten te ontvangen,tussen stempel en groet een grasveld te vinden, een vlucht zeemeeuwenof een bootwant een boot is een raam en een raam is groter dan een huisMaar echt onuitstaanbaar vinden ze de pakjesmetafooren dus moeten hun minnaars eerst een boom in klimmen, fruit plukken endoormidden snijden, de controversiële liefde erin stoppen, dichtlijmenen dan, alsof er niks is gebeurd, stiekem het fruit terughangenen naar beneden klimmenMaar de minnaressen moeten welwant de definitie van een eiland is: aan alle kanten omringd door zeede definitie van een la: gaat niet meer open als de sleutel kwijt isaugustus 1978
Stortregen
Wreed als de vleermuizen van gisteravondklapwiekende, gigantische vleugels dringen ineensde aluminium deuren en ramen van de weerloze slaap binnendrukken ongenadig een veeg teken op de mondhoek van de middag:een snerpende kreet –rondom zie je gesmolten en verstijfde tijdeen wirwar van kleine paadjesde angst te verdwalen wordt sneller nat dan de grond:ik wil mijn wereld kleiner dan een snoeptrommelsteviger dan kristalglasaugustus 1978
In een stad opgeschrikt door aanhoudende aardbevingen
In een stad opgeschrikt door aanhoudende aardbevingen hoor ikduizend kwaadaardige jakhalzen tegen hun kinderen zeggen:‘Mama, ik had ongelijk.’Ik hoor rechters huilenpastoors berouw hebben, ik hoorhandboeien uit kranten vliegen, schoolborden in beerputten vallenik hoor geleerden hun schoffel neerleggen, boeren hun bril,en dikke zakenlui hun roomboterkleren stuk voor stuk uittrekkenIn een stad opgeschrikt door aanhoudende aardbevingenzie ik geknielde pooiers vagina’s teruggeven aan hun meisjesnovember 1978
Wolkbreuk
Stormlied
Dertig jaar. De bedeesde blik van een kind.Weer om vijf uur wakker van een nachtmerrie.Nog altijd zijn er leraren om je te examineren.Nog altijd zijn er verklikkers om je aan te geven.Nog altijd zijn er drilmeesters, instructeurs,patrouilles om je in te tomen,je rechtschapenheid te controleren.Gezicht wassen, tanden poetsenen voor je naar de wc gaat dat gedicht uitlezenvan gisteravond.Ontbijttafel. Scooter.Vlag hijsen. Goedemorgen meester.Bij zon hardlopen.Bij regen een paraplu open en dicht klappen.Er waait een stormwindover de mist van een eeuw neerslachtigheidover het opgestapelde stof op de bureausover het vuil in de hoeken van de plaatselijke krantover de gemeenplaatsenover de hypocrisieover de boekentassenover de helm van het hoofd personeelszaken.Er waait een stormwindover de tranen van duizend jaar onrustover de reizigers die over doornen struikelenover het peinzende sterrenlicht in de donkere nachtover de opgebrande schrijvers met ogen vol woedeover de weduwen met dromen vol haat, bloedige haatover de mestgierover het grasgroenover de wilde rozen in zusjes haar.Dertig jaar. De zware stap van een schildpad.Blijkbaar nog steeds even trots.Blijkbaar nog steeds in staat te schaterlachen.Koude thee. Warm zweet.Naar boven. Einde les.Onderweg constant knipperende verkeerslichten. Leuzen.Geschiedenis. Zwarte mist.‘Er waait een stormwind, waarover waait hij dan?’Over alle mensen met liefde en tranen.oktober 1982Noot van de vertaler: ‘Er waait een stormwind, waarover waait hij dan?’ is een populair kinderspelletje in Taiwan.
Tarokokloof, 1989
1In de druilige lentekou probeer ik je stilte te doorgronden.Je uitgestrektheid is een vertrouwde nabijheid.Hemelhoge bergwanden liggen in mij als een korreltje zand.Wolken en nevel schuiven voorbij.In de vochtigheid wiegelt en rust het welig groen.Je tederheid is als adem,als de dwarreling van een blad, de zweefvlucht van een vogel,ze lijkt op het opengaan van de boombloesemsdie op de gladde, steile bergtoppen en kliffen staan.Je diepte aanvaardt pijn en verrukking,plechtig als het dichte regenwoud,de donkerblauwe sterrenhemel. Je intensiteitpasseert de woeste bergstromen van vorige zomer,galoppeert in de zonnige ochtendzoals de hazen huppelen en de vogels gaan.Het is alsof ik het leven tot het leven hoor roepenin de diepe poel waar ik als kind speelde,in de droom waaruit ik afgelopen nacht wakker schrok.Het is alsof ik het vuur van de geschiedenis zie,omgekeerd en bevroren door de tijd,boven op de ruige rotsen,onder in de vallei vol neergestorte keien.Je groeven zijn als wolken, als watertussen het eindeloze staren van bergen naar bergen,in de eindeloze weerkaatsing van hemel en aarde.Toch zie je nog altijd stilzwijgend toehoe ik over je bergpaden ga.Je ziet mij keer op keervoor je ogen neervallen,net als zij die duizenden jaren lang in je armenzijn gevallen, hebben gebloed, gestorven zijn.2Hoe vaak heb je de kinderen in je armenlaten vallen en gekneusd weer laten opstaan?Hoe vaak heb je hen het dichte bos vol verrotte bladerenin laten trekken en doen verdwalen?Je ziet jeugd als een snelle waterval uiteenspattenen met bergbeken de verre zee in stromen.Je ziet wolken beladen met dromen langsdrijvenen traag in grotere dromen opgaan.Je laat hen een rotsblok zoeken om rustig op te zitten mijmeren.Je laat hen leunend tegen klokgelui de schemer in gaan,opgroeien tijdens een wolkbreuk.Je laat hen lang boven de gapende afgrond stilstaan,ze zien druppels water door de rotsen dringen,ze zien tijd vervlieten, dag in dag uit.Tijd vervliet, dag in dag uit.Je liet roodharige Spanjaarden het goud uit je kloof halen.Je liet roodharige Hollanders het goud uit je kloof halen.Je liet door de Mantsjoes verdreven Chinezen het goud uit je kloof halen.Je liet Japanners die de Mantsjoes verdreven het goud uit je kloof halen.Forten, kanonnen, doden in je kloof.Forten, kanonnen, doden op je helling.Forten, kanonnen, doden bij je bron.Je hoorde de overgekomen Chinezen tegen de inlanders onder hun mes:‘Geef je over, Tarokobarbaar!’Je hoorde de overgekomen Japanners tegen de inlanders onder hun geweer:‘Geef je over, Tarokobarbaar!’Je zag de getatoeëerden uit de bergen gaandeweg naar de heuvels verhuizen,van de heuvels naar de vlakte.Je zag ze gaandeweg hun huizen verlaten,stilzwijgend.3Je zag ze gaandeweg hun huizen verlatenen naar je toe komen,die Chinezen die door Chinezen de zee over waren gedreven.Met explosieven, nostalgie en bulldozers uit de oorloggroeven ze nieuwe dromen in de wirwar van je skelet.Enkelen raakten vermist in de tunnels die ze zelf hadden geboord.Enkelen zonken met vallende rotsen in de eeuwige afgrond.Enkelen lieten een hand achter, een voet,leerden van de standvastige bomen rechtop in de wind te staan.Enkelen trokken hun oude gewaden uit, namen een schoffel open nagelden nieuwe deurplaatjes langs de nieuwe wegen.Van de nieuwe meisjes in het vreemde land leerden zete enten, bloed te mengen, zich voort te planten.Als immer voortgeteelde peren, kolen en Californische pruimenpootten ze zichzelf in jouw lichaam.Ze hingen nieuwe plaatsnamen langs de nieuwe wegenen in de lentekwam hun grote leider met zijn medailles opgespeldin Tianxiang van de gevallen pruimenbloesems genieten.Ze spreidden het keizerlijke bedop het pad naar de warmwaterbronnen, met hete stoom erboven,en reciteerden luid het Lied van Rechtschapenheid.Maar jij bent het Huaqingmeer niet of de Maweiheuvel,jij bent het verre, schimmige Chinese landschap niet.De beroemde meester-schilder Daqian streelde bevendzijn mooie baard, onwerkelijker dan bergnevel.Met halfabstracte vlekinkt strooide hij nostalgieop jouw concrete gezicht.Ze schilderden ‘Tienduizend mijl van de Yangzi’ op je bergwanden.Maar je bent geen landschap,je bent geen landschap in een landschapsschildering.Li Tangs ‘Wind in de dennenravijnen’ hangt niet aan je voorhoofd,net zomin als Fan Kuans ‘Reizen tussen beken en bergen’.Voor de toeristen die je in hun airco-bussen bezoekenben je natuurschoon(zoals de Portugezen die vierhonderd jaar geleden in een bootlangs de oostkust voeren op vreemde toon ‘Formosa’ riepen).Maar jij heet niet Formosa, al ben je wel mooi.Je bent geen landschap om weg te halen, op te hangen, tentoon te stellen.Je leeft, je bent leven.Je bent een machtig, onvervalst bestaan voor hendie met jouw bloed kloppen, met je ademen,voor jouw volkeren4Ik zoek de mistige dageraad.Ik zoek de eerste zwarte langstaartfazant die over de kloof vloog.Ik zoek de indigo en de wolfsmelk die elkaar door spleten begluurden.Ik zoek de tongen die uit volle borst zee en morgenglans bezongen.Ik zoek de rode knieën van de avondzon die vliegende eekhoorns najoeg.Ik zoek de kalender van de bomen die met de temperatuur verkleurden.Ik zoek het volk van de wind.Ik zoek de riten van het vuur.Ik zoek de hoefslag van het everzwijn die weerklonk met het spannen van de boog.Ik zoek de bamboehuizen van dromen die op watersnoodkussens sliepen.Ik zoek de bouwkunst.Ik zoek de zeevaart.Ik zoek de huilende sterren in rouwkledij.Ik zoek de haakachtige bergmaan waaraan de bloednacht en de kloof hingen.Ik zoek de vingers die zich hoog aan de kliffen vastketenden en zich opbliezen met de berg.Ik zoek het licht dat door de wanden boorde.Ik zoek de schedel die op de boeg van het schip botste.Ik zoek het hart dat is begraven in vreemde aarde.Ik zoek een hangbrug – een lied zonder schoenveter misschien.Ik zoek de grot der echo’s, betekenisvolle klinkers en medeklinkers:Tangarao, Bunkium, Tupido,Tanlongan, Losao, Teruwan,Topogo, Sumeg, Lupog,Kobayan, Balanao, Botonof,Kumoxel, Kalagi, Baga-Paras,Kalapao, Tabula, Lapax,Qesia, Busiya, Tassil,Sexengan, Sidagan, Sikalaxen,Qaugwan, Tomowan, Bolowan,Vetodan, Putsingan, Senlingan,Daoleg, Degalan, Degiag,Sakadan, Palatan, Sowasal,Bunayan, Bololin, Tabokyan,Owai, Doyun, Batakan,Dagali, Xoxos, Waxel,Sikui, Bokusi, Mogoyisi.5Ik zoek de grot der echo’s.In de druilige lentekou probeer ik het geheim te doorgrondenvan ons nederige verblijf op aarde.In de herfst lopen ze samen over de bergpaden in de kloof.In bossen of langs beken wacht hunmisschien een plotselinge groep makaken,misschien twee onbewoonde bamboehuizen, stilnaast het braakliggende ploegland.Verder op het oude pad passeren ze kruipend onkruid,stuiten weer op gecamoufleerde Japanse loopgraven.Nog verder een inheemse strooien jachthutmet wat scherven aardewerk,recentelijk daar achtergelaten door een opgravingsteam.We gaan om Huitouwan heennaar de hangbrug, waar negen oude pruimenbomen staan.Waar ooit de Japanse politie zat gooit een moderne postbodevrolijk de post in de verschillende brievenbussen.Misschien wordt hij opgehaald door de veteranen van het Lianhuameer,die na twee uur lopen bij de hangbrug komen,misschien door de vrouwen uit het dorp Mei,die in een pick-up naar beneden komen hobbelen.Hobbelend komen jullie het schemerige gehucht binnen.Een gezonde dorpsjongen rent jullie opgewonden tegemoet.Zijn behendige gestalte is als het hert dat zijn grootvadervijftien jaar geleden heeft geschoten.‘Mijn vader heeft de thee al klaarstaan!’Bamboedorp, de naam van hun geboorteplaatsis als de Tanggedichten die zijn vader in zijn jeugd las.Net zoals de Atayal die hier vijftig jaar geleden ploegden en jaagden,kwamen zij van over zee en werden eigenaar van dit stuk grond,ze kweekten hun fruitbomen, brachten hun kinderen groot.6In de druilige lentekou probeer ik het geheim te doorgrondenvan ons nederige verblijf op aarde.Klokgelui stuwt klokgelui.Gebergten voorbij gebergten.Ik ga de trappen op, nader schuin in de schemeringde boeddhistische zang in de tempel boven op de rots.Als wederkerende golven,als jouw weidse bestaan,die lage, galmende zang, eenvoudig en toch ingewikkeld,omvat je verfijning en weidsheid,omvat je droefenis en vreugde,omvat eigenaardigheid,omvat onvolkomenheid,omvat eenzaamheid,omvat haat.Net als de genadige, bescheiden bodhisattva ben jij ookeen stilzwijgende Godin van Barmhartigheid.Je ziet rechtvaardig toe opde wording van hemel en aarde,de dood van bomen, de geboorte van insecten.Het landschap fluistert, de kosmos is eindeloos.Het is alsof ik het leven tot leven hoor roepen,door het onwerkelijke tafereel van berg en water,door de eeuwige grot der echo’s,tot in deze nacht.Hemelhoge bergwanden liggen in mij als een korreltje zand.maart 1989Noot van de vertaler: In deel vier komt een lijst met plaatsnamen uit het Nationale Park De Tarokokloof voor, dat zijn de inheemse namen die in de taal van de Atayal allemaal een specifieke betekenis hebben. Tupido bijvoorbeeld, het huidige Tianxiang, betekent oorspronkelijk ‘palmboom’; Losao betekent ‘moeras’; Tabokyan betekent ‘zaaien’; Putsingan betekent ‘weg die je moet gaan’; Bolowan betekent ‘echo’. Zie Liao Shouchen, De cultuur van de Atayal (Taipei, 1984).‘Lied van Rechtschapenheid’: Geschreven door Wen Tianxiang (1236-1286), de laatste kanselier van de Song-dynastie, na zijn gevangenneming door de Mongolen.
Dictatuur
Agenten die naar believen met de grammatica knoeien.Enkelvoudig maar gewend om meervoudige vormen te gebruiken.Objecten maar omhooggevallen tot subjecten.In hun jeugd verlangend naar de toekomende tijd.In hun ouderdom zwelgend in de verleden tijd.Vertalen overbodig.Tegen hervorming.Vaste zinsbouw.Vaste zinsbouw.Vaste zinsbouw.Maar één overgankelijk werkwoord: onderdrukken.mei 1989
De muur
Hij hoort ons huilenHij hoort ons fluisterenHij hoort ons het behang scheurenongerust de stemmen van vertrokken familieleden zoeken– hun kolossale ademhaling, gesnurk, gehoestdie wij nooit hebben gehoordDe muur heeft orenDe muur is een zwijgzame recorderWe geven hem spijkerster herinnering aan de afwezige hoeden, sleutels, jassenWe geven hem spletenter berging van de kronkelende liefdes, praatjes, schandalenWat eraan hangt is de klokWat eraan hangt is de spiegelWat eraan hangt is de schaduw van verdwenen dagende lipafdruk van uitgeholde dromenWe geven hem dikteWe geven hem gewichtWe geven hem stilteDe muur heeft orenOp onze zwakte rust zijn kolossale bestaanjuni 1990
Ansichtkaarten voor Messiaen
1We zijn allemaal hangendetranensterrenregenbogenvogelsboven de afgrond van de tijdzingendzingendeen tuin van verdriet in de lucht2We rennen over een wereldbolik ben in het oude Aziëjij in het verre Europaiemand draait de wereld rondwe glijden uit, vallen samenin de oceaan van melancholie3De oceaan, gekweld maar sereenademtademtademtliefde4Als een golvenrij vol kracht en lichtstijgenddalendAls een cyclische, geheime tunnelvan bergkloof tot melkwegvan droom tot droom5Vogels vliegen een vijfhoekige tuin inmuziek stroomt muziek inwestoostharmoniedisharmonieop basis waarvanfebruari 1990Noot van de dichter: Deze gedichten zijn geschreven op basis van muziek die ik recentelijk heb gehoord, vooral Messiaen (1908-1992), Nono (1924-1990), Webern (1883-1945) en Takemitsu (1930-1995). Takemitsu heeft gezegd: ‘De vreugde van muziek lijkt eigenlijk niet te scheiden van verdriet, het verdriet van het bestaan. Hoe meer je de pure vreugde van musiceren ondergaat, hoe dieper je dat verdriet kunt voelen.’
Reizen in de familie
Een hond die naar de maan blaft
De tijd laat zijn hond ons bijten.Hij bijt onze mouwen eraf, laat een paarvodden van vergetelheid achter.We kopen suiker aan de overkant, vinden een afgedankte arm– zouden we hem in de dichtstbijzijnde brievenbus gooien?Misschien ontvangen onze ouders hem op reisin hun verre hotel.Misschien wordt hij opgehangen bij de ingang van een stationen wordt er elke vijf minuten omgeroepen:‘De reiziger die een arm kwijt is, wordt verzocht hem bij de informatiebalie te komen ophalen.’We geloven niet dat zij onze familie en vrienden van lang geleden zijn:een zakdoek uit de kindertijd, een huiswerkschrift, de lippenstiftvan een liefje, een bh, een diploma.We rapen het speelgoed op dat op de grond is gevallenen horen het zeggen: ‘Au, dat doet pijn.’De maan zit op de hemel geplakt als een postzegel verscholen achter het stempel.We schrijven brieven met balpennen van sterrenlicht en sturen ze aan God,hij woont ten noorden van de schuilkeldersen twee intercitystewardessen met rode jurk en hoedduwen hun karretje en vragen of hij medicijnen wil kopen.En dat is natuurlijk bitter.Toch heeft hij ons nog een familiefoto gestuurd:de kolonel, grootgebracht in de oorlog, de zwarte bordeelhoudster,Gino de kater, A-lan de oude meid, haar hele leven ongetrouwd,ze zijn er allemaal, op het perron van de tijd,tegenover een hond die met wijdopen ogen naar de maan blaft.Ze wachten om opnieuw langs ons te strijken.We openen het postzegelalbum en zoeken argwanendde ene na de andere kreet die ons bekend voorkomt.Misschien is dat wat ze familiereünie noemen.oktober 1990
Ansichtkaarten voor de tijd
LandschapLandschap is er nog,landschap is een immens boekjouw, mijn wind bliesberoerdeeen blad, twee…is een ansichtkaart zonder adresachtergelaten om te worden gepostgeschreven door de tijdgelezen door de bomenBoekbladeren zijn boombladerenwanneer wij, koukleumen, op de dorre takken springenen als vogels de wereld uit vliegenOntmoetingOntmoeting in juliontmoeting in de tuin van juliin de duizeling van het bouwsel van louter licht en geurlaat mij een roos voor je plukkenen verlaat mij verderverlaat de groeiende schaduw achter mijWereldElke bloem is een vuurknopeen geheime spiegeldie berglicht en waterschaduw verbergten brandend verlangenWe zijn in de spiegelwe zijn buiten de spiegelwe zijn in de bloemblaadjes, velewaarheden en illusies weerspiegelen elkaarDeze wereld met ons leed en verdriet,kan hij enkelde tong zijn van een andere, onzichtbare vuurknop?Slapeloze nachtSlapeloze nachtDe rust van het hele hoteldrukt op mijn kussenals een volle urineblaasin een kelder waar onophoudelijk water druppeltverwaarloosde waterkranen van de hele staden spermaHangbrugHangbrugtussen mijn dromenen jouw oeverIn het geluidvan de wielen van twee treinendie in tegengestelde richting voortgaanEen denkbeeldige tunnelvol herinneringen en echo’sHangbrugtussen deze werelden die anderenovember 1991
Rivier van schaduwen
Uit onze theekop stroomt elke dageen rivier van schaduwen.De vlekken van onze lippenafdrukzijn de één voor één verdwijnenderivieroevers.Een kamer vol theegeuren lokt ons in slaap.Misschien drinken we tijd,misschien onszelf,misschien onze ouders die in het kopje zijn gevallen.Van de bodem met thee-aanslag vissen wehet landschap van vorig jaar,een bergvol jasmijn,uiteengevallen bloesems.We zien de koude rivier weer aan de kook komenen de duisternis die langzaam invalt vloeibaar maken.En dan zitten we thee te drinkenachter een kopje dat oplicht als een lantaarn, we zittenop een oever hoog als dromente wachten tot de thee rivier wordt,te wachten tot de bomen bloeien en vrucht dragen,totdat we net als onze ouders incarneren,in een vrucht,een theebloem,en in de rivier van schaduwen vluchten.februari 1992
Microkosmos – honderd moderne haiku’s
(selectie)6Een snelle neerwaartse glissando,iemand zet een laddervoor het raam van mijn jeugd.14Ik wacht, verlang naar jou,in de lege beker van de nacht probeerteen dobbelsteen op zijn zevende kant te draaien.20Een ijslolly,vanuit de mondhoek van de droomsmelt de glimlach van een zomernacht.21Tranen zijn als parels, nee, tranen zijn alszilverstukken, nee, tranen zijn alslosgeraakte knopen die weer vastgenaaid moeten worden.26Ik drink de thee die jij hebt ingeschonken,ik drink de lentekoudie tussen je vingers naar beneden glijdt.33Dood insect in een woordenboek– lezend onder de zon,een nieuw woord.35Eenzame toppen,verbonden door eenzaamheid enogen van zwarte en witte vogels.38Een nacht koud als ijzer,percussiemuziek van lichamendie vuur maken.46Gevangenen van stilte: we slaan met taalde transparante muur aan diggelen en worden gedwongenmet onze adem de stiltescherven weer op te rapen.58De kooi van troosteloosheid openen:naar buiten vliegt de ledige leegte,naar binnen vliegt de lege ledigheid.66Het wit van het lichaammaakt een moedervlekje tot een eiland, ik misde glinsterende zee in je kleren.73Lezen op een voortdenderende trein:op zoek naar de verloren tijd, buiteneen grote zwijgende zee.78Ze drukken de droom platals een creditcard en wachten tot de nachtin geldnood langskomt om te pinnen.86Ik ben mens,ik ben een wegwerpaanstekerin het donkere heelal.87Een granaatappel in de regen,vochtig groen,alsof hij iets wil zeggen.
De rand van het eiland
Ochtendblauw
Tussen het wit van de nacht en het zwart van de daggeef je mij welwillend ochtendblauw,je blauwe ondergoed, dat nergens verkrijgbaar is,je blauwe haarlint, dat golft in de wind.Welwillend geef je me gekleurde brokken melancholieom de leegte in mijn hart te bedekken na een slapeloze nacht,welwillend geef je me vochtige zielom het zwart te smelten van de dag die volgt.Jij, blauw schaap,je rent op en neer langs de grenzen van de droom,je weerlegt mijn gedachten met blauwe wollige schaduw,je onderdrukt mijn adem,laat me naar je blauwe ogen verlangen,laat me uitkijken naar je blauwe tong.Blauwe zeegolven, brekend in het slikken en spuwen,laten mij op het strand bij ebje verloren blauwe ketting oprapen,je weggesijpelde tepelhoven verzamelen.Je laat mij jouw resterende speeksel zien als de zee,als de Middellandse Zee,en tussen de immense continenten van dag en nachteen streepje hemelblauwe kust beschermen.O, godin van het kwaad, meesteres van de ochtend.juli 1994
Nachtelijke vis
’s Nachts word ik een vis,een amfibie, zonder bezitmaar ineens rijk en vrij.Leegte? Jaleeg als het wijde hemelruim.Ik zwem in nachten natter en zwarter dan jouw vagina,als iemand die in alle zeeën thuis is.Ja, het heelal is mijn stad,gezien vanaf al onze stadszwembaden hier bovenis Europa enkel een verschrompeld stukje varkensvleesen lijkt Azië net een gebroken theekopje naast een stinkende sloot.Laat jullie zoete familieliefde maar stromen,het kraanwater van jullie ethiek en moraal,het badwater dat om de dag wordt ververst.Ik ben een amfibie,zonder bezit en zonder angst,ik strijk neer in het wijde heelal,strijk neer in je dromen van dag en nacht.Een bader badend in weer en wind.Manmoedig zwem ik je door je lucht,zwem ik door leven en dood, waaraan je nooit kunt ontsnappen.Wil jij nog steeds met je vrijheid pronken?Kom, ervaar een vis,ineens rijk en vrij door jouw vertrek,ervaar een ruimtevis.juli 1994
Rozenlied
1Mijn roos, ik wil je niet plukkenwant ik ben geboren in een tuinmet een roos als bedjasmijn als kussen2Roos tussen rozenbloem tussen bloemenmeisje tussen meisjesliefje tussen liefjesSierlijke roosfleurige bloemeeuwig trouwmeisjelief3Je roofde mijn levenmeisje met je golvende harenje roofde mijn levenaan de oeverIk zag met golvende hareneen meisjeje roofde mijn levenmeisje met je golvende harenje roofde mijn leven4Isabella, Isabellaje bent je ceintuur verlorenkijk, daardaar drijvend in het waterIsabella, allerliefste!5Ik zie dauwhangenop je boezemParelsdie zweetgeurafgevenVlij je tegen me aanook al heb je een dolk bij jeom me te verwondenWat is de nacht langveel te lang6Word wakker meisje, ontwaakmeisje, je moet opstaan en dansende dood is gekomener is geen ontsnapping mogelijkO, zo koudzo’n koude windde dood is gekomen7Aan de rand van de put naast de rozenstruiken,een jongen en een meisje wassen zichin het kristalheldere putwaterhij wast zijn gezicht met zijn handenAan de rand van de put naast de rozenstruiken,een jongen en een meisje wassen zichhij wast haar gezicht, zij wast zijn gezichteen jongen en een meisje wassen zich8Mijn hart, waarom toch zo slapeloosin nachten gemaakt voor de liefdeals het meisje om wie je geeftin de omhelzing van een ander ligt?9De nachtegaalzingt enwordt steeds magerderIk wachtop mijn jongenlief enword steeds magerder10Ik,Rainer Maria Rilke,hier eeuwig slapend,gestorven om een roos.Mijn gedicht iseen andere roos,het grafschriftvoor mijn leven:Rooso, reine tegenspraak.juli 1994Noot van de dichter: Deze tien gedichten hebben een verschillende oorsprong, waaronder flamencoliederen, oude gedichten en volksliederen uit Spanje, Perzië, Peru en Japan, en het grafschrift van Rilke. Samengevoegd vormen zij één gedicht.
Stadje
Zij wonen hier. Wat wind, watwolken. Een straat treft een andere, het snijpuntvormt een kruis. Aan de overkant van de straat rapenzij verwaaide boomschaduwen en binden die methun juist gepolijste humeur aan de deurpost. Tweekruizen maken een vierkant, blok na blok,als een schaakbord. Zij bewerken het land, vangen vis,smeden en jagen. Olifant 3 + 5. Paard 2 + 4. Katapult 6 = 3.Wagen 8 + 1. Ze ontmoeten wat anderen. Ruilen katoenvoor zijde, perziken voor peren. Sommige van de verwaaideboomschaduwen worden de schoonfamilie van een ander stel,anderen vallen in een vijver verderop, veranderen indood. Een beekje gaat vanaf de voet van de berg doorhet schaakbord, draagt grassen en gesjirp mee, raast de zee in.Beek en zee beuken op elkaar in wentelingen, de zwijgendetoeschouwers van het schaakspel roepen: Wieling!Wieling! Hun naam. De golven van het levenoverstromen het schaakbord, minimalistisch en glinsterendstorten ze vanaf de hoogte omlaag, impressionistischemuziek met cyclische variaties, die groeven draait tothet schaakbord ronddraait als een platenspeler. Een straattreft een andere, het snijpunt is een kruis. Aan de overkantvan de straat rapen zij vissen, door een aardbevinguit hun pan geschud, en nagelen die met hun juistgepoetste huisnummers aan de kozijnen. Twee kruizenmaken een vierkant, blok na blok, als een schaakbord.Ze wandelen, drinken thee, trekken hun tanden,bedrijven de liefde. Katapult 5 + 2. Paard 4 – 6. Pion 7 + 1.Pion 2 = 3. Een beekje gaat door het schaakbord, raast de zee inzoals de naald via de groeven op de langspeelplaatmuziek geeft. De geluiden die plotseling uitbarsten zijnverwaaide boomschaduwen. Anderen rapen ze open geven ze aan hen terug. Zij wonen hier.april 1995Noot van de vertaler: De oude naam van Hualian (spreek uit: Gwa-ljèn), aan de oostkust van Taiwan, is Huilan (spreek uit: Gwee-lan), wat wieling, draaikolk betekent.
Oorlogssymfonie
juli 1995Noot van de vertaler: het eerste karakter in de tekst, bing, betekent soldaat. In het tweede deel wordt dat steeds vaker afgewisseld door de karakters ping en pang, die klinken als geweerschoten en eruitzien als het karakter voor soldaat, maar één ‘been’ missen. Het karakter qiu in het derde deel is het karakter voor soldaat maar dan zonder ‘benen’. Het betekent (graf)heuvel.Hier een animatiefilmpje van het gedicht.
Meubelmuziek
Ik lees in de stoelIk schrijf op de tafelIk slaap op de vloerIk droom naast de kleerkastIk drink water in de lente(de beker staat in de keukenkast)Ik drink water in de zomer(de beker staat in de keukenkast)Ik drink water in de herfst(de beker staat in de keukenkast)Ik drink water in de winter(de beker staat in de keukenkast)Ik open het raam en leesIk doe de lamp aan en schrijfIk trek het gordijn dicht en slaapIk word wakker in de kamerIn de kamer is de stoelen de droom van de stoelIn de kamer is de tafelen de droom van de tafelIn de kamer is de vloeren de droom van de vloerIn de kamer is de kleerkasten de droom van de kleerkastIn het lied dat ik hoorIn de woorden die ik spreekIn het water dat ik drinkIn de stilte die ik achterlaatjuli 1995
De rozenridder
Een handstand, ondersteboven breng ik de vorige zomer terugom aan de schaduwen te likken van de laatste roos in de zomerzon.‘Zo’n geluk is zo zwaar dat het haast niet te dragen is.’Rozen zijn rooskleurig, bloemblaadjes bladvormig.Ik buitel op je handpalm, laat in een wirwar de blaadjesvan herinnering vallen. Een rozenridder met de tijd als halterop een draaimolenpaard.‘Ik heb me voorgenomen hem op de juiste manier lief te hebben,zo dat ik zelfs zijn liefde voor een ander liefheb…’Rozen zijn rooskleurig, halvemanen halvemaanvormig.juli 1995
Formosa, 1661
Ik heb altijd gedacht dat wij op een koeienhuid leven,hoewel God heeft gegeven dat ik mijn bloed, urineen ontlasting met dit land vermeng.Vijftien rollen katoen voor een landje zo groot als een koeienhuid?Hoe konden de inboorlingen weten dat je een koeienhuidin repen kunt snijden en zo, als de geest vande alomtegenwoordige God, heel het eiland Taoyuan, heelFormosa kunt omringen? Ik houd van de smaak van hertenvlees,ik houd van rietsuiker en bananen, ik houd vande ruwe zijde die de VOC terug naar Nederland verscheept.De geest van God is als ruwe zijde, glad en puur schijnt hijop de jeugd van Bakloan en Tavacan die elke dagnaar school komt om te leren spellen, schrijven, biddenen de catechismus te leren opzeggen. O Heer, ik hoorde smaak van hertenvlees in het Nederlands dat zij spreken(net als het Sideia, dat ik soms spreek tijdens de mis).O Heer, in Dalivo heb ik vijftien getrouwde vrouwenen meisjes het onzevader geleerd, de tien gebodenen gebeden om voor en na het eten te zeggen; in Mattau heb iktweeënzeventig getrouwde mannen en ongetrouwde jongensverschillende soorten gebeden en de geloofsartikelen geleerd,ik leer ze lezen en vergroot hun kennis via de oprechte lessenen preken van de religieuze catechismus. O, kenniskun je als een koeienhuid opvouwen en in een reistasstoppen, van Rotterdam naar Batavia, van Batavia naardit subtropische eiland, en ontvouwen tot akkers van Oranje,het land van God, gesneden tot repen van vijfentwintig ge,bij elkaar één jia of drie bij vijf zhangli.In Zeelandia, tussen de waag, het cijnshuisen het theater, zie ik haar wapperen als een vlag, Provintiatoelachend vanuit de verte. O, kennis geeft mensenvreugde, zoals goed voedsel en gevarieerde specerijen(als ze nu eens wisten hoe je peultjes moet klaarmaken).De mandarijnen, zuur en bitter, zijn groter dan sinaasappelen,maar zij weten niet dat in de zomermaanden water vermengdmet zout en geplette mandarijn beter smaakt dan liefdesgenot.In Tirosen heb ik dertig jonge echtgenotes diverse gebedengeleerd en Kort Begrip; in Sinkan heb ik honderd twee getrouwdemannen en vrouwen leren lezen en schrijven (ah, ik voeldat de bijbels in de gelatiniseerde transcriptie van hun talende smaak hebben van hertenvlees met Europese gember).Het boek Prediker in het Favorlang, het evangelie van Mattheusin het Sideia: een huwelijk van het beschaafde en het primitieve.Laat de geest van God het vlees van Formosa binnendringen – of laathet hertenvlees van Formosa mijn maag binnendringen en mijn milt,en mijn bloed, urine en ontlasting worden, mijn geest. Ik heb altijd gedachtdat wij op de koeienhuid leven, hoewel de oprukkende Chinese troepenmet hun grote bijlen en zwaarden op hun jonken en sampansons weer met een andere, grotere koeienhuid proberen te bedekken.God heeft gegeven dat ik mijn bloed, urine en ontlasting als lettersvermeng met die van de inboorlingen en ze op dit land druk.Maar ik hoop dat zij weten dat deze koeienhuid, waarin een nieuwfonetisch schrift zit verpakt, in repen gesneden kan worden, tot pagina’skan worden gekeerd, een woordenboek volgeladen met klanken,kleuren, beelden en geuren, en zo uitgestrekt als Gods geest.april 1995Noot van de vertaler: Bakloan, Tavacan, Dalivo, Sinkan, Tirosen en Mattau zijn namen van inheemse dorpen op de laagvlakte van Taiwan. De talen Sideia en Favorlang worden daar gesproken. (Sideia wordt ook Siraya genoemd.) Zeelandia is de stad die door de Nederlanders werd gebouwd tijdens hun bezetting (1624-1662) van het eiland Taoyuan (het huidige Anping vlakbij Tainan). Provintia (in het huidige Tainan) was een fort dat ook door de Nederlanders was gebouwd. De Nederlanders zouden de inboorlingen toen vijftien rollen katoen hebben geboden voor een stuk land ter grootte van een koeienhuid, en toen dat aanbod was aangenomen ‘sneden zij de huid in repen en omtrokken een stuk land van meer dan één vierkante kilometer’ (Lian Heng, Algemene geschiedenis van Taiwan). Ge, jia en zhangli zijn landmaten.
De kat met de spiegel
Tango voor de jaloersen
Wanneer je de liefde omhelst als was het een vaatwasser,negeer dan de vettige littekens die zijn achtergeblevenop de borden, afgelikt door andermans tongen, waarop het bestekvan andermans ledematen heeft gesneden. Draai de kraan openom te spoelen. Vergetelheid is het beste afwasmiddel.Onthoud alleen het eervolle, mooie, glanzende deel,want potjes, vooral porseleinen, zijn breekbaar.Gewassen en gedroogd begroeten ze fonkelnieuwalsof er niets is gebeurd, het ontbijt van morgen.Vooral als je leven geleidelijk aan de middag nadertof voorbij is, komt de jeugdige onrust je weer zoeken.Je grijpt de telefoon en belt haar, maar tevergeefs.Achterdocht, ongeduld, je pleegt nog meeranonieme telefoontjes naar onzichtbare rivalen.Je belt de een na de ander (hoe gemakkelijk toch,die moderne communicatiemiddelen), het antwoordkomt van de middag, leeg als een kom. Trek dan alsjebliefttijdelijk de stekker van de vaatwasser eruit, beschouwde telefoondraad die je dwarszit als een baminestjeen slik hem in met wat denkbeeldige sojasaus van wraak.De vaatwasser zal je schande snel wegwassen.Maar de nacht is een grotere vaatwasser.Wanneer het verdriet naar je toe wordt gegooid met de bordenvan vroeger en onafwasbare sterrenvlekjes aan de borden plakken,negeer dan toch die draaigeluiden van de vaatwasser,die onuitwisbare klanken in het stille heelal,negeer die schaduwen toch, die je omgeven alsovergebleven visgraten wanneer zij niet bij je is.Het voelt niet lekker wanneer je die irriterende graten niet uitspuwt,herschik ze tot verzen, één voor één.
[Ongebundeld]
Aluminiumfoliepakje
Drink mijdrink mijn bloeddrink mijn melkdrink mijn speekseldrink mijn vleesnatdrink mijn liefdessappendrink mijn stuiptrekkingendrink mijn blaamvóór de houdbaarheidsdatum(zie bodem van de doodskist)januari 2000
Herinnering aan een vlinder
Het meisje kwam op me af,ze leek net een vlinder. Resoluutging ze recht voor de lessenaar zitten,op haar hoofd zat een fleurigehaarspeld, vlinder op vlinderHoeveel vlinders heb ik in twintig jaarop deze middelbare schoolaan de kust ¬– menselijk, vlinderachtigmet de lente en hun dromen onder de arm –mijn leslokaal binnen zien fladderen?O, LolitaOp een herfstdag voor de middag, de zonwas warm, kwam een felgelecitroenvlinder door het raam naar binnen, cirkelderond tussen de verstrooide leraar en de dertienjarigedie zich op haar werk concentreerdePlotseling ging ze staan omdie scharende, fonkelende kleurenen vorm te ontwijken, een vlinderbang voor een vlinder: zij verschrikt,ik verbijsterd door hun schoonheid
Koeblai Khan
In Xanadu liet Koeblai Khaneen groots, verplaatsbaar lustoord bouwen‘Variatie wil ik! Ik ben het zat, ook al zijn ze met z’n duizenden,die concubines, ze zitten daar maar in hun gebruikelijke kamers,met hun gebruikelijke parfum en hun gebruikelijke gekreunna het gebruikelijke programma…’Zijn Italiaanse adviseur, een handelsexpert,maakte zorgvuldige selecties en zorgvuldige calculaties,en verdeelde de concubines in groepjes, in teams van zes,of van drie of vijf; drie nachten per keer,op verschillende plaatsen, in verschillende samenstellingendienden ze om beurten hun keizer.Topwijnen, opium, honing, leren zwepen,globes, vibrators, de bijbel, sexy lingerie.‘Ik wil constante beweging, constante opwinding, constante verovering,constante climaxen…’Maar dat had helemaal niets met wiskunde te makenevenmin met krijgskunde, en zelfs niet met geneeskunde.‘Het is een filosofische kwestie,’zei de Perzische reiziger die buiten stond en géén functie had gekregen.‘Tijd is het beste afrodisiacumvoor het verwekken van verandering.’
Een makkelijk leesbaar moeilijk gedicht
– Reactie op de uitspraak van Ilja Leonard Pfeijffer: ‘Onbegrijpelijke poëzie is altijd beter dan makkelijke poëzie.’ Bzzlletin, oktober 2000Pindarus dronk vijf pinten appelcider.Hij is een Griek die van groteske strips houdt.Hij is naar Polen geweest, en Finland en Nederland,maar heeft nooit gehoord van het Taiwanese Yilan,vlak bij mijn woonplaats Hualian.Hij houdt van makkelijk eetbare kaas, van rauwe oestersmet foie gras, en schrijft geregeldslecht verteerbare lange gedichten.Hij kent China, maar vindt het Chinese schriftflink moeilijk. ‘Moeilijke dingenhouden beter stand…,’ zo zegt hij altijd.Net als zijn verstandskies die na dertig jaar nog altijd niet helemaal door is.Hij houdt van een Chinees gedicht, getiteld ‘Liefdesgedicht’,omdat dit gedicht naar het schijnt,al dan niet in het Grieks vertaald, moeilijk te begrijpen is:‘Erm erm dobt knoef knoef, feppen feppen hmmschibbe schibbe. Driakel, fangopoetel milie tottert assabre. Zjat sjoegbeflenterd dukken, awalig lipke…’Moeilijk te begrijpen dingen zijn het lezen waard, zegt hij,hoewel deze dichtregels eigenlijk heel makkelijk te lezen zijn.Appels groeien bovenop het Grieks.Finnen houden strips voor eetbaar.In het Westen wordt Polen aangevallen, in het Oosten Nederland.De vijfderangs vrouw trekt haar pumps, panty’s en sexy lingerie uiten gaat terug naar het oude China.Ze zegt, rauwe oosters zijn oké,liefdesgedichten zijn oké,zolang het stand houdt is het oké.Ze las in de laatste nieuwsflits op internet:‘De ruiterij van Genghis Khan ging op volle kracht over Euraziatischegrond rechtstreeks naar de zuidelijke graslanden.februari 2006
Het gebeurt niet elke dag dat er een moderne Chinese klassieker wordt vertaald. Jongens van glas, de enige roman van Pai Hsien-yung, is er zo een. De mooie Nederlandse titel verwijst naar de ‘glazen gemeenschap’, zoals de homoscene in Taiwan wordt genoemd, en waarvan dit boek uit 1983 de allereerste literaire getuigenis was.
De hoofdrolspelers zijn homojongens die zich prostitueren om de kost te verdienen. Toch is dit geen ‘homo-erotische roman’, zoals de flaptekst beweert. Seksscènes komen er niet in voor, sterker nog, het boek gaat eigenlijk niet eens over homoseksualiteit als zelfstandig verschijnsel.
Weliswaar is Blue Boy, de hoofdpersoon, een jongen die in de glazen gemeenschap belandt als hij vanwege ‘onzedelijk gedrag’ van school is verwijderd en door zijn vader uit huis gejaagd. En parallel aan zijn verhaal loopt dat van zijn vrienden en voorgangers in het koninkrijk van het Nieuwe Park, waar ‘geen dagen, alleen nachten’ zijn.
Maar de ware inzet van het boek is de problematische verhouding van de jongens met hun vader, die hen heeft verstoten vanwege hun seksuele geaardheid. Ze komen buiten de gemeenschap te staan waar ze tot dan toe deel van uitmaakten, en vanaf dat moment wordt hun leven volledig beheerst door de zoektocht naar liefde, geborgenheid en zelfrespect.
Pai richt zich daarbij vrijwel volledig op het gevoel van verlorenheid waartoe het conflict tussen vader en zoon leidt, zonder een van beiden te veroordelen: zowel vader als zoon lijdt onder de breuk. In een ingetogen stijl zonder sentimentalisme, die de gebeurtenissen voor zichzelf laat spreken, en met hier en daar een vleugje humor, toont Pai hoe een maatschappelijk systeem mensen in een bepaalde rol dwingt.
In de Chinese traditie is die dwang onlosmakelijk verbonden met het sterk moralistische confucianisme, waarin onvoorwaardelijk respect voor de ouders een belangrijke plaats inneemt. Tegen die achtergrond en die van het alledaagse leven in Taiwan in de jaren zestig en zeventig – de armoede, de avondklok, het militarisme, de relatie met China, de corruptie en het belang van persoonlijke betrekkingen om iets te bereiken – krijgt de strijd van Blue Boy tegen de eenzaamheid dimensie.
In de jaren negentig, toen de Taiwanese samenleving steeds democratischer en kapitalistischer werd, groeide Jongens van glas uit tot een waar cultboek, en in 2003 werd er een razend populaire televisieserie van gemaakt, waarin uiteraard vooral de homoseksualiteit werd benadrukt. Zo’n interpretatie is kenmerkend voor het huidige extraverte tijdsgewricht, maar met de verborgen, innerlijke wereld van het boek heeft het weinig meer te maken. Glas is snel gebroken.
Recensie in NRC Handelsblad van:
Pai Hsien-yung: Jongens van glas. Vertaald door Mark Leenhouts. De Geus, 412 blz.