Luo Qing (Lo Ch’ing) werd geboren in 1948 in de provincie Hunan van het vasteland van China. In 1949 vluchtten zijn ouders met de Nationalisten naar Taiwan, waar Luo Qing opgroeide. Na zijn studie Engels aan de Furen Universiteit in Taipei en vergelijkende literatuurwetenschap aan de Universiteit van Washington (Seattle) doceerde hij jarenlang Engelse en Amerikaanse literatuur in Taipei.
Zijn eerste dichtbundel Manieren om watermeloen te eten publiceerde Luo Qing in 1972. Sindsdien heeft hij steeds meer naam gemaakt met zijn speelse, veelzijdige poëzie. De laatste jaren schrijft hij minder en is zich steeds meer gaan toeleggen op zijn kalligrafie en schilderkunst, waarmee hij internationaal exposeert. In 1996 was hij te gast bij Poetry International Rotterdam.
Zes manieren om watermeloen te eten
Vijfde manier: de bloedverwantschap van de watermeloen
Niemand zal een watermeloen voor een meteoriet aanzien
meloenen en hemellichamen hebben niets met elkaar van doen
Maar het valt niet te ontkennen dat de aarde een hemellichaam is
Daarom valt het moeilijk te ontkennen dat watermeloenen
met hemellichamen verwant zijn
Want de watermeloen en de aarde zijn niet alleen
met elkaar verbonden als ouders en kinderen, zij koesteren ook
gevoelens voor elkaar als broers en zusters – gevoelens
als
van de maan en de zon de zon en wij wij en de maan
Vierde manier: de geboorteplaats van de watermeloen
Wij wonen aan de buitenkant van de aarde blijkbaar
Blijkbaar wonen zij aan de binnenkant van de watermeloen
Wij rennen van hot naar her, onbeschaamd
Wij willen buiten wonen en licht verteren tot duisternis
om onszelf mee in te pakken, ons ijskoude, naar warmte verlangende zelf
Binnenin zitten zij onbeweeglijk in lotushouding,
geconcentreerd, de duisternis omvormend tot een tastbaar, sereen elan,
voortdurend op zoek naar zelfversterking, zelfontwikkeling
Maar uiteindelijk zullen wij onvermijdelijk de aarde ingedreven worden
en zij zullen vroeg of laat naar de buitenkant van de watermeloen breken
Derde manier: de filosofie van de watermeloen
De geschiedenis van de watermeloenenfilosofie
is korter dan die van de aarde, langer dan die van ons
Zij zien, horen en uiten geen ongepastheden
Watermeloenen regeren volgens de Tao en
leven afgezonderd van andere watermeloenen
Zij zijn niet jaloers op kiezelstenen, kijken niet neer op kippeëieren
Watermeloenen zijn levendbarend noch eierleggend en
begrijpen het principe van overleven in moeilijke tijden
Daarom zijn watermeloenen niet bang voor invasies en nog minder voor
de dood
Tweede manier: het territorium van de watermeloen
Als wij een watermeloen stukslaan
is dat puur uit jaloezie
Het stukslaan van een meloen is hetzelfde als het kapotslaan van een ronde nacht
hetzelfde als het neerslaan van alle hemel lichamen
het rot slaan van een heel universum
Maar het resultaat zal ons altijd nog
jaloerser maken, want zo zal
de band tussen meteoriet en meloenzaad, de vriendschap tussen meloenzaad en universum
nog duidelijker worden, scherper
en opnieuw binnendringen in ons territorium
Eerste manier: Eet eerst maar eens, daarna praten we wel verder
Een afscheidsbrief over afscheid
Liefste,
Ik pak een pen
om een brief aan je te schrijven
ik neem een vel papier
drie regels twee regels
en heb al geschreven tot
hier
Aangezien ik tot hier heb geschreven
en ook alleen heb geschreven tot
hier
stop ik nu
en wens je
het allerbeste
Oprecht schrijf ik dit
de nacht van 28 maart
in het 75ste jaar van de Republiek
de nacht van 27 maart
1986 volgens de westerse kalender
de nacht van 26 maart
4684 volgens de Chinese almanak
N.B.
Wat in deze brief staat
houdt absoluut
geen verband
met alles wat
niet in deze brief staat
P.S.
Mocht deze brief
toevallig
een historicus
een archeoloog
een criticus
een anthologist
of een gluurder
onder ogen komen
dan verzoek ik beleefd
er geen aandacht aan te besteden
alstublieft
Nogmaals naar de blauwe zee kijken na al zo vaak naar de blauwe zee te hebben gekeken
Op de vlakke gladde zee
lijkt helemaal niets te zijn
Op de zee waar helemaal niets lijkt te zijn
is toch echt helemaal niets
Juist omdat er nooit wat is geweest
weten we dat er gewoon helemaal niets is
Maar is er op de vlakke gladde zee
werkelijk helemaal niets?
Op de zee waar helemaal niets is
– natuurlijk is daar helemaal niets
Op de vlakke gladde zee
is inderdaad uiteraard volstrekt helemaal niets
Noot van de auteur: Cao Cao schreef in het twaalfde jaar van de regeringsperiode Jian’an (208 n.Chr.) de gedichtenreeks De zomerpoort uit lopen, het eerste gedicht hiervan, “Kijkend naar de blauwe zee”, luidt als volgt:
Oostwaarts kijk ik van Jieshi neer.
Ik zie de blauwe zee.
Hoe rustig is het water!
Een bergeiland rijst op,
bomen staan er in overvloed,
planten groeien er welig.
De herfstwind fluit en zingt,
de golven zwellen kolkend aan.
De baan van zon en maan
lijkt uit de diepte voort te komen,
de glinsterende melkweg
lijkt aan de oppervlakte te ontspringen.
Hoe groot is mijn geluk!
Dit lied getuigt ervan.
P.S.:
Dit is de eerste keer dat ik
met een Chinese tekstverwerker
een gedicht schrijf
De twee karakters voor “rijst op”
heb ik zelf samengesteld met het
karakterontwerpprogramma
Onzichtbaar
Ik sta hier naar jou te kijken, jij kijkt niet naar mij
ik sta daar naar jou te kijken, jij kijkt niet naar mij
geduldig sta ik in alle hoeken en gaten
naar jou te kijken – jij kijkt nooit naar mij
Alleen jij kunt mij zien, maar je kijkt niet
je kijkt niet naar mij, omdat niemand mij kan zien
niemand kan mij zien, omdat
jij niet naar mij kijkt
Jij kijkt niet naar mij, dus ik besta niet
ik besta niet! Dan moet je niet denken dat jij bestaat
en als jij en ik niet bestaan, nou, dan kan niemand
bestaan
Maar, maar stel dat alles van alles
het gevaar van niet bestaan nadert
wil je dan nog altijd niet naar me kijken
niet naar mij kijken
Dan moet ik wel braaf hier staan, daar staan
staan in het binnenste van alles, en naar jou kijken
dan moet ik jou wel zien als alles, alles zien als jou
dan moet ik jou en alles wel zien als
mijzelf
De theeglasstellingen
Stelling 1
Stel: op een rond theetafeltje staan
theeglazen
stel: één glas is heet
één glas koud
Dan zijn er in de ronde kamer zeker
individuen
één is nog jong
een ander oud
Voor de bovengenoemde stelling
hoeft wie dan ook op de ronde aarde
slechts één glas thee in te schenken,
rustig, en hij kan het zeker bewijzen
Stelling 2
Stel dat een theeglas geen waterput is
dan hebben doorzichtige glazen
en ondoorzichtige putten
niet alleen dezelfde hoogte, maar ook dezelfde bodem
Of de bodem de aarde is of een handpalm
of de hoogte zeven voet lang is of achttien lagen diep
een glas wordt altijd door iemand vastgehouden, stevig
zoals de aardbol altijd de waterput vasthoudt
Van glazen zijn er, omdat de mensen die ze vasthouden verschillen,
miljoenen verschillende soorten
van de aarde die putten vasthoudt is er, omdat putten verschillen,
echter altijd maar één, één soort
Een man naast een put, met een glas in zijn hand
denkt hieraan, drinkt het water op
en laat het glas in zijn hand naar de put teruggaan
laat zijn eigen lichaam naar huis teruggaan
Stelling 3
Stel dat je een glas in je hand hebt
dan moet je het goed vasthouden
als je niet voorzichtig bent en het glas breekt
dan breek je –
een glas melk, een glas warme liefde
een glas cola, een glas bruisende prik
een glas citroen, een glas zure, trieste gedachten
een glas drank, een glas niet te herinneren, voorbije tijd
Een glas, gebroken in je hand, is scherp en snijdt
bitter geluk, gebroken in je hart, is puntig en snijdt
spijt het wat snijdt, of snijdt het wat spijt?
snijdt het wat spijtend snijdt, of spijt het wat spijtend spijt?
Het spijtige is dat alle liefde alle prik
alle gedachten, voorbije tijd
alles zal veranderen in minuscule, harde, doorzichtige wrevel
veranderen in bezinksel op de bodem van een glas
Een glas bezinksel breken
dat is gelijk aan = jezelf breken
want een glas breekt gemakkelijk
net zoals hij die het glas
breekt
Sleutelstrand
Iemand is op het schelpenstrand
een bos sleutels verloren
iedereen zoekt verspreid overal aandachtig
zoekt een hele poos, maar ziet slechts
een lijn sneeuwwitte golven
glinsterende schelpen aaneenrijgen
Schelpen, schelpen
schelpen zijn de verloren sleutels van de zee
pak er zomaar een op
dan kun je de geheimen openen
van miljoenen jaren
verborgen op de bodem van de diepe zee
Gouden Kust
De zon op het blauwe water
weeft een gouden net
en wil dat het de jagende wolken tegenhoudt
die nog niet tot water zijn getransformeerd
Ik op het groene papier
weef een net van verbeelding
en wil dat het een lichtstraal tegenhoudt
die nog niet het hemelruim in is gezonden
Sneeuwnachtelijke weg-wijzer
Ik ben een huisje met rode dakpannen
in de koude koude winternacht
verklaar ik
aan alle beijzelde wegen de
vuurrode warmte
Witte vlinder zeemeeuw bus en ik
Alleen omdat ik rennend voor de bus plots een wit vlindertje zie,
uitdagend rondvliegend, alleen, tegenover de grote vlakte
van deinende daken, stop ik — schrik al rondkijkend plotseling op
en ben ineens vergeten wat zeeën zijn
Maar ik moet nog altijd de bus halen, en aan zeeën moest ik zomaar
denken, natuurlijk, soms als ik afwezig uit het busraam staar naar
de deinende gebouwen, denk ik opeens ook aan een thuisloze zeemeeuw
tegenover de deinende zeeën van de hele wereld
De hand met de bezem
De hand
De man met een bezem in zijn hand staat in de verte
zijn rug – naar ons toe
het is moeilijk te zeggen of hij kwaad is, of verdrietig
het is moeilijk te zeggen wat de afstand tussen ons is
rustig bedekt hij ons met zijn schaduw
het is moeilijk te raden wat hij ziet of denkt
nog moeilijker hoe zijn hand de bezem vasthoudt
in de hemel is helemaal niets op aarde is ook helemaal niets
– hemel en aarde zijn zonder einde –
de man met de bezem in zijn hand staat eenzaam
zijn rug naar hemel en aarde
Met
Als hij verdrietig is
houdt hij tegen zijn borst een gitaar
als hij kwaad is
omklemmen zijn handen een scherpe spade
als hij kijkt naar de verte, leeg en wit als papier
houdt hij in zijn handen een versleten bamboepenseel
als hij alleen maar aan het denken is…
heeft hij in zijn handen nog slechts een simpele
bezem, als een pendule zo
zo simpel
sim pel
De bezem
De hemel kent geen grenzen de aarde kent geen grenzen
toch staat de man met de bezem in zijn hand
aan het eind van hemel en aarde
hij schildert hemel en aarde, maakt ze één
verandert zijn achtergrond. Daarna
zijn rug naar alles
zijn gezicht naar ons
wij die in paniek zijn
zonder angst, zonder verdriet
zonder iets te zien, zonder iets te denken ook
steekt hij hem uit, slingerend, die lange lange lange lange
die bezem in zijn hand
be zem
Mens
Bergen rivieren zon maan
al honderden miljoenen jaren
doen jullie je uiterste best om
met aardbevingen overstromingen droogten getijden
aan de mensen te bewijzen dat jullie eeuwigdurend zijn
maar na al die honderden miljoenen jaren
kunnen jullie mij nog altijd niet overtuigen
jullie zijn slechts een onbeduidende illusie
De Annalen van de waterbuffel
Ik was een brok ongevormde zwarte aardkluit
door een onbekende metselaar
achtergelaten op een groene geborduurde
wollen deken
door een gevoelloos ego
vergeten in een mistige, vaste
slaap
een lenteregen vulde plots de hemel, viel neer
en spoelde centimeter voor centimeter de modder van mijn lijf
ontdooide beetje voor beetje mijn ijskoude hart
onder het gehamer van de lentedonder en het gebeitel van de bliksem
schrok ik plotseling wakker
en met mijn horens fier rechtop
rees ik snel op van de grond
Onmiddellijk nam ik met mijn oost en west wijzende horens
de zon en maan boven mijn hoofd
links en rechts op mijn juk
ik droeg de twee schommelende lichtbollen in het rond
en dankbaar verkondigde ik plechtig
aan de tienduizend dingen
de geboorte van de eerste waterbuffel op de wereld
Noot van de dichter: met zijn Optekeningen van de hofhistoriograaf creëerde Sima Qian (ca. 145–90 v.Chr.) het genre van de keizerlijke annalen. Omdat de waterbuffel een dienaar van de boeren en een geluksbrenger voor het volk is, en omdat hij welwillend is als de hemel en de houding heeft van de oude wijzen, behoort hij zijn eigen Annalen te hebben.
Waterrijstlied
’s Ochtends bij het ontwaken zijn onze gezichten vol dauw
elke parel kristalhelder, elke druppel koel en verfrissend
we kijken om naar de kolen die hiernaast wonen
dik en rond, knus bij elkaar, een familie in zoete dromen
het water van het verre beekje: herdersjongens die net naar buiten stromen
ze duwen, trekken en springen luidruchtig, jagen op visjes en wekken zo de houten voetbrug
opgewonden staan wij vervolgens van voor tot achter in de houding
en gehoorzamen de oude zon die net naar zijn platform op de bergtop is geklommen
schommelend, de tenen in rijen naast elkaar
helder groen heffen we onze armen
we verwelkomen het zachte briesje
verwelkomen de eerste roep van een vogel
en vormen rijen voor de gymnastiek
ver— spreid
duizend li
ver
Dieven vangen
Na het douchen van de dagelijkse douche
en het wassen van de dagelijkse onderbroekenwas
schikt de dichter de schoongewassen broeken
in de koele sterrenhemel
legt zijn gewassen zelf
in het schone bed
bereidt zich voor op de slaap
de versleten boeken staan er gedienstig naast, energiek rechtop, onvermoeid
achter het boekenrek en voor de keuken lopen heimelijk muggen en muizen
maar afgezien daarvan is de atmosfeer heel gunstig voor de tienduizend dingen
de tienduizend dingen zijn rustig, ze houden elkaar in het oog
terwijl de dichter net slaapt
om middernacht
Dan waait plots de wind, de deur beweegt, het raam kleppert
kleppert alsof er degens kletteren
de meubels schrikken wakker, de schaduwen vliegen uiteen
uiteen tot een angstaanjagende geest
in het halfdonker lijkt er een dief naar binnen te glippen
de dichter vliegt met een ruk overeind, schreeuwt, pakt een pen en gooit
maar als hij de pen als een pijl ziet vliegen — een rinkelend geluid, een klap
de dichter springt naar voren, steekt zijn hand uit en grijpt
hard, koud, perfect rond: de wekker
in een mum van tijd zijn de tienduizend dingen weer rustig als altijd
maar ze horen het getik, dat de dakpannen doet trillen en het universum vult
terwijl de hand van de dichter de wekker vasthoudt
diep in de nacht
Na dit voorval —
de dichter inspecteert de deuren en de ramen, ziet niets
onderzoekt nauwkeurig de kasten, mist niets
hij kijkt nog wat rond, beseft dan ineens
dat hij enkele plukken haar kwijt is, stapels verwarde dromen
tientallen pagina’s idealen, en aan tijd tientallen jaren
de muizen, muggen en vliegen lopen heimelijk als vanouds
de aarde draait als altijd zonder te vragen naar goed en kwaad, zwart en wit
de boeken staan alsof er niets gebeurd is als vanouds rustig aan de kant
de sterren die dit alles uit de hoogte overzien schijnen met plezier in de donkere nacht
terwijl de dief de dichter besteelt
terwijl de dichter de dief grijpt
terwijl schemering en dageraad elkaar najagen
Ster, ster, sterren
— zwellen aan
De dauw die gisternacht
ongemerkt is verdwenen
is vannacht hei-me-lijk
weer teruggekomen
teruggekomen
teruggekomen
is hei-me-lijk weer, naar mij terug
ongemerkt op mijn gezicht gekomen
De ladder
De ladder staat
in een koud hoekje
onder de fruitboom
zomaar schuin
schuin geleund
Alle ladders
zijn zo
zowel voor gebruik
als erna
Verheffing
Elk blad wil
zijn schaduw van komend jaar
opeisen en omarmen
en
dwarrelt
omlaag
Gevonden bij de vijver
Vanaf de bodem van de groene groene vijver
komen gevleugelde woorden als koraalvissen
hei-me-lijk
te voorschijn drijven
draaien plotseling om
en zinken dan stil weg
in de bodem van mijn verborgen gedachten
Om eerlijk te zijn
Verborgen voor vader en moeder
kan het niet worden verborgen voor de rijstkom en de eetstokjes
verborgen voor de rijstkom en de eetstokjes
kan het niet worden verborgen voor de kledinggordel
de kledinggordel gordelt kleding
vliegend dansend in de wind
in de vlucht een dansend woord
te voorschijn dansend vanuit mijn gedachten
blauw als de lucht, groen als de lente, rood als
een blos, dat woord
De afgelegen veerplaats is verlaten en de boot dobbert alleen
–tweede voorbeeld van videopoëtica
De afgelegen veerplaats
de zilveren rivier stroomt
glinsterend door de ruimte
(de camera zoomt in)
wat glinstert zijn talloze
grote en kleine ruimteschepen
Is verlaten
tussen de ruimteschepen onderling
gaan allerlei elektronische berichten heen en weer
verzonden vanaf
allerlei verschillende modellen
computers (close-up) “ark 1 controlecentrum”
robotten (close-up) “ark 2 kapiteinskamer”
close up van alle zoogdierprimaten die in een ijskast van -1
000 graden rustig slapen (fade-out)
de “droomloze-slaaptester” is geïnstalleerd
rechts van de metalen vriesceldeur het projectiescherm toont
de gebruiksaanwijzing voor “ontwaken na duizend lichtjaren”
op de “testuitslagen” links van de metalen deur een leegte
En de boot dobbert alleen
op de bolvormige beeldbuis van het geheugen
flitsen bolvormige sterren
(de camera zoomt in)
een blauwe planeet
(zoomt verder in)
een blauwe bergketen
(zoomt nog verder in)
de Heilige Moedertop van de Himalya
in de omarming van de Heilige Moedertop
ligt een
primitief rechthoekig houten bootje
half verborgen in de sneeuw
het zichtbare deel
zit vol met hard ijs
het lijkt een zwarte spiegel
(de camera blijft inzoomen)
de spiegel
weerkaatst
vaag
de lange smalle staart van
de zilveren rivier
(flits flits)
(klik klik)
(klik flits)
(flits klik)
De mier
Vanuit de mensenzee
komt een mier naar je toe gekropen
Je weet niet of je er blij mee moet zijn of niet
Is het een vijand? Of een vriend?
De mier kruipt over je schoenen
en je ontdekt dat wat je draagt
eigenlijk een paar oorlogsschepen is
– goed gecamoufleerd, als een fort
De mier kruipt over je knieën
en je ontdekt dat je marmergladde lichaam
eigenlijk vol gevaren zit
– je schouders zijn kliffen, je borst een afgrond
De mier kruipt in je nek
en je ontdekt dat hij een hutje heeft ontdekt
een primitief hutje
met een deur, ramen en een schoorsteen
De mier kruipt je mond in
je neusgaten uit, kruipt over je oog
en je ontdekt voor het eerst dat een mier eigenlijk zo
groot is, groot, reusachtig groot
Uiteindelijk kruipt de mier je hersenen binnen
gaat je dromen in en uit…
breit je onvoltooide fantasieën voort
en je ontdekt dat er niets meer te ontdekken valt
Metamorfose
In zijn kooi slaat een kraai met zijn vleugels
krast, wipt heen en weer en kijkt naar mij
met een vreemde blik in zijn vreemde ogen
als van een mens die plotseling is veranderd
in een kraai – zijn bek open van ontzettting
alsof hij wil bewijzen
dat hij een kraai is die kan praten en denken
en die recht in mijn hart kan kijken
Even later zit ik in mijn piepkleine kamertje
te kijken naar de lucht buiten
opgewonden wil ik vliegen en begin ook te springen
als een kraai die plotseling is veranderd
in een mens – mijn armen open van uitgelatenheid
alsof ik wil bewijzen
dat ik een mens ben die kan vliegen en zweven
en die alle tienduizend dingen vrij in en uit kan gaan
Rookgordijn van liefde
Iedereen zegt dat je een eiland bent
maar ik denk nog altijd dat je een boot bent
nog altijd hou ik ervan om op jouw niet erg wijde vlakte
te dromen van een smal dek
Jij bent een boot
maar lig je schommelend verankerd in wind en regen
verankerd voor honderden jaren!
Jij bent nooit ver weggezeild
want/omdat je hebt geen keus dan je lichaam
bloot te stellen aan de zwaarden en laarzen van vreemdelingen
je broze levenservaringen te verhuren aan bloed aan tranen
te verhuren aan de allertreurigste verhalen
Jij bent een boot, een boot
maar je ligt vast verankerd op zee ver uit de kust
verankerd voor duizenden jaren
Jij kunt niet ver weg zeilen
want je torst altijd
overvloedige, overzware heimwee
Heimwee diep verborgen als erts
hard gevaarlijk en brandbaar
Goed, laat je dan een eiland zijn!
Moe van mijn wantrouwen moe van mijn zwerven
moe van mijn eenzaamheid
hoop ik toch zo
dat jij een manier kunt vinden
om aan/voor de kust te gaan liggen
Dat zou wel een hele losse/lichte
ligging zijn
Kun je de zonlichtlamp / TL-lampen even aandoen?
Ik loop het lokaal binnen,
de studenten zijn er nog niet,
ik kijk naar buiten, nog steeds
bewolkt met af en toe een opklaring en een bui
Sommige ramen zijn open, anderen niet
afhankelijk van het stof op de ruiten
– veel of weinig – is het uitzicht
helder of vaag
Onwillekeurig/achteloos haal ik
wat wc-papier/tissues tevoorschijn, loop erheen
en begin de ramen schoon te vegen
dan ontdek ik pas dat
sommige ruiten hebben, anderen niet
sommige doorschijnend zijn, andere halfdoorschijnend
tja, zo zijn klaslokalen nu eenmaal (altijd?)
ik veeg even 40, 50 ruiten min of meer schoon
4.08 uur
achter me hoor studenten binnenkomen
ik kijk om naar degene die in de hoek bij de deur zit
vraag kalm: kun je de zonlicht-lamp/TL-lamp even aandoen?
Knotvers
Elke boom
is een groeiend knotvers
De mussen, springend tussen de wirwar van takken
zijn onophoudelijk bewegende leestekens
RECULER POUR MIEUX SAUTER
Ik hou zo veel van haar
Niemand weet…
Hoe zouden ze kunnen weten
Dat ik haar wel moest doden
Om mijn pure, absolute liefde te bewaren
Ik hield een uitvaart voor haar, met gebeden, een diner
Maar ik begroef haar niet
Als vanouds liet ik haar in de menigte lopen
Nadat ze zich zorgvuldig had opgemaakt
Volgens de laatste mode gekleed, ontspannen lachend
als vanouds liefhebben, liefde bedrijven, de liefde verklaren
Alle eerbare oneerbare dingen doen
Niemand gelooft dat ik, die lachend naast haar staat,
Haar moordenaar ben, zelfs zij niet
Want zij heeft mij zo grondig gedood
Zij en ik weten niet
Willen niet weten
BRENG MIJ NAAR HUIS TERUG
Het toneelspel is afgelopen
Breng mij alsjeblieft naar huis terug
Ik ben zo eenzaam
Ik zie dat de toeschouwers een voor een vertrokken zijn
een grote stapel controlestrookjes in mijn hand achterlatend
Als je me welgezind bent
ga dan alsjeblieft
niet weg
Het toneelspel is afgelopen
Breng mij alsjeblieft naar huis terug
Ik ben zo moe
Ben vergeten of ik zonet op het toneel was of eronder
Ben vergeten vanwaar het boegeroep en geklap opklonk
Als je nog helemaal geen slaap hebt
vertel mij dan alsjeblieft
de waarheid
Het toneelspel is afgelopen
Breng mij alsjeblieft naar huis terug
Ik ben zo ongerust
Ongerust dat er thuis heel veel familie en vrienden zullen zijn
Die me opwachten met een verjaardagstaart om het succes te vieren
Als je daartoe bereid bent
laten we er dan alsjeblieft samen
naartoe gaan
Het toneelspel is afgelopen
Breng mij alsjeblieft naar huis terug
Ik ben zo bang
Bang dat de taart allang verdeeld is en het feest afgelopen
Bang dat mijn familie en vrienden al weg zijn en niet meer terugkomen
Als je er het fijne van wilt weten
ga dan alsjeblieft met me mee
terug
Het toneelspel is afgelopen
Breng mij alsjeblieft naar huis terug
Ik weet denk ik wel hoe het thuis is
Vergeef mij alsjeblieft dat ik daarnet zomaar wat heb verzonnen
Zo’n tien ikken verzonnen, voor jou
Als je het wilt begrijpen
vertrouw dan alsjeblieft samen met mij in dat
moeilijk te vertrouwen vertrouwen
Het toneelspel is afgelopen
Breng mij alsjeblieft naar huis terug
Niet meer dan een paar uur van huis
lijkt ineens langer dan een leven
Een leven verworden tot een uiteengespatte druppel
kan de bron van het begin niet meer vinden
Als jij niet bent vergeten hoe we terug moeten
wijs mij dan alsjeblieft de weg naar huis terug
Maar het toneelspel is afgelopen
Breng mij alsjeblieft naar huis terug
Ik ben zo onbillijk, onwillig
Als ik terug ben gegaan wil ik nog altijd opnieuw terugkomen
Terugkomen om te zien of ik nou eigenlijk
op het toneel was of eronder
Als je voldoende geduld hebt
wees dan alsjeblieft mijn eeuwige getuige
Want ik weet niet
of het toneelspel echt afgelopen zal zijn
of jij mij echt naar huis terug zult brengen
Breng mij naar huis, breng mij naar huis terug
Breng mij echt naar dat huis
waar iedereen zonder enig overleg terug naartoe gaat
om hard na te denken, te denken hoe
hij opnieuw terug kan komen
BITTERE THEE
“Bitter lijden komt door bittere thee”
Shen Jianshi
ik zoek je overal, maar kan je niet vinden
misschien heeft de zware sneeuw je sporen bedekt
de eerste keer dat ik je zag
zei je: ga zitten, ga zitten
toen ik naar je opkeek
zei je: neem toch wat thee
toen ik je nakeek
zei je: ik ben zo terug
zacht strijk ik over de versleten stenen tafel
ik kijk hoe de slappe thee sterk wordt, scherp, bitter
de gedroogde bloesems geuren, ontvouwen en bloeien
als de sneeuwbloesems op de zware weg waarlangs ik kwam
en jij ging, ik hou de hete thee goed vast en laat hem
langzaam mijn hele lichaam verwarmen
rondom wordt het donker en koud, je blijft almaar langer weg
in eenzaamheid doop ik mijn plompe hand in de lauwe thee
en schrijf een transparant ‘liefde’op de koude stenen tafel
zwijgend zie ik hoe deze bitterzuivere ‘liefde’
gelijkmatig verdampt door mijn hete vinger
en oplost in de donkere, koude lucht rondom
daarna schrijf ik het nog een keer
en nog een keer
de schrijfwijze van elke ‘liefde’ is anders
zo ook de verdamping
maar er blijft volop thee
en ik zie jou niet terug
misschien ben je al lang geleden teruggekomen
misschien ben je helemaal niet weggegaan
misschien ben je hier naast mij
en besefte ik niet, bedacht ik niet
besefte, bedacht ik al die tijd niet dat jij
misschien al die tijd in mijn hand was:
een kop lauwe thee
brengt mij in de donkere kou aan de kook