Zheng Min 郑敏, De adelaar en andere gedichten

Vertaling Iege Vanwalle

De hier vertaalde gedichten komen uit Zheng Mins bundel Gedichten 1942–1947. Meer daarover in dit interview dat Iege Vanwalle met de dichteres hield in 2001. “Door in dat ‘kleine meisje’ binnen in me te blijven geloven, ben ik nooit mijn waardigheid kwijtgeraakt. Ik ben altijd blijven geloven in een spirituele wereld die de alledaagse realiteit overstijgt, in een humanistische levensbeschouwing, en vooral in schoonheid.”

DE ADELAAR

De mens die aarzelt in het leven,
hij zou moeten leren van de onbewogen adelaar.
Hij vliegt weg, maar hij geeft het zeker niet op
omdat deze wereld lelijk en onwaar zou zijn.

Enkel diep en nog dieper
cirkelt hij rond in overpeinzingen.
Enkel kalm en nog kalmer
Zoekt hij rond met vlijmscherpe blik.

Afstand laat hem de wereld duidelijk zien,
bergen veraf, water heel nabij,
onder zijn vleugels verdwijnt het verschil.

Wanneer hij zijn richting heeft gekozen,
merk je een verlangen op dat hij beslist met zich meedraagt
en bedreven duikt hij vanuit het hoge uitspansel naar beneden.

WOLKEN

Waarom over wolken en water praten,
als ik toch wijs en zeg dat
het de bergen en de stenen van gisteren zijn,
dat het de zon en de maan van gisteren zijn, en
dat ik die voor je sta
degene ben naar wie je gisteren zo hebt verlangd?
Ooit keek ik naar de wolken in het avondduister en dacht
aan zijn slaaphouding in het maanlicht van de vorige nacht.
Laat deze wereld onophoudelijk veranderen als
muziek. Verander!
Maar vanuit een stilte kan ik vele
voorbije nachten zien.
Mijn hart is een cisterne in de diepte van de bergen,
de hemel ligt voor eeuwig aan haar boezem.
Zou er plots een grijze adelaar opvliegen
uit het donkere, dichte woud en
rondcirkelen in de blauwe hemel, rondcirkelen,
dan zou hij zeker net als ik aan die wolken denken!

AVONDONTMOETING

Ik wil niet op de deur kloppen,
ʼk ben bang dat dat al te hard klinkt.
Een kleine boot die terugkeert,
de roeiriemen roerloos,
wacht op de avondwind van zee.
Als jij onder de lamp zit,
en je hoort buiten zacht ademhalen,
je voelt iemand langzaam naderen…

gooi dan je sigaret weg,
doe geruisloos de deur open
en vind mij. Wachtend aan je deur.

MUZIEK

Staand in de schaduw van het maanlicht
is mijn ziel stromend water in de vroege ochtend.
Muziek stroomt uit je raam,
toch weet ik niet of jouw jeugdige leven
zich ook zo naar mij toe haast.
Maar als wij onze ogen sluiten,
zijn wij allang vissen in hetzelfde rijk,
in dezelfde rivier.

EEN WINTERNAMIDDAG

De schilder is in slaap gevallen,
de weg kleurloos achterlatend.
Of is die diep in gedachten verzonken?
Denkend aan een paar blote zachte voeten,
aan een gebloemde parasol,
met een bleek gelaat…

De populieren klagen huilend:
ʻWanneer zal er weer schoonheid zijn?
De wind zingt mijn lof niet meer.ʼ
Een kraai rust op de stenen vesting,
de hemel is te laag.

Eenzaamheid druppelt van twijgen,
ik wandel langs een slapende schone
die wacht op een warme bries.
Iemand raakt zacht mijn elleboog aan,
trekt zacht aan mijn mouw,
het zijn een paar verlegen handjes,
die lijken te fluisteren:
ʻKan ik haar niet zien?ʼ
Dan stop ik en kijk om:
geen enkele wandelaar op de weg.

Een frêle witte roos
steekt boven het lage hek uit
onophoudelijk bevend…

DE TIJD EN DE DOOD

Een houten boot
in grenzeloze golven werpen,
een vlag
in een stormhemel hijsen,
met een onbehouwen houding
waadt de mensheid door de stroomversnellingen van het leven.

In hun eindeloze opeenvolging
zijn leven en dood niet van elkaar te scheiden.
Ieder die vooruitkijkt op de ontberingen van de nakomelingen,
spreidt zijn armen en benen,
ontvouwt een brug van overlevering;
ieder die een nakomeling wat licht wil geven,
laat zijn eigen ogen eeuwig gesloten.

Toon niet opnieuw de vernietigingen, de verschrikkingen
en het verdriet overgeleverd door de tijd.
Het is niets meer dan een nobel hart
dat verandert in een nachtelijke glans
die de stappen van een nachtelijke reiziger verlicht.
Wanneer de troepen opnieuw oprukken
is elke lichtstraal die dan verdwijnt
al helemaal opgelost in het bloed van de levenden
en beladen met die ene hoopvolle dag voor de mensheid.

Als haat er enkel is omwille van liefde
en vernedering de aanleiding is tot roem,
dan is dood het hoogtepunt van leven,
nog schoon sprankelend als een
vreemde, plots ontluikende bloem, ook al is het maar voor even,
om dan weer te verwelken. Maar
de knoppen van het leven zijn al achtergelaten.

SPIJT

Wij zijn samen in één schaduw,
praten leunend op de reling van de boot,
hoe kil is toch die ochtendlijke herfstwind!
Wanneer ik mijn hoofd even buig
is het alsof ik de zon mijn gelaat voel strelen,
ah, mijn wangen lijken op smeltende sneeuw,
mijn hart op warme wijn.
Ik kijk op en roep naar jou:
nee, zijn wij samen in het beetje zonlicht?
We praten leunend op de reling van de boot,
hoe warm is toch die herfstzon!
Waarom wuif je en glimlach je alleen maar?
Blijkt: de een op de oever, de ander in de boot,
die zich traag keert
naar waar zonlicht is op ʼt water.

MENSEN

Vermengd met aswitte stenen,
onder verschilferde schelpen op het strand,
liggen mooi geaderde stenen en regenboogkleurige mosselschelpen
stil te slapen:
mensen komen van overal ter wereld,
als bladeren bijeengewaaid door de herfstwind
door elkaar, zich verbergend en elkaar zoekend, stil

stilstaand bij elk lichaam dat een eigen leven,
een eigen universum in zich sluit.
De harde schelp van een zeemossel
sluit het diepste geheim van het universum in zich:
in de diepten van verwarring en armoede
slaapt stil de Schoonheid in haar volledigheid,
die dag en nacht vlijtig haar parel polijst.

NA HET LEZEN VAN ‘SELIGE SEHNSUCHT’

Aan dezelfde boom verschijnen nieuwe scheuten,
in dezelfde ziel wellen nieuwe wijsheden op,
voor hetzelfde raam dagen nieuwe gevoelens op,
als dood en verandering het kostbaarst zijn, dan is dat omdat
zij verbonden zijn met dat onophoudelijke zelfde.

Tijdens seizoensveranderingen blijft de aarde gelijk,
in de stroom van de geschiedenis blijft de mensheid gelijk,
wanneer twee levens zich voor altijd verenigen
zijn zij de aarde, zijn zij de mensheid;
in de ontelbare veranderingen van tijd en ruimte
zijn zij god, zijn zij gedachten, zijn zij dat eeuwige gelijke.
Sneeuw en wind, jaren, zonlicht en duisternis omsingelen hen,
dansen als vallende bladeren om hen heen. Maar zij staan rechtop in het midden,
twee niet verdorde bodhiʼs, die vanuit hun binnenste
onophoudelijk levenslicht uitstralen.

Het geheel van het verleden dragend, lijkt het leven op
een stroom die eindeloos voorwaarts gaat,
stopt op dezelfde plaatsen, met dezelfde verwantschappen,
en de ziel opwaarts doet groeien als een oude boom.
Vanaf hetzelfde punt vertrekt een reeks evoluties, het leven
is een onophoudelijke voortzetting van een kracht
die in het zichtbare heden
elk onzichtbaar verleden bewaart.
Uit alle verledens
verrijst de allerhoogste transcendentie.
Hoog op de rotsen kijken we naar de getijdenwisseling van de zee:
achter die bewegende witte lijn
ligt de kracht van de hele zee.

Is er een vlam die ons doet zoeken en
die niet brandt in de boezem van de mensheid zelf?
Is er een liefdesnacht, geheel zonder licht en
betekenis, die te verdrijven valt
en die toch het menselijk bestaan overstijgt?
Ah, zo zoekt de mens naar wijsheid en vrijheid,
hij smeekt zelfs om van de hoogste bergpieken
neer te kijken op alle levende wezens.
Alleen voor meelijwekkende mensen is licht
extern, is het leven
georkestreerd, betekent voortgang verleid worden.
Wie de mot prijst, kan gedacht hebben:
in het heden het verleden kiezen.
Het leven en zijn moedige voortgang zullen
samenkomen in de schemering van de zonsondergang, geluidloos
terugkeren naar de eenzaamste diepten van de zee.

HET GOEDE VAN HET LEVEN: LIJDEN, STRIJDEN EN VERDRAGEN

Tok, tok, tok,
jij bent die specht in de oude boom,
die in mijn stil hart kronkelt zonder ophouden.
Je weet dat zich hier al te voorzichtige wormen verbergen,
kijk dan hoe meegaand ik mijn ledematen uitsla.

Beuk, beuk, beuk,
een vloedgolf welft over hoge zeegolven, bedwingt ze
en haast zich naar de voet van de steile rotswand.
Elke koude, ongevoelige afwijzing
beroert het bloed van de zee nog meer.

Stil, stil, stil,
zoals bomen die zwijgzaam hun weelde opgeven,
onder de aardkorst duisternis en uitstoting verdragen.
Pas wanneer de pijn heel diep in het lichaam dringt,
kan de ziel branden, licht en kracht de vrije loop laten.

GOUDEN RIJSTSCHOVEN

Gouden rijstschoven staan
op het geoogste veld in de herfst.
Ik denk aan de ontelbare afgematte moeders,
op de weg in het avondduister zie ik die mooie, gerimpelde gezichten.

De vollemaan van een oogstdag hangt
boven de hoog oprijzende boomtoppen;
in de duisternis omringen verre bergen
de grenzen van onze harten;
geen enkel standbeeld kan nog stiller zijn dan dit.
Die overweldigende uitputting dragend zijn jullie
in dit weids uitgestrekte herfstveld
met gebogen hoofd in gedachten verzonken.

Stil. Stil. Geschiedenis is ook maar
een riviertje, dat wegstroomt onder onze voeten;
maar jullie, waar jullie ook staan,
zullen een gedachte van de mensheid worden.


HET PAARD

Deze grootse vorm, die stilstaat
in het ontembare weidse veld, waar enkel wind en gras zijn,
convergeert in werkelijkheid de kracht van volle vaart
die de hoogte en de verte van het uitspansel verachtte.

Ooit leek hij onveranderlijk en vastberaden als een pijl,
langs de hals slierten manen, de voorste voeten uitslaand,
een galoppade voorwaarts, als water door de bressen in een dijk.
Maar in deze ruwe, ruige wereld

zijn helden nog altijd veel te schitterende idealen.
Eindeloos strekt het pad zich onder zijn voeten uit,
overdag gaat hij over houten, langs de berg slingerende wegen, etend in de wildernis,
bij avondduister wordt hij weer in volle snelheid de nauwe stadsstraten in geleid.

Misschien weet hij dat degene die achter hem de zweep omklemt
in het leven nog grimmiger striemen van de zweep verdraagt.
Dus heft hij plots de hals omhoog, zonder zuchten zonder snuiven
en beladen met een veel te zware last stapt hij zwijgend voort.

De vorm verliest langzaam de schoonheid van weleer,
dag na dag vervaagt ook de natuurlijke, soepele houding.
Misschien zijgt hij op een dag onverwachts langs de straatkant neer,
gooit ze neer, de last en die droeve gezel.

In wat nog rest van dit gestel,
zullen nimmer nog sporen van een overwinnaar terug te vinden zijn.
De held van weleer veranderde al vroeg in een heilige,
toen hij zijn reis over de ruwe wegen in de wereld had beëindigd.

Deze vertalingen van Zheng Min verschenen eerder in het tijdschrift Het trage vuur, in de nummers 6 en 9.

Luister hier naar opnames van Zheng Min op Poetry International in 1994: (andere gedichten met Engelse vertaling)

Zheng Min 郑敏, Geschenk van het leven

Vertaling Iege Vanwalle

Deze reeks van 13 sonnetten met een voorwoord verscheen in het Chinees in 1995. Lees ook het interview dat Iege Vanwalle met de dichteres hield in 2001. “Door in dat ‘kleine meisje’ binnen in me te blijven geloven, ben ik nooit mijn waardigheid kwijtgeraakt. Ik ben altijd blijven geloven in een spirituele wereld die de alledaagse realiteit overstijgt, in een humanistische levensbeschouwing, en vooral in schoonheid.” Of gedichten uit de jaren veertig.

VOORWOORD: IK ZEG

Ik zeg:
Poëzie, dat is mijn streven
Filosofie, daar ben ik naar op zoek
Maar poëzie en filosofie
Zijn niet de vis en de berenpoot
Misschien is het de vis die de berenpoot bakt
Misschien is het de berenpoot die de vis smoort
In de een bevindt zich de rijke smaak van de ander

Zij die ervan eten stellen zich geen vragen meer
Naar wat nu de vis en wat de berenpoot is
Ze vertrouwen enkel op die ene tong die de vele smaken
Vangt en in zich opneemt
Vergeten de te kieskeurige, de kortzichtige,
Zelfingenomen hersenen

De vis en de berenpoot zijn zichzelf allang vergeten
Ze sudderen boven de vuurpoel van rode houtskool
In die onderscheidloze, die zwarte, geblakerde,
Peilloze diepte.

1.
Moeilijk te aanvaarden, de eeuwige vervorming van de liefde
De koppigheid van de haat en de onwil van de bitterheid om te vervagen
Verre vale wolken hebben ooit onverschilligheid ervaren
En ook verzengende dagen ontkomen niet aan een vochtige regennacht

De heftige wind van gisteren brak enkel de wilgentakken af
Met opgeheven hoofd kijkt de onverschillige oude pijnboom toe
Duizenden ziedende jaren hebben slechts zijn donkergroen verdicht
Zijn schitterende lichaam gebeeldhouwd tot een liggende oude draak

Laat je gaan wanneer de jeugd je de elegantie van springen verleent
Een flitsende draai brengt zelfs het universum aan het duizelen
De aarde is slechts het podium waarop jij je kracht tentoonspreidt

Het is zeker niet de beneveling van de ouderdom die op je wacht
De avondschemering, opnieuw veranderd in verre vale wolken
Wordt langzaam oranje, lichtgroen, maakt het heelal overdrachtelijk

23 november 1994

2.
Een felle vlam brandt niet meer
De kilte van de sterren is een niet te doven licht
Enkel wanneer de mist alle kanten op drijft
Zie jij mijn bevroren glorie

Een wegstervende hartelijke lach kan altijd terugkeren
Populieren in een droom heen en weer wiegen
Onzichtbare stappen achtervolgen elkaar
De wind speelt verstoppertje in de boomtoppen

Hoe betoverend is de dood van de herfst toch
Als zwermen vogels alle kanten uit fladderend
Vallend op het gras dat een vaalgele kleur uitstoot

De dood van de herfst is zo ongrijpbaar
Overal verspreide bladeren laten ritselend
Een grenzeloos diep verlangen bij je achter

22 november 1994

3.
Vergetelheid, een volhardend zaad
Ontkiemt niet in een lente wild van vreugde
Zij ontwijkt de elegantie van wiegende tulpen
En de midzomer die mensen laat dansen van plezier

Wanneer de noordenwind wild aan de kale boomtakken rukt
En op verzegelde ramen en deuren slaat
Gaat vergetelheid vanuit de stijfbevroren diepte van een bloementuin
Over het ijsbed waarin lotussen slapen

Komt voor mij, de
Schaduw van de jeugd, woordeloos
Glimlachende adonis

Ze legt een prentenboek open
Wij allen zijn vissen in het water:
Laat de tijd alles langzaam overspoelen

4.
Alles wat verloren is, is nooit verloren geweest
Altijd zal het jou aanroepen
In de diepte van de vallei, in de fluistering van een smalle beek
Zocht het je gisteren stilletjes

In ledematen als bergen
In ogen als zeeën
In een hartmeer als de hemel
Roept het jouw ziel

Wat reeds verloren is maakt je rijk
Wat je nu bezit maakt je arm
Ach, ga weg uit de vermoeidheid van vandaag

Verzink in het grenzeloze verborgene van de golven
Vlucht voor het lawaai op het strand
Dit reine is de ware parel van het leven

5
De vreugde van de late herfst is in de dood
Kleurrijke vleugels van de dood
Van lichtgeel naar donkerbruin naar bloedrood
Maar de herfst zucht niet, weent niet

Toen een bries de toppen van hoge statige populieren streelde
Liet hij een bruine waterval neer
Wachten op aarde is een feest van herontmoetingen
Dat zich na lange, verre omzwervingen geheel laat gaan

De wijn van de herfstregen laat hen dronken worden
Heel dicht op elkaar, de wangen donkerrood
Blad na blad, hoop na hoop

Het ene blad na het andere dwarrelt rustig neer
Tot het allerlaatste, zacht klokgelui
Sluit de opzichtige wind en wolken van de zomerdagen af

22 november 1994

6.
Erts in stilte. Wij moeten wachten
Zoals de vruchten van perzikbomen, geteisterd door stormen en
Wormen, de zweepslagen van het lot verdragen
Een boom met vruchten, een geul met erts

Maar hoeveel kunnen er donkerrood worden geverfd? Op de eettafel
De bewondering van de mensen genieten? Geluk
Kent een selectieve keuze, strekt de handpalmen uit
Mysterieus als voorbijdrijvende wolken

Wiens voetstappen zijn zo traag?
Wiens armen zijn zo slaperig en sloom
De blik twijfelend, en lang ondoordringbaar?

Maar erts bestaat niet uit bederfelijk vlees
Het kan de vergetelheid en de kilte van vele miljoenen jaren verdragen
En slaapt vast in de diepten, het hoofd rustend op een steen

7.
Na de stilte spuwt de vulkaan uiteindelijk opnieuw
Er is geen lied dat niet stagneert
– Een rijke leegte die erop wacht overgestoken te worden
De trekvogels van de melodie brengen de winter door in dat warme meer

Na de stilte breekt de roos uit in een schokkende schoonheid
Enkel de tweede generatie tulpen verwelkt, vermagert in bevroren aarde
Ook kamperfoelie kan niet lang verdwaasd in de slaap blijven
Wanneer de lente van de takken naar de rijpheid van de zomer drupt –

Ach, de pijlen van het leven, de snaren van het leven
Herleven nog eenmaal, vliegen, zingen en reciteren
Ze leiden de dinosaurus uit de chaotische Oudheid

En de kleurige algen in de diepe zee, de donkere bossen op de hoge bergen
Schetsen in de ruime hemel van de ziel van de nietige mens
Wijsheid, weg na weg: onzichtbaar, beeldloos, spoorloos.

27 november 1994

8.
Een zwaar dik gordijn, het duister
In de nacht achter het raam
Kan ik het duidelijkst horen
Beter dan de schreeuw van de tijd vóór de tafel

De dagen die het verst van mij verwijderd zijn, zijn in de duisternis
Als gedaantes van verre wouden in winterse mist
Ik hoef ze niet aan te raken, ik kan het paadje dat geleidelijk
In het ondoordringbare verdwijnt toch wel volgen

Enkele gezichten flitsen als onrustige sterren
Enkele armen strekken zich naar me uit vanuit de diepe afgrond
Zwart haar, een lichtblauwe mouw

En er zijn ogen, de diepte van een blik
En een stem, als de wind die een riviertje beroert
En ten laatste de lippen, zij verzegelen het mysterie van het leven.

28 november 1994

9.
Alles uit de hemel is al op aarde gevallen
Omhoog kijkend zie je de niet meer afgedekte winter van het noorden
Een vlek azuurblauw, de bladeren ritselen als onrustig gefluister
Het begin van de winter bezit achter de mist ook zijn eigen sereniteit

De warmte van het woudpad bedekt ontelbare herinneringen
Eenzaamheid slingert zich door een verlaten vallei
Talloze karrenwielsporen met zich meevoerend
Een weg die er lijkt te zijn en niet

In zijn jeugd trekt hij een zoektocht van het leven achter zich aan
Tijdens zijn ouderdom houdt hij zich staande met zware passen
Gaat door wildernis, over graven, door woestijn

En dan is er ook nog het hart dat door naamloze wind en regen wordt bedrogen
De geschiedenis maakt het de mensen moeilijk om een rechtsgeding te winnen
Hoe grootser het hart, hoe beter het weet wat eenzaamheid is

9 december 1994

10.
Een halve eeuw lang knipperen wij enkel met de ogen
De aarde draait zonder te stoppen vanzelf rond de zon
Bij het ontwaken is de sierlijkheid van de lente op het noordelijk halfrond
Reeds veranderd in het winterse gehijg van het zuidelijk halfrond

De ganzen die gehaast de seizoenen achtervolgen
Verliezen in de maalstroom van de lucht hun richting niet
Maar jouw en mijn ogen zijn niet de sterren aan de hemel
In de nacht is het moeilijk kinderdromen terug te vinden

De dageraad komt vanuit het oosten
De avondval gaat langs het westen terug
Vermoeide reizigers staren voorbij de grenzeloze hemel

Jammer, enkel in een supersonische vliegtuigcabine
Kan men alvast afscheid nemen van de verlegenheid van de ondergaande zon
Om dan onmiddellijk de vale vissenbuik van de dageraad te verwelkomen

11.
Als Chopin lijnen in het water wil kerven
– Hoe hij zich ook draait of keert
Beelden van onrust, talrijke
Vallende bladeren schrikken watervogels op uit hun slaap

De vingers van het leven zullen niet stoppen
Een genadeloze vioolboog speelt op de snaren van het hart
Een ondraaglijke geschiedenis te voorschijn
Maar er is geen ontkomen aan, gezang

Als geroep van wilde zwanen
Rijt de koude hemel van de dageraad open
Onduidelijk is de betekenis

Wij zijn groene heuvels en kliffen
Gelijk, in de zwijgende stilte
Vergeten we nimmer de rotatie van de planeten tijdens het ontstaan.

12.

De nimmer uitgesproken woorden
Verbergen zich in een onbekend bos
We zijn altijd diep aan het graven
En hopen zo hun schuilplaats te ontdekken

We kijken elkaar aan en voelen woede vanwege de misleiding
Nooit ben jij echt mijn oogkassen binnen gegaan
En ook ik ben ver van jou verwijderd, heel ver
Maar naarstig, heel naarstig komen we dichterbij

De afstand is al niet meer uit te wissen
Tenzij we transparante lichamen hadden
Een wolkeloze blauwe hemel, zonder eind

Jij zult in mijn haar en huid veranderen
Ik zal de aarde onder je voeten zijn
Onze twee levens zullen niet meer uiteenlopen

13.
Elke minuut ben ik naar jou op zoek
Een halfblinde mens, op zoek naar
Zijn stok, op de tippen van zijn tenen:
Het is de bal in de hand waar het kind naar zoekt

Eeuwig zoeken naar de jij die ik reeds bezit
Maar ik vergat dat het stroomt in de bloedbanen
De wijnranken van de winterslaap zoeken in de aarde
Verbleekt naar het paarsrood van de vrucht

Wachten tot het verschijnt, wachten is alles
Zelfs wanneer de hemel niet de beste genen heeft gegeven
Doet de verschijning van het leven de mensen nog altijd beven

De lente breekt het zegel van de bron van de hartelijke lach
Duizenden, tienduizenden vogels reciteren tussen kleurige bloemen
Dankbaar proef ik mijn bittere vruchten

22 november 1994
Vertaling Iege Vanwalle

Deze vertalingen verschenen eerder in het tijdschrift Het trage vuur nr. 9, 1999.
Lees ook het interview dat Iege Vanwalle met haar hield in 2001: “Door in dat ‘kleine meisje’ binnen in me te blijven geloven, ben ik nooit mijn waardigheid kwijtgeraakt. Ik ben altijd blijven geloven in een spirituele wereld die de alledaagse realiteit overstijgt, in een humanistische levensbeschouwing, en vooral in schoonheid.”
Luister hier naar opnames van Zheng Min op Poetry International in 1994: (andere gedichten met Engelse vertaling)

Vandaag begint in China en Taiwan het jaar van de tijger. Hier bij ons is het nog poëzieweek, met als thema NATUUR. Een betere reden om het gedicht WINGERD van de Chinese dichter Zhu Zhu te lezen is er niet; een wingerd is in het Chinees namelijk letterlijk een OVER MUREN KRUIPENDE TIJGER. Of gaat dit gedicht toch ergens anders over?

WINGERD

Wild is ze, met haar zachte handpalmen
getransformeerd tot tijgerklauwen en zuignappen.
Vanaf de allereerste sprong bedekt ze,
overlapt, verzwelgt de hele muur, hecht
het hele huis, tempert al het licht;
nooit deinst ze terug, zelfs als ze in de leegte stapt
verandert ze in een spiraalvormig schild; zelfs als
de winter is ingevallen, haar bladeren verwelkt zijn, blijft
nog altijd de rits gaatjes achter van de weggetrokken draad
waarmee zij zichzelf had ingelegd; ze wijkt geen duimbreed,
heeft een verpletterend geluksgevoel, en wordt in de lente
getrakteerd op een aanzwellend ego, plaatst als
in een maquette haar vlaggetjes dicht op elkaar,
wil als opdringende golftoppen het steen doorboren;
ze is wanhopig, niet in staat het huis binnen te dringen,
maar tenminste camoufleert ze alles van buitenaf.
Jaar na jaar. Zij heeft echt lief.

Wie zegt dat natuurgedichten saai zijn?

Gelukkig Nieuwjaar!

Meer gedichten van Zhu Zhu lees je hier.

Een nieuwe vertaling, associaties bij poëzie

Sinds enkele weken werk ik aan een selectie van vijftig gedichten van de dichteres Chen Yuhong 陳育虹. Ik lees, selecteer en maak de eerste vertalingen, dat wil zeggen: ik maak eerste ruwe versies. Die begintijd is altijd een leuke, eentje van grasduinen en ontdekkingen doen, eromheen lezen, voordrachten op youtube beluisteren. Beetje bij beetje doordringen tot de essentie van deze poëzie. Nadenken over de woordkeuze, de woordvolgorde.

Chen Yuhong werd geboren in 1952 in Kao-hsiung, Taiwan. Ze publiceerde haar eerste poëziebundel in 1996, relatief laat voor een poëziedebuut, maar inmiddels behoort ze tot de meest gerenommeerde dichters van het land. Zelf werkt ze ook als vertaalster, en niet van de minste schrijvers: ze publiceerde onder meer selecties gedichten van Sappho, Louise Glück, Margaret Atwood, Carol Ann Duffy, Ann Carson, Elisabeth Bishop. Hoewel Chen in haar werk wel vaker naar andere schrijvers refereert, zoals bijvoorbeeld naar klassieke Chinese poëzie als die van Li Qingzhao of Li Bai, is duidelijk dat vooral de schrijfsters die ze zelf heeft vertaald haar diep hebben geïnspireerd; onderhuids is de invloed van de klassieke poëzie ook voelbaar. Haar gedichten, nu eens met heel korte, dan weer met heel lange regels, zijn gedetailleerd en precies: met aandacht kijkt ze naar de wereld om haar heen en beschrijft die met gevoel voor evenwicht tussen beeld, structuur, betekenis en klank.

Hier een kort gedichtje, in het Chinees met mijn eerste, vrij getrouwe vertaling, vooral om straks in het najaar als de bundel uitkomt te zien wat er van die eerste vertaling is overgebleven! Want dit gedichtje lijkt heel simpel, alsof ik het vrij woordelijk in het Chinees kan omzetten. Misschien had Google Translate of Deeple het wel kunnen doen!

詩的聯想

詩是給將來的
你想到鏽紅的酒,壓抑
緩慢的滲透,沁
你想到泡沫
泡沫的閃躲,漂浮,顫慄

詩是給將來的,但愛
愛必須在現在
你想到懸崖
融化的懸崖,你順勢
滑了下去

associaties bij poëzie

poëzie is voor de toekomst
je denkt aan roestige wijn, ingehouden emoties
traag infiltreren, doorsijpelen
je denkt aan bubbels
wijkende bubbels, drijvend, bevend

poëzie is voor de toekomst, maar liefde
liefde is voor nu
je denkt aan een klif
een smeltende klif, waarlangs je zo
naar beneden glijdt

Er zijn verschillende dingen om in de vertaling over na te denken, zoals het verband tussen regel 2 en 3: de ingehouden emoties lijken datgene dat langzaam infiltreert, maar het verband is losjes omdat er letterlijk staat: “trage infiltratie”. De 泡沫 in regel 4 en 5 betekent: “schuim” of “bubbels”, maar schuim heeft in het Nederlands misschien een wat negatieve connotatie. Letterlijk is het Chinees in regel 5 omgekeerd: “het ontwijken, drijven, beven van bubbels/schuim”. Het 閃躲 betekent “ontwijken”, maar ik zie dat een Engelse en Franse vertaling spreken van “effervescing” en “effervescentes”. Zie ik iets over het hoofd? In de zevende regel staat letterlijk: liefde moet in het nu zijn, en het 順勢 in de negende regel is lastig goed op te lossen; het betekent: “zonder er moeite voor te hoeven doen, gemakkelijk”.

En wat zijn mijn associaties bij deze poëzie? Door de structuur worden poëzie en liefde niet enkel gecontrasteerd, maar naar mijn idee vraagt dit gedicht ook naar de relatie tussen poëzie en liefde. Ze worden als verschillend voorgesteld, de een voor de toekomst, de ander voor nu, maar toch… poëzie gaat zo vaak om liefde (in allerlei vormen), en liefde kan zo poëtisch zijn! En is poëzie voor de toekomst of juist ook voor nu? Of andersom: is liefde echt vooral voor nu of toch ook voor de toekomst? Mooi aan dit gedicht vind ik ook dat het een open einde heeft, want is het nu eigenlijk wel of niet fijn om langs een klif naar beneden te glijden?

En even voor de lol; dit maakt Google Translate ervan:

poëtische associatie

Poëzie is voor de toekomst
Je denkt aan roestige rode wijn, deprimerend
langzame penetratie,
je denkt aan bubbels
Ontwijken, zweven, trillen van het schuim

Poëzie is voor de toekomst, maar liefde
liefde moet nu zijn
denk je aan kliffen
Smeltende kliffen, u profiteert ervan
Naar beneden glijden

En Deeple:

Gedichten van vereniging

Poëzie is voor de toekomst
Je denkt aan roestige rode wijn, verdrongen
Langzaam sijpelend, doordringend
Je denkt aan bubbels
Een luchtbel van ontwijken, zweven, trillen

Poëzie is voor de toekomst, maar liefde
Liefde moet nu zijn
Je denkt aan een klif
Een smeltende klif, je glijdt naar beneden
En naar beneden glijden

Als ik dat lees, geloof ik dat ik als poëzievertaler voorlopig nog niet overbodig zal zijn.

Universeel

Een impromptugedicht
Li Qingzhao (1084-ca. 1151)

Bij maanlicht tussen bloemen vijftien jaar geleden
Schreven we samen onze verzen over bloemen.
De maan en bloemen, zie ik, zijn vandaag dezelfde
Maar hoe zal ooit mijn liefde weer op vroeger lijken?

Hoe universeel kan poëzie zijn? Als we dit korte Chinese gedichtje uit de twaalfde eeuw lezen, voelt het alsof we het zelf onlangs geschreven zouden kunnen hebben… Liefde gemengd met beelden uit de natuur zijn van alle tijden en plaatsen. Het is een heel invoelend gedichtje dat je laat nadenken over vergankelijkheid.
Het gedicht is geschreven door Li Qingzhao, een van China’s bekendste dichteressen. Een kleine selectie van haar werk is te lezen in de omvangrijke anthologie Dertig eeuwen Chinese poëzie, door professor Wilt L. Idema, die in het najaar van 2021 uitkwam. Dat is een uitgebreid herziene versie van zijn beroemde verzameling De spiegel van de klassieke Chinese poëzie, waarvoor hij destijds de Nijhofprijs ontving. In deze verzameling heeft hij meer vrouwelijke dichters opgenomen, en meer werk uit de negentiende eeuw, de laatste eeuw van het Chinese keizerrijk. De bundel verscheen bij uitgeverij Brooklyn en biedt meer dan 600 pagina’s poëzie van ruim 200 dichters! Waar nodig geeft de vertaler uitleg bij de gedichten, maar vaak blijken ze verrassend toegankelijk en universeel.
https://www.uitgeverijbrooklyn.nl/home/alle-boeken/dertig-eeuwen-chinese-poezie/