Een asgrauwe dageraad

Op 4 oktober j.l. verscheen de dichtbundel van de Chinese dichter Wang Jiaxin, een selectie van ruim 60 gedichten uit het werk van deze vooraanstaande dichter.

In zijn hele werk is een voorliefde te zien voor het kleine, voor alledaagse details en gebeurtenissen, die Wang een bredere, algemenere waarde geeft. Door die aandacht voor het kleine klinken zijn gedichten vaak bescheiden, en dat wordt versterkt door de rustige toon van de gedichten die beschouwend, bijna vertellend is. Hij schuwt grote woorden en mijdt abstracties. Vrijwel alles is wat het is, wat overigens niet wil zeggen dat er geen diepere, metaforische betekenis achter zijn regels schuilt. Maar hij past geen kunstgrepen toe, laat zich niet verleiden tot woordspelletjes noch tot hermetische beeldspraak. ‘Ik schrijf gedichten, geen raadsels’, zegt hij in een gedicht ‘Een antwoord op Ilja Pfeijffer’s uitspraak ‘Onbegrijpelijke poëzie is altijd beter dan makkelijke’, en ook: ‘Als ik schrijf “De hele winter eet hij appelsienen”, dan at hij appelsienen, geen metaforen’. Poëzie draait voor Wang juist niet om ‘gewaagde metaforen, vernieuwende woordcombinaties, ongebruikelijke woorden of verontrustende syntaxis.’ Wang balanceert tussen de realiteit en dat wat daarachter schuilt, zijn kracht zit vooral in ‘de onmisbare witte ruimte tussen twee verzen’.

De vrije verzen van Wang Jiaxin zijn bedrieglijk eenvoudig en kristalhelder, en zoals kristal een heel kleurenspectrum verspreidt wanneer je het draait in het licht, zo heeft de poëzie van Wang Jiaxin een hele reikwijdte aan betekenis en overpeinzingen. In de schaduw van verleden en heden zoekt hij naar waarheden, grote en kleine, en benadert via concrete beschrijvingen een tijdloze eenzaamheid. Hier een voorbeeld, in de vertaling van Iege Vanwalle.

EEN BIERTJE MET MIJN ZOON

welke ambitie heeft een man van over de vijftig nog?
hij droomt er enkel van het glas te heffen
met zijn volwassen zoon die hij al zo lang niet heeft gezien
de glazen klinken –
zo omhelzen zij elkaar
zo verzoenen zij zich met elkaar
dan zwijgen ze
als de zoon opstaat, nog een glas bestelt
staart de vader naar zijn glas
schuim glijdt van de rand naar de bodem

De hele bundel is vertaald door Sanne Brun, Maghiel van Crevel, Minke Lok, Silvia Marijnissen, Floris Meertens, Hannah Oudman, Annelous Stiggelbout, Annabella van Tuijl, Iege Vanwalle en Laura Vermeeren

Zie: https://poeziecentrum.be/een-asgrauwe-dageraad

Dichter Hu Xudong overleden

Op 22 augustus stierf heel onverwacht de Chinese dichter Hu Xudong, op 47-jarige leeftijd. In 2014 was hij te gast op het Poetry Festival in Rotterdam. Hij was een bijzondere, talentvolle dichter, die erg mooi, gevoelig én grappig kon schrijven. Ter herinnering aan hem herhaal ik hier twee van zijn gedichten, de eerste droeg hij destijds voor op de openingsavond van het festival, de andere stuurde hij me na afloop van het festival, toen hij weer terug in Beijing was. Voor meer vertalingen zie hier.

MAMA ANA PAULA SCHRIJFT OOK POËZIE

Mama Ana Paula schrijft ook poëzie.
Met een sigaret van maisblad in haar mond smeet ze me
een dikke dichtbundel toe en zei: ‘Lees maar, van mij, mama.’
Echt waar, de onstuimige mama Ana Paula, de moeder
van mijn student José, met twee Braziliën als haar borsten,
een Zuid-Amerika op haar billen en een buik vol bier als
de Atlantische Oceaan, schrijft ook poëzie.
Toen ik haar voor het eerst zag en ze me optilde als een arend
die een kuikentje greep, wist ik niet dat ze poëzie schreef.
Toen ze me groette met ‘dag lulletje’, haar grote palmboomhanden
mijn gezicht aaiden, haar marihuanatong mijn paniekerige oren
likte, wist ik niet dat ze poëzie schreef. Iedereen zei dat ze
een gekkerd was, ook zoon José en schoondochter Gisèle,
maar niemand zei me dat ze poëzie schreef. José zei:
‘Zet mijn leraar neer, lief gekkerdje van me.’
Dat deed ze, ging verder met haar lulletje hier en lulletje daar,
en pakte een andere prooi. Ik keek naar haar sterke rug,
die zelfs als ze zat was nog altijd een stier dodelijk kon vloeren,
hoe had ik kunnen weten dat ze poëzie schreef?
Zelfs vandaag, een dag dat mama Ana Paula bijzonder kalm is,
had ik nooit kunnen bedenken dat ze ook poëzie schrijft.
Toen ik met José het huis in liep en een glimp van haar opving,
rokend bij het zwembad, armen en benen gespreid, had ik ook
nooit kunnen bedenken dat ze poëzie schrijft. Toen ik
in de woonkamer een gespierde kerel met Bob Marley rastahaar
tegenkwam en Gisèle me vertelde dat hij het vriendje was van
haar schoonmoeder van de avond ervoor, had ik al helemaal niet
kunnen denken dat mama Ana Paula die elke dag
een gespierde kerel had ook poëzie schreef.
Toch is het waar: mama Ana Paula schrijft poëzie. Waarom zou
mama Ana Paula met haar boeren en scheten geen vrouwenpoëzie
zonder boeren en scheten schrijven? Ik blader heel de bundel
van mama Ana Paula door. Inderdaad, mama Ana Paula
schrijft echt poëzie. Geen vette poëzie vol drank, geen poëzie
met marihuana en lullen, of gespierde poëzie met gespierde kerels.
In een gedicht met de titel ‘Drie seconden stilte in een gedicht’,
heeft ze geschreven: ‘Geef me drie seconden stilte in een gedicht,
dan kan ik daarin de donkere wolken van de lucht beschrijven.’

RIDDERKERK

Een witte wolk met een rugzak
heeft de windvlaag
naar Rotterdam gemist.
Hij zit midden in de lucht in een afgelegen
overstaphaven van luchtstromen
te staren, soms beweegt hij
zijn vermoeide billen, buigt zijn hoofd en ziet
hoe zijn schaduw op de rivier
geduldig met de lage, jonge zonnestralen
‘steen, schaar, papier’ speelt.
Op de Maas is het zo stil dat je
de wolk kunt horen kuchen, er zijn alleen
een paar nog slapende vrachtboten
die geruisloos onder langs zijn gekruiste benen
varen, op de containers
staat ‘China Shipping’ in Chinese karakters
als een zacht gesnurk uit de verte.
Plotseling valt zijn oog op
mij in het gras aan de waterkant, die net zoals hij
de boot heeft gemist
en er in een verlaten haventje
maar niet in slaagt stil te blijven zitten.
We groeten elkaar,
het is lastig communiceren door de uitwaaierende
klinkers van zijn wolkentaal. Hij steekt
zijn zwevende hand uit, probeert mij
een Wolkensigaret te geven, die ik vriendelijk afwijs
omdat ik alleen ‘Toren van de Gele Kraanvogel’ rook.[1]
We doen ons best de ander duidelijk te maken
dat ik een mooie dochter heb en dat hij
met een donkere wolk een halfbloed zoon heeft, die vorig jaar
naar Cape Verde is gedreven om te leren zingen.
Voor we ons gesprek kunnen verdiepen
komt er een driemasterwind die naar de Erasmusbrug waait,
en stroomopwaarts verschijnt ook mijn boot.
We grijpen tegelijk ons mobieltje
om een foto te maken als aandenken, daarna gaat hij naar zijn
Rotterdam, en ik in de tegenovergestelde richting:
een dorpje waar de windmolens op een rij staan
– mooi als mijn dochter.


[1] Wolkensigaretten en Toren van de Gele Kraanvogel zijn werkelijk bestaande sigarettenmerken in China (uit uit de provincies Yunnan en Hubei). De beroemde Toren van de Gele Kraanvogel bestaat ook daadwerkelijk, in Wuhan, en komt veelvuldig voor in klassieke Chinese poëzie.

Ik schrijf omdat ik een toeval ben – Jidi Maja boekvoorstelling

Nicky Aerts (radio Klara) gaat in gesprek met vertaalster/sinologe Silvia Marijnissen over de poëzie van Jidi Majia, over Chinese (hedendaagse) poëzie en poëzie in het algemeen. Silvia Marijnissen vertaalde voor het Poëziecentrum Ik schrijf gedichten omdat ik toeval ben van de Chinese dichter Jidi Majia.

Jidi Majia (1961) behoort tot de Nuosu, een minderheidsvolk in China uit de provincie Sichuan. Hij werd bekend met zijn poëzie die stevig geworteld is in de tradities van zijn volk, dat tot de Tibeto-Birmaanse familie behoort. In stijl doet zijn werk aan orale literatuur denken en inhoudelijk toont het een grote gevoeligheid voor de kosmos, de natuur en het landschap. Jidi snijdt in zijn sterk geëngageerde gedichten thema’s aan die juist in deze tijd (coronacrisis, klimaatproblemen, de politieke ontwikkelingen in de verschillende landen) actueel en relevant zijn: hij uit zijn bezorgdheid over de vernietiging van de natuur, over oorlog en geweld, over de globalisering van de wereld, over het verval van sociale waarden. Met het werk van Jidi, dat in vele talen is vertaald en nu voor het eerst in het Nederlands verschijnt, gaat een andere wereld voor ons open. 

datum: Vrijdag 2 april 2021 | 20 uur
toegang: Gratis, aanmelden verplicht
inschrijven: Via deze link. Op de dag van het evenement krjg je in je mailbox de link toegestuurd om de voorstellling en het gesprek digitaal bij te wonen

Ochtendgloed eten

Er zijn van die momenten dat je je het liefste in je eigen wereldje zou willen terugtrekken en alles om je heen vergeten, zoals de dichter Han Shan lang geleden beschreef:

Pure and Remote View of Streams and Hills 溪山清遠 is een schildering van Xia Gui (夏珪, 1180-1230) uit de Song dynastie, en hangt in het National Palace Museum in Taipei; Handscroll, inkt op papier, 46.5 x 889.1 cm.

有一餐霞子,其居讳俗游。论时实萧爽,在夏亦如秋。
幽涧常沥沥,高松风飕飕。其中半日坐,忘却百年愁。

Er is een meester die ochtendgloed eet,*
zijn woning is ver van werelds vertier.
De seizoenen zijn er aangenaam koel,
in de zomer is het als in de herfst.
Een verborgen beek kabbelt gestaag voort,
door de hoge pijnbomen ruist de wind.
Wie daar een halve dag kan verblijven,
vergeet het verdriet van honderd jaren.

* De eerste regel is een verwijzing naar de taoïsten, die hun ademhalingsoefeningen in de vroege ochtend doen, omdat er dan veel yang, levensenergie, in de lucht zit.

Over de dichter die wordt aangeduid met de naam Koude Berg, Han Shan in het Chinees, is weinig met zekerheid bekend. De ruim driehonderd gedichten die onder die naam zijn verzameld, zouden bijeen zijn gebracht door ene Luqiu Yin, aldus het voorwoord bij de verzameling. Maar ook de identiteit van deze man is allesbehalve eenduidig, waardoor er twijfels bestaan over het waarheidsgehalte van zijn voorwoord.

Het beeld dat in de loop van de eeuwen van Han Shan is overgeleverd, is dat van een excentrieke, lachende kluizenaar, die samen met zijn zielsverwant Shide rondzwierf op de Koude Berg, een van de toppen in het Tiantai-gebergte in het Zuidoosten van China. Het voorwoord van Luqiu Yin noemt de twee mannen incarnaties van de bodhisattva’s Manjusri en Samantabhadra.[1] Ze woonden in grotwoningen in de buurt van een kloostertempel met de naam Guojing, waar ze van de zenmeester Fenggan soms wat te eten kregen. Door de eeuwen heen werden de twee kluizenaars een geliefd onderwerp voor Chinese en Japanse schilders. Ze worden steevast afgebeeld in vodden, met verwilderde haren en een brede grijns – als mensen die het midden houden tussen gekken en wijzen.

Duidelijk is dat er iemand is geweest die zichzelf naar de bestaande berg heeft vernoemd. Deze Koude Berg zou ergens tijdens de Tangdynastie (618-907) hebben geleefd, sommige specialisten plaatsen hem vroeg in de Tang anderen laat in de achtste eeuw. Ook is er wel geprobeerd te bewijzen dat de gedichten in de overgeleverde verzameling niet allemaal door een en dezelfde persoon zijn geschreven; ze zijn gevonden op bomen, stenen en muren in de buurt, en zouden een combinatie kunnen zijn van Han Shan en andere tijdgenoten, of van Han Shan en latere volgelingen.

Uit de verwijzingen naar oudere literatuur blijkt dat Han Shan een goede opvoeding moet hebben genoten. De gedichten, geschreven in een klassiek Chinees dat wat meer naar de spreektaal neigt dan ander werk uit die tijd, zijn heel divers. Er zijn verwijzingen naar een eenvoudig leven en naar een leven in rijkdom. Er zijn treurzangen over de kortheid van het leven, satires op gierigheid en arrogantie, klachten over armoede en over de moeilijkheden van het ambtelijke leven.

Het zenboeddhisme, dat tijdens de Tang onder leken een grote aanhang verwierf, en het taoïsme vormen een belangrijke voedingsbron van deze gedichten; tegelijkertijd worden de aanhangers daarvan ook bij tijd en wijle belachelijk gemaakt, zoals bijvoorbeeld de taoïsten die het eeuwige leven wilden bereiken door allerlei alchemistische procedés. Hoewel Han Shan vooral wordt gezien als een zenboeddhistische dichter, geven lang niet alle gedichten blijk van die religieuze overtuiging, eerder van een geestelijke zoektocht, die soms tot frustraties en soms tot verlichting leidt.

Die zoektocht naar verlichting wordt gesymboliseerd door beschrijvingen van het landschap op de Koude Berg en het leven daar. Een dal wekt associaties met gevoelens van verlorenheid, verdwalen, vallen, obstakels overwinnen. Boven op een berg zijn wijst op een transcendente ervaring; er heerst meestal licht, zuiverheid, rust en kalmte: wie daar is heeft de waarheid bereikt. Een gedicht over de moeilijkheden en obstakels bij een bergbeklimming, met bijvoorbeeld talrijke, onduidelijke paden waaraan geen einde komt, wijst erop dat er niet één Weg is, maar dat die voor iedereen anders kan zijn.

In 1977 verscheen er van de hand van W.L. Idema een uitgebreide vertaling van het werk van Han Shan, Gedichten van de Koude Berg. Zen-poëzie (Arbeiderspers).


[1]  Een bodhisattva is voorbestemd voor het Boeddhaschap maar blijft op aarde om anderen te helpen de verlichting te bereiken. Manjushri is de bodhisattva van Grote Wijsheid, Samantabhadra van Perfecte Activiteit, samen flankeren ze vaak het beeld van Sakyamuni Boeddha.