Van pijnboom tot asfaltweg – een vraaggesprek met Luo Qing

Door Silvia Marijnissen en Martin de Haan, juni 1996

暫時不飛的怪鳥

Zowel in Taiwan als daarbuiten heeft u naam gemaakt als schilder, dichter en kalligraaf. Is er een reden waarom u op die drie terreinen actief bent? Hoe hangen zij met elkaar samen?

Als kind wilde ik schilder worden, maar mijn leraar zei dat ik om schilder te worden poëzie moest leren schrijven. En daarvoor moest ik weer kalligrafie leren… In het begin bekeek ik het dus heel praktisch: Chinese schilders houden van lege ruimtes om poëzie in te schrijven, omdat poëzie heel suggestief is en een belangrijke rol in de compositie van het geheel speelt. En als je toch een gedicht gaat schrijven, kun je dat maar beter op een mooie manier doen. Zo hangt het allemaal samen.

Maar er is meer…

Later, toen ik me in de Chinese kunst verdiepte, bestudeerde ik Su Dongpo, die in de tweede helft van de elfde eeuw heeft geschreven over de samenhang tussen de schilderijen en de poëzie van Wang Wei (achtste eeuw). Su Dongpo realiseerde zich dat er poëzie in Wangs schilderijen zit en dat er een schilderij in zijn poëzie zit. Maar dat is natuurlijk niet zo eenvoudig als het lijkt. Want hoe zit het als je een slechte schilder bent en je een goede dichter vraagt om iets op je slechte schilderij te schrijven? Dan weet je nog steeds dat het gedicht goed is en het schilderij niet. En andersom geldt hetzelfde. Ik dacht: poëzie en schilderkunst vormen geen garantie voor elkaar, er is iets anders. Daarom formuleerde ik iets wat Su Dongpo gezegd zou kunnen hebben: poëzie en schilderkunst gebruiken dezelfde methode. De essentie van poëzie is dat je met een deel het geheel suggereert. Als een schilder hetzelfde probeert te doen, kun je zeggen dat er in de poëzie een schilderij zit en dat er in het schilderij poëzie zit. De poëzie is geen uitleg van het schilderij, en het schilderij is geen illustratie van de poëzie. Ze zijn onafhankelijk, maar hebben dezelfde artistieke benadering. Door tegelijkertijd poëzie en schilderkunst te studeren, heb ik een heel suggestieve, indirecte manier geleerd om me uit te drukken.

Volgens u hebben de schilderkunst en de poëzie dus dezelfde methode, maar gebruiken ze verschillende middelen. Hoe werkt dat precies in de praktijk?

Laat ik een voorbeeld geven, een beroemd voorbeeld over examens die werden gehouden door keizer Huizong, die kort na Su Dongpo leefde. De opdracht was een schilderij te maken gebaseerd op een versregel van de Tang-dichter Wei Yingwu. De oorspronkelijke regel luidt: ‘Ye du wu ren zhou zi heng’, letterlijk: ‘wildernis – veerplaats – geen – mensen – boot – zelf – drijven’, dus zoiets als: ‘De afgelegen veerplaats is verlaten en de boot ligt te dobberen.’ De eerste vraag is natuurlijk: hoe schilder je een afgelegen veerplaats? Je zou een bordje moeten maken met ‘afgelegen veerplaats’, als een strip! De meeste deelnemers schilderden een verwilderde, verlaten oever en om te laten zien dat dit echt ver weg van de stad was. Daarnaast schilderden de meesten een lege boot. Keizer Huizong bekeek alle schilderijen en stopte uiteindelijk voor één ervan. De schilder had niet alleen een verlaten oever en een boot geschilderd, maar ook een veerman in de boot, en aan de andere kant van de boot een kraanvogel. En op de oever zie je een leeg paviljoen met wat bomen ernaast. Huizong zei: ‘Dit is een heel goed schilderij, het moet de eerste prijs krijgen.’

Waarom?

Laat ik eerst de dichtregel uitleggen, die ik heel suggestief vind. Natuurlijk suggereert die niet dat er vandaag niemand is gekomen omdat het slecht weer is, dat de zaak dicht is. Of dat de boot stuk is: het is riskant, dus stap maar niet in! Toen ik deze regel voor het eerst las, dacht ik: Als er geen mensen zijn, hoef je dat eigenlijk niet te zeggen. Zou het niet beter zijn om wu ren, niemand, weg te laten? Je krijgt dan een regel van vijf karakters, wat veel bondiger en compacter is. In de Chinese poëtica spreken we wel van het oog van een gedicht, dat de essentie van de tekst is. En in tweede instantie realiseerde ik me dat wu ren dat hier is: alleen als je veel mensen verwacht en er blijkt niemand te zijn, zul je dat zeggen. Als je een lezing gaat geven, je gaat de zaal in en er is niemand, dan zul je verbaasd ‘er is niemand’ uitroepen. Maar op de toppen van de Himalaya zul je het niet zeggen, omdat je daar niemand verwacht. Zo is het ook in het gedicht: normaal verzamelen zich veel mensen bij de veerplaats, ze kletsen en wachten, maar vandaag is er niemand. De versregel suggereert dus ‘stilte’. Nu zijn er verschillende soorten stiltes: als studenten examen doen, hangt er een gespannen stilte; de stilte in Hitchcocks films is heel broeierig. Maar de stilte in het gedicht is er een van vrijheid, van op je gemak zijn en van rust.

En dat zit ook in het schilderij? Wat maakt het schilderij zo bijzonder?

罗青在中国Mijn blik werd allereerst naar het paviljoen getrokken, dat volgens mij het oog van de Chinese landschapschilderkunst is. Hoe kun je het idee van ‘niemand’ schilderen? Je moet een object, iets concreets laten zien om het abstracte idee van ‘niemand’ of ‘niets’ te kunnen uitdrukken. Het beeld van het lege paviljoen, dat niet in het gedicht zit, is daar heel geschikt voor. De kraanvogel is een ander belangrijk element, omdat die bang is voor mensen. Staand op de voorsteven suggereert hij dat die plaats al twee of drie uur lang heel rustig is. Maar het meest ingenieuze in dit schilderij is de veerman met een fluit in zijn hand. Ik denk dat keizer Huizong daarom dit schilderij het beste vond: het laat zien dat de schilder het oog van het gedicht volledig heeft begrepen, want het suggereert dat de veerman aan muziek denkt en zich dus vrij, op zijn gemak voelt. Dat verhoogt de subtiliteit van het schilderij.

Maar hoe verhoudt dit alles zich tot uw eigen werk?

Ik heb heel veel geleerd van de traditionele schilderkunst en poëzie. Zo weet ik door mijn schilderervaring hoe ik de leegte kan benutten, en dat gebruik ik in mijn poëzie; zoals er bijvoorbeeld een leegte zit in het gedicht ‘Zes manieren om watermeloen te eten’. Tot nu toe heeft niemand daar ooit op gewezen – de meeste poëziecritici lijken niet erg vertrouwd met de schilderesthetiek. Maar die ervaring is in mijn voordeel, want elke keer als ik vast ben gelopen in de verbale taal, vind ik een uitweg via de ‘schildertaal’. En andersom.

Wat is die leegte in ‘Zes manieren om watermeloen te eten’?

Ik zeg bijvoorbeeld zes manieren, maar ik geef er vijf. Ik vond het vreemd om precies zes manieren te maken, omdat er een eindeloos aantal is. En als je er één weglaat, gaat de lezer over de reden daarvan nadenken; het laat ruimte open om zelf iets te bedenken… Vroeger had men de neiging om heel coherent te zijn: als je zes gedichten zei, dan waren er ook zes gedichten. Voor ik ‘Zes manieren om watermeloen te eten’ schreef, dacht ik dat ik alle mogelijkheden van een centraal idee in één gedicht kon uitputten. Maar ik realiseerde me al snel dat dat onmogelijk is, iemand anders kan altijd weer iets anders verzinnen. Dus schreef ik een reeks gedichten, maar liet er één weg, ter compensatie. Overigens blijft de laatste manier beperkt tot de titel ‘Eet eerst maar eens, dan praten we daarna verder’. Ik wilde alleen de hoofdrichtingen van de delen aangeven, en liet ze verder hun eigen weg gaan. In die tijd begon ik meer gedichtenreeksen te schrijven, gebaseerd op dat idee.

Juist met betrekking tot dit gedicht is het opvallend dat u de traditionele schilderkunst en poëzie als inspiratiebron noemt, want de meeste critici wijzen op Wallace Stevens en zeggen dat u door hem beïnvloed bent.

Ik denk van niet… Het beroemde gedicht van Stevens waar zij op doelen is ‘Thirteen Ways of Looking at a Blackbird’. Maar hij is heel ondubbelzinnig – dertien manieren.

De critici lijken niet te zien dat u één manier weglaat.

Ja… Ik heb het zelf in verschillende artikelen gezegd, maar niemand lijkt de moeite te nemen die goed te lezen… Dus als iemand nu zegt dat ik beïnvloed ben door Wallace Stevens, zeg ik: ‘Ja.’ Ik zeg gewoon ja. En toch… Als omslag voor mijn eerste bundel Manieren om watermeloen te eten heb ik ‘Herfstgedachten’ van de Tang-dichter Du Fu (achtste eeuw) gebruikt, omdat die cyclus van acht gedichten symbolisch is voor het idee van de absolute samenhang. Elk gedicht heeft acht regels, en acht maal acht is vierenzestig; dat komt precies overeen met de hexagrammen van de Yijing, die het hele universum beslaan, de vier seizoenen, alles! En waarom gebruik ik dat als omslag? Omdat ik daar tegen ben! Maar de mensen zien dat niet. Ze lezen de titel maar kijken niet verder; ze zien niet dat ik in mijn poëzie heel consequent probeer dat onontgonnen terrein te verkennen.

Dus u bedoelt dat het hele idee van poëziereeksen zoals de ‘Zes manieren’ als een soort parodie gezien moet worden, een commentaar op de Chinese traditie?

Ja. Bijvoorbeeld, in 1236, toen de druktechniek inmiddels wijdverbreid was, verscheen het boek Pruimebloesem, geschreven door Song Boren. Hij bestudeerde het bloeiproces van de pruimebloesem en verdeelde dat in precies honderd stadia! En vervolgens schreef hij honderd gedichten: het begin, vier, vijf gedichten over de knop, in bloei enzovoort. Echt ongelofelijk! In zijn studie wordt de natuur bijna uitgeput. Iemand die na de publicatie van dat boek de pruimebloesem wilde bestuderen, bestudeerde niet de bloem zelf, maar dat boek. Je kunt alle mogelijkheden selecteren en combineren. Ergens is dat heel postmodern…

Omdat de reproductie in zekere zin het origineel wordt.

Inderdaad. Dat was dus in de Song-dynastie, en het idee werd daarna verder ontwikkeld met andere planten, tot uiteindelijk rond 1670 het eerste uitvoerige handboek voor landschapschildering werd gepubliceerd, de Mosterdzaadtuin. Het mosterdzaadje is erg symbolisch: het is waarschijnlijk het kleinste zaadje dat je kunt vinden, maar binnenin zit een heel universum. Het handboek leert je een landschap te schilderen, te beginnen bij één rots, twee rotsen, drie rotsen, en één boom, twee bomen, vijf verschillende pijnbomen et cetera. Dat boek heb ik als kind uit mijn hoofd geleerd. Je gaat niet de natuur in om te schetsen. De natuur is zo naïef! Kijk maar eens naar een echte bamboe – dat is niets! Hij kent de Yuan- of Song-manier van schilderen niet, het is gewoon een domme bamboe. Maar door het handboek uit je hoofd te leren, leer je heel veel verschillende manieren om bamboe te schilderen; je leert een bamboe te schilderen vol historische kennis, met een culturele erfenis. Dat maakt een schilderij veel subtieler. Daarom beschouw ik de Mosterdzaadtuin als het eerste woordenboek van de Chinese schilderkunst: je leert alle woorden en zinnen uit je hoofd, en dan sta je er alleen voor, dan kun je een compositie maken.

Maar dan gebruikt iedereen hetzelfde vocabulaire, dan doet iedereen in zekere zin hetzelfde.

曹沫渡江Natuurlijk heeft die werkwijze voor- en nadelen. Het voordeel is dat de kunstenaar zichzelf kan bevrijden van de grammatica van de natuur, die altijd hetzelfde is: het schilderij krijgt een soort autonomie. Maar het nadeel is dat elke aanpak, elke techniek uiteindelijk cliché wordt. Zo denk ik dat tegen het einde van de Qing-dynastie de door de mens gemaakte grammatica zelf gefixeerd is geraakt.

De kunst is natuur geworden.

Ja. Je schildert een pijnboom, zet er bamboe bij; onder de bamboe schilder je een paviljoen; in het paviljoen schilder je een oude man, en waar kijkt de oude man naar? Hij kijkt naar de waterval; halverwege de waterval hangen wolken – het is altijd hetzelfde repertoire… Die gefixeerdheid van de Chinese kunst wordt ook heel goed geïllustreerd door een voorbeeld uit de moderne Chinese literatuur, van de bekende schrijver Lu Xun en zijn jongere broer Zhou Zuoren. De laatste schreef de volgende anekdote in zijn memoires. Toen hij klein was, vergezelde hij zijn broer naar diens privé-leraar. Terwijl zijn broer in de studeerkamer zat, speelde Zhou Zuoren buiten op de binnenplaats, en hoorde hen soms praten. In de eerste lessen moest Lu Xun leren een parallellisme te maken. De leraar keek naar de binnenplaats, zag een rode bloem in een pot en schreef: hong hua, rode bloem, en vroeg Lu Xun vervolgens om het tegenovergestelde te schrijven, in een parallelle vorm. Lu Xun keek ook naar buiten, zag een blauwgroene parasolspar, en schreef qing tong. Maar de leraar zette er een groot kruis doorheen: vanwege de rode bloem had hij lü cao, groen gras, moeten schrijven. Tegenover het zuivere rood moet een echte groene kleur staan, lü, en gras is het tegenovergestelde van bloem. Daarna benadrukte de leraar: het belangrijkste van alles is de toon. Hong is de stijgende toon en hua de hoge vlakke, en lü is de vallende toon en cao de lage duikende; ook de tonen moesten volledig tegengesteld zijn. Zhou Zuoren vond het erg vreemd, want op de hele binnenplaats was er geen enkel sprietje gras te zien.

Je moet dus heel strikte regels volgen.

Dat laat de anekdote duidelijk zien. Klassieke poëzie weerspiegelt geen echte ervaringen: voor retorische perfectie offer je alles op. Als je eenmaal gewend bent aan die manier van denken, kun je geen echte gevoelens meer uitdrukken, en ben je niet meer in staat op veranderingen in de wereld te reageren.

En u? Bent u er gewend aan geraakt?

Toen ik klein was, schilderde ik altijd een ridder met een groot zwaard die boven op een pijnboom stond. Mijn leraar riep uit: ‘Wat! Dit is vulgair!’ Ik vroeg: ‘Waarom? Ik vind het leuk! Waarom moet ik altijd die oude man met zijn stok schilderen?’ Een landschap moet afzondering, sereniteit, meditatie uitdrukken, maar ik was pas dertien! Wat nou sereniteit… Ik wilde actie! Tijgers en draken waren de reden waarom ik wilde leren schilderen. Maar na een tijdje wil je graag een draak schilderen die op een rots klimt, en dan merk je dat een draak gemakkelijk te schilderen is, maar dat een rots vormloos is en daarom heel moeilijk. Ik denk dat de rots het meest intrigerende onderdeel is van de Chinese landschapschilderkunst – het is haast abstracte kunst, omdat je in zekere zin niets schildert en volledig geobsedeerd raakt door de lineaire beweging, door de puur formele constructie. En door die constructie laat je je eigen unieke standpunt zien. Met een tijger is dat onmogelijk, omdat je daarbij vastzit aan zijn uiterlijke vorm. Als je een tijger schildert, kan iemand commentaar leveren, omdat de staart te lang is of de neus te groot. Maar kan ik zeggen: ‘Je boom is een paar centimeter te lang, je had hem korter moeten maken’, of: ‘Je berg is te klein’? Nee! De esthetische voldoening bij het schilderen van een rots is tien keer zo groot als bij een tijger. Daarom geef je uiteindelijk de tijger en andere figuren op, en wijd je je volledig aan het landschap, omdat het vorm heeft maar toch vormloos is – in de landschapschilderkunst heb je volledig de vrijheid. Waarschijnlijk is dat de reden waarom Chinese schilders nooit zijn overgegaan op abstracte kunst, omdat de landschapschilderkunst geheel in die behoefte voorziet, en daarom is dat na duizend jaar nog altijd de belangrijkste manier om Chinese ideeën uit te drukken, om je esthetisch uit te drukken.

Maar hoe zit het dan met de echte vorm van het echte landschap dat je wilt schilderen?

闲钓一溪云Een Chinese schilder gaat nooit in het echte landschap zitten schilderen, omdat het resultaat dan puur een formele herhaling is, een reproductie. Als ik bepaalde bergen wil schilderen, verblijf ik er drie of vier keer in de loop van een aantal maanden. Daarna ga ik terug naar mijn atelier en schilder ze. Als je vanaf één punt schildert, kun je misschien alleen die ene pijnboom zien, maar is het onmogelijk om de waterval te zien, de vallei en die andere boom. Maar ik schilder wel al die elementen, die ik symbolisch vind, in één schilderij. En omdat ik die bergen ken, omdat ik er vriendschap mee heb gesloten, wordt het schilderij in zekere zin een spiritueel portret van mijzelf. Zo doe ik het. Chinese landschapschilderingen maak je uit je hoofd, je zet de noodzakelijke beelden bij elkaar en dan heb je het landschap.

Maar wat is uw positie in dit alles?

Ik wil tegelijkertijd blijven schilderen en poëzie schrijven omdat ik die kans heb gekregen en omdat ik zie dat ik door mijn scholing bepaalde voordelen heb. Eigenlijk ben ik heel erg ambitieus… Ik wil in de voetstappen van mijn voorouders treden. In de Tang-dynastie hadden we Wang Wei, die een groot dichter en schilder was. In de Song-dynastie was er Su Dongpo… Tot aan de Qing-dynastie hebben we een lange traditie, en die wil ik voortzetten. En ik ben zeer goed vertrouwd met het Chinese schilderrepertoire door mijn twee leraren, de Mantsjoeprins en de monnik.

Een prins en een monnik?

Een Mantsjoeprins heeft mij de traditie van de zogenaamde Noordelijke school geleerd, en na zijn dood heeft een boeddhistische monnik me de Zuidelijke school geleerd. Hij is ook degene die me heeft aangemoedigd om aan kalligrafie te doen. Kalligrafie zie ik als een bemiddeling tussen poëzie en schilderkunst. Enerzijds is kalligrafie een lineaire beweging: je gebruikt de welsprekendheid van pure lijnen om jezelf uit te drukken. Anderzijds ligt de kalligrafische beweging zelf, het ritme, heel dicht bij poëzie schrijven, en zelfs Chinese opera… Mijn monnik-leraar wilde me opera leren, omdat de toonvariaties die je daarin ziet, terugkomen in de kalligrafische lijnen.

Toch lijdt het geen twijfel dat uw werk erg modern is. Hoe kun je een moderne kunstenaar zijn en tegelijkertijd de traditie voortzetten?

China heeft zo’n zware schildertraditie dat je je er moeilijk van los kunt maken. Als je eerst pijnbomen en zo leert schilderen en dan een motor schildert… dat is belachelijk! Maar het is de verantwoordelijkheid van de kunstenaar om de gevoeligheid van zijn tijd te vernieuwen. Wat is die gevoeligheid? Het is het samenvallen van kennis en echte ervaringen. Op de universiteit gaf ik de traditionele schilderkunst geheel op. Ik studeerde Engels, Engelse boeken en popart, en dacht: dit is echte kunst, dit is abstracte schilderkunst; en ik wilde zelf van die collages maken. Eerst verbaas je natuurlijk je docenten en medestudenten, maar na een tijdje raakt iedereen eraan gewend. Het probleem met abstracte schilderkunst is dat je na honderd werken jezelf begint te herhalen.

Hoe hebt u dat probleem opgelost, hoe ging u verder?

Ik realiseerde me dat je met de klassieke Chinese taal iets nieuws kunt schrijven. Voor het woord ‘maan’, bijvoorbeeld, gebruik je in het klassiek Chinees altijd een toespeling, zoals chanjuan, omdat het normale woord yueliang te gewoon is. Aan het begin van deze eeuw waren er mensen die zeiden: ‘We moeten een nieuwe taal maken om nieuwe dingen uit te drukken; we moeten in de alledaagse spreektaal schrijven om de ketenen van de oude literaire taal te breken en ons vrij uit te kunnen drukken.’ Toen begon men het woord yueqiu te gebruiken voor ‘maan’. Yueqiu is een nieuw idee; yue verwijst naar de maan en qiu betekent baan, kring of bol. Die twee karakters bestaan al duizenden jaren, maar vóór de twintigste eeuw zou niemand ze samen schrijven, ook niet per ongeluk. Ik denk dat dat komt doordat de Chinezen vóór de twintigste eeuw een klassieke, mythologische wereldopvatting hadden: de mensen dachten echt dat er een in een pad omgetoverde vrouw, Chang’e, op de maan woonde. In de twintigste eeuw kennen de mensen het begrip chanjuan niet meer en moeten ze het opzoeken in een woordenboek. Zulke termen zijn pure boekenkennis geworden, maar als je chanjuan eenmaal kent en ergens leest, zul je een plaatje van een klassiek schilderij voor je zien. En wanneer je yueqiu gebruikt, ‘maanbol’, komt er een modern plaatje op: de echte maan, al dan niet met astronauten.

Dus je kunt bestaande karakters combineren tot een nieuw woord dat overeenkomt met de nieuwe wereldopvatting.

Het nieuwe woord is niet willekeurig gekozen, maar gebaseerd op een nieuwe visie. Yueqiu kan pas ontstaan als het concept van het zonnestelsel bestaat en het beeld van het universum is veranderd. En er is genoeg Chinees om dat uit te drukken. Aan het begin van deze eeuw waren er dichters die chanjuan te cliché vonden, en het Franse woord ‘lune’ begonnen te gebruiken om een nieuwe atmosfeer te creëren. Even is het natuurlijk erg verrassend om plotseling tussen al die karakters een Frans woord te zien staan, maar de betekenis is hetzelfde en het effect is snel weg. Het maakt niet uit welk systeem je gebruikt, maar het nieuwe systeem dat je creëert moet nieuwe ideeën weerspiegelen, een nieuwe wereldopvatting.

En het moet dus samengesteld zijn uit oude elementen.

Ja. En ik begreep dat ik hetzelfde kon doen in de Chinese schilderkunst: de Mosterdzaadtuin in een nieuwe context gebruiken. In de jaren zeventig gingen de meeste schilders net als mijn leraar nog op de traditionele manier verder. Hun dagelijkse leven deed er niet toe: het maakte ze niet uit dat ze telefoons gebruikten, bussen, vliegtuigen. Anderen, voornamelijk jongeren, vergaten de Chinese schilderkunst en probeerden de westerse te leren, waarbij ze zich pas na een jaar of twintig, dertig realiseerden dat het daarbij niet alleen om techniek draait, maar dat er een hele geschiedenis bij hoort. Welke traditie je ook kiest, het is en blijft een traditie. De last wordt niet lichter als je met olieverf werkt – dan sta je tegenover schilders als Rafaël! Het is altijd zo dat je binnen een traditie staat en die moet proberen te vernieuwen. Een techniek leren is gemakkelijk, dat kun je binnen twee weken, maar daar gaat het niet om… Mensen zijn zo naïef, zo romantisch, ze denken in één nacht een revolutie te kunnen hebben. Maar kijk eens naar het Chinese karakter xin, nieuw. Dat bestaat uit ‘staande boom’ en ‘bijl’, het betekent dus zoiets als ‘staande boom omhakken’. Aan een omgehakte boom zullen echter altijd weer nieuwe bladeren groeien. Je kunt niet zeggen: ‘Ik ben dertig jaar lang een appelboom geweest, ik heb er genoeg van. Ik ga een revolutie beginnen, morgen ga ik over op… papaja’s!’ Dat gaat tegen de menselijke ervaring in. Dat is het oude idee van xin. Ik ben dan ook erg blij dat ik de Chinese traditie heb geleerd en dat ik moderne poëzie ben gaan schrijven, omdat het me in staat heeft gesteld om de Chinese inktschilderkunst te vernieuwen.

Hoe heeft u dat dan gedaan?

Persoonlijk denk ik dat ik een grote bijdrage heb geleverd in de jaren zeventig en tachtig en dat ik de traditionele schilderkunst echt heb veranderd… Je nieuwe taal kun je alleen laten zien door hem tegenover de oude te stellen. Ik denk dat een moderne schilder nog steeds pijnbomen kan schilderen, of zelfs moet! Zoals ik nog steeds de Mosterdzaadtuin gebruik, maar op een andere manier. De asfaltweg, bijvoorbeeld, introduceer ik niet gemakshalve in mijn schilderijen, omdat we hem elke dag zien, maar omdat hij een symbool is voor snelheid. En hoe kun je een asfaltweg het beste zien? Vanaf de zesde of zevende verdieping, of vanuit een vliegtuig. Om de asfaltweg als een nieuw element te kunnen gebruiken, moet je dus je compositie veranderen, je gezichtspunt, je techniek; je verandert de hele opzet van het schilderij. Als ik de problemen van de overgang van een agrarische naar een industriële samenleving ter discussie wil stellen, zet ik een asfaltweg tegenover een heel traditionele boom: moderniteit wordt geconfronteerd met het traditionele leven. Die poëtische aanpak vormt de kern van mijn schilderwijze. En andersom, wat maakt mijn poëzie anders dan de moderne poëzie die de generaties voor mij schreven? Dat ik heb geleerd van de klassieke Chinese schilderkunst. De ideeën van de klassieke Chinese schilderkunst zijn oud, maar getransformeerd in taal worden ze nieuw. Dat is mijn bijdrage.

Dus uw bijdrage is in essentie een parodistische, in zowel de serieuze als de niet-serieuze betekenis van het woord.

妙得正果Ja, omdat ik niet vastzit op één positie. Ik verander altijd een beetje, en volg de logica van een bepaald vocabulaire om er de draak mee te steken… Jaren later besefte ik dat ‘Zes manieren om watermeloen te eten’ daardoor waarschijnlijk het eerste Chinese voorbeeld van postmodernisme is.

Chinees postmodernisme – dat klinkt tegenstrijdig.

Ik denk dat het komt door mijn ervaringen in Taiwan. Mijn poëzie weerspiegelt duidelijk de veranderingen in Taiwan van de laatste veertig jaar. In Europa duurde het proces van industrialisatie en modernisering tweehonderd jaar, in Taiwan heeft het maar dertig jaar geduurd. Voor we het wisten, was het computertijdperk begonnen. Mensen doen zaken, ze verkopen computers, maar het management is nog vroeg-industrieel, met de hele familie die het bedrijf runt. Dat is de vitaliteit van Taiwan, die mijn poëzie weerspiegelt. Taiwan is een klein eiland. Sommigen ervaren dat als een nadeel. Veel van mijn vrienden vinden het zelfs jammer een Taiwanese schrijver te zijn, omdat schrijvers van het vasteland meer aandacht krijgen. Ik vind dat ze niet zo moeten denken. Zelf identificeer ik mij met de Chinese cultuur. Dat doe ik omdat ik zoveel van Sima Qian hou, en van Du Fu en Li Bai. Ik ben trots op hen. Daarom wil ik Chinees zijn, omdat ik denk dat ik misschien wel de reïncarnatie van Su Dongpo ben, of zoiets, haha. Trouwens, in de Chinese geschiedenis zijn er altijd perioden van vereniging en scheiding geweest. Het maakt niet echt uit: als je een goede dichter bent, ben je een goede dichter. De scheiding tussen Taiwan en het vasteland duurt pas veertig jaar, zelfs honderd jaar is nog erg kort. Wij hebben de verantwoordelijkheid om boven onszelf te staan, om niet alleen onze tijdgenoten te evenaren, maar ook te proberen onze beroemde voorouders te evenaren.

Dus u ziet de scheiding niet als een nadeel?

Eén voordeel is dat voor het eerst in de geschiedenis Chinese intellectuelen de mogelijkheid hebben om van buitenaf naar het vasteland te kijken, in plaats van van binnenuit. Dat is echt uniek. Ten tweede is er voor het eerst zo’n enorme emigratie van intellectuelen naar één kleine plaats geweest. In een provincie van het vasteland zou ik nooit schilderkunst van een Mantsjoeprins hebben kunnen leren, dan had ik naar Peking moeten gaan. En het zou onmogelijk zijn geweest om zo snel erna mijn monnik-leraar te vinden. Tegelijkertijd had ik vrij toegang tot de westerse literatuur… Ik denk niet dat de ervaring van Taiwan een oplossing biedt, maar zij biedt een andere mogelijkheid. En het is nog steeds Chinese cultuur. Het is Chinese cultuur op een heel andere manier.

Denkt u dat Taiwan en het vasteland weer één zullen worden in de toekomst?

Vanuit schrijversoogpunt zou dat heel mooi zijn. Nu worden er van een poëziebundel drieduizend exemplaren gedrukt; natuurlijk zou ik er graag twintigduizend willen, wat het geval zou zijn als ik voor heel China zou schrijven. Iets anders is dat je mensen of culturen niet meer kunt beoordelen volgens de traditionele geografische grenzen. Want waar is het centrum? Het netwerk met de meeste informatie is het centrum geworden. Voorheen moest ik in Taipei werken, maar nu is het mogelijk om op een zeer afgelegen plaats te werken en toch ‘connected’ te zijn: hoewel je je verwijdert, kun je toch dichter bij de wereld zijn. Vrienden van mij in New York komen vaak iets te weten over New York door mijn Taiwanese artikelen. Dat klinkt belachelijk, maar het is waar. De wereld wordt langzamerhand absurd.

Maar er is nog altijd het politieke conflict.

Het politieke conflict. Daarover kan ik alleen maar speculeren. In het Chinees heb je een militaire tactiek die letterlijk betekent: je zwaard laten slepen. Elke keer als je op het punt staat te gaan vechten, vind je een excuus om het nog even uit te stellen. Als dat het geval is, is de tijd in ons voordeel, omdat de communistische ideologie steeds minder strikt wordt. Dus laten we het beste hopen! De loop van de geschiedenis is niet rationeel te voorspellen. Soms is hij irrationeel. Een ongeluk is snel gebeurd, en door een muggebeet…

… drukt er iemand op de knop en verandert de geschiedenis volledig.

Precies. Dus ik werk in Taiwan, en ben bereid mijn standpunt te geven en ik probeer daarbij zo diep mogelijk te gaan, op een interessante en humoristische manier. Ik doe mijn best om met mijn eigen werkwijze zo ver mogelijk in mijn cultuur door te dringen. Dat is wat ik probeer te doen.

Verschenen in Het trage vuur 4, ‘Made in Taiwan’, Leiden/Gent, maart 1998. Naar de gedichten. Voor meer schilderijen van Luo Qing, zie Sunbow Gallery/太阳虹画廊

Ye Mimi, gedichten

In 2004 publiceerde de in Taiwan geboren en getogen Ye Mimi (1980) haar eerste en tot nu toe enige dichtbundel, Pikdonker, en sindsdien is haar ster snel rijzende.

Ye Mimi studeerde Chinese literatuur aan de Dong Hwa Universiteit in Hualien (een klein stadje aan de oostkust), en deed daarna een MA-studie creative writing en Engelse literatuur. Haar gedichten lijken vaak een aaneenschakeling van korte snapshots uit het dagelijkse leven, of uit dromen – uit bizarre dromen, zegt ze zelf, zoals ‘een mot die zijn eitjes in mijn oksel legde en toen stierf’. Ye Mimi schrijft in een vlotte spreektaal, maar haar manier van optekenen is beeldend en grillig, met veel gevoel voor het ritme en de ambiguïteit van de taal. Ze speelt bijvoorbeeld graag met de dubbele betekenis van planten- en dierennamen; zo is de penhouderboom uit ‘in de bergen vlakbij’ in het Chinees een echt bestaande boom (een boomvaren), maar verdringen papier en pen zich in haar gedicht ook echt tussen de bomen. Ook gebruikt ze zelfstandig naamwoorden regelmatig als werkwoord, en andersom. Haar verzen maken vaak grote sprongen, zonder duidelijke verbanden, waardoor de lezer veel ruimte krijgt om zijn eigen leespad te bewandelen, zijn eigen gedicht te creëren. Het maakt haar poëzie misschien niet gemakkelijk, maar wel spannend.

De laatste jaren is Ye Mimi steeds meer geïnteresseerd geraakt in film en begon daarmee te experimenteren. Afgelopen twee jaar verdiepte ze zich hierin aan de School of the Art Institute in Chicago. Hier een filmpje van haar hand, ‘They are there but I am not’, waarvoor ze in november 2009 de ‘Best movie award’ van het romapoesia filmfestival won:

Wat voor spook?

Wat voor spook mag dat wel niet zijn?
Vroeg zij.
Hongerig als een elektrische schoolbordborstel, dat soort.
Zeiden zij.
Eten ze zonnecakejes?
Nee.
Bananenmilkshake?
Nee.
Per boot of per vliegtuig?

Nee, ze houden meer van gelatinepudding.

Al het zweet blijft daar achter

je curry ligt op andermans bord          een handtekening in andermans verhaal
als je wakker wordt      zijn zij allang aan het donker gewend      neuriën kleffe popsongs
iemand wast zijn handen in de toiletten hiernaast      knijpt zeep tot vis
de kaki die hij heeft gegeten      was goudgeler dan een leeuw
het is zo koud      dat ze afspreken in een zonnig hennepveld
zij zegt gelukkig nieuwjaar
hij verveelt zich      moet een sigaretje
een spookje ligt te dommelen onder een schoolbordboom      kittens knielen voor straf in de buik
beschaamd      spugen wij een laag zee uit
waarvan de huid erg wit is
de dingen zijn niet zoals het had voorzien      en ook niet zo
wil zij wind      dan gunt hij haar wind
wil hij vuur      dan gunt zij hem vuur
pink in pink lopen de meisjes in de kronkelige steegjes      samen te zweren
overmorgen      gaat het met zijn lotgenoten door de rode brievenbus zoals afgesproken
dus maar beter samenbinden      recycleren
als je moe bent      bespeel me dan met een tremolo harmonica
ineens heeft het veel zin om met een schooltas      naakt over straat te lopen
later leidt hij haar de brug over      onderweg maken ze een tempel mee
knapperig als een augurk      hun voorhoofden
een valse maan drijft in de lucht
hij wrijft over haar ogen      wrijft haar verdriet tevoorschijn      al het zweet blijft daar achter

In de bergen vlakbij

Wij determineren planten, in de bergen vlakbij.
Sigarengras en penhouderboom, zwevend vogelgetjilp
en zinkend meer. De weg is vierkant,
ook dragen we een flodderhoed, tegen de harde
zon.
Wanneer leeg papier en pen zich tussen de bomen verdringen,
wordt het sublieme een soort, groen.
Namen van planten en bloemen blikkeren,
en doven met de hoogte van onze klim.
‘Ruik zelf maar’, zegt hij.
In een opengescheurd blad brandt
één enkel oog, het verbrandt onze aanhoudende honger.
In de bergen vlakbij
determineren we planten en eten
zoveel we kunnen. Berghoogten zijn ook vierkant.

Stippellijn van zonlicht

de gefotografeerde passen zijn van runderen / zwarte honden luisteren de hele middag
iemand verzamelt in zijn eentje iets aan de rand van de wereld
bergtoppen niet al te ver / onzinnige bouwsels
lelies zingen verlaat de lente / koraalboombloemen zijn zij aan zij ziek
op het strand geven vrouwen hun huid een peeling / ligt een olievat
op een stippellijn van zonlicht
openen wij allemaal onze handpalm / om een eindeloos woord te kunnen lezen
oefenen om je op de zee te concentreren / op twintig glimlachen
haiku’s oefenen met je oor
zaagtandgrasglooing / tortelduiven
warrelend gesprek / bier
later haalt hij een ijsklomp uit een zak
ijs geeft damp af
en warme tijd
zij komt dan als een stuk drijfhout / naar de achterkant

als er regen / valt
smelten zij samen / helpen de zeegolven pagina’s omslaan

Hij slijt zijn dagen als haar jaren

hij ruikt naar een fles priklimonade
zij tekent cake om zijn honger te stillen hij slijt zijn dagen als haar jaren
hij is eenzaam meervoud
haar deurgrendel is verzuurd
het tegengestelde van welvarend is hij
(zullen ze haar helpen torenkuid te bouwen?)
zij behaart zijn borst hij zonnigt haar zondaar
ooit verandert iedereen in aarde
hij oceaant een boot over
zij heuvelt een nacht over
woensdag houdt van regen
zij worden door regen tot paradijsvis geweven
ogen tot raadsels gevouwen
maar hij schuilt in haar ijzeren huid
hangend tegen de leuning van de tijd
verzint langzaam een soort geklop

hoe meer hij de zon is hoe meer zij de maan

Een mot legde zijn eitjes in mijn oksel en stierf toen

ooit komt er een dag / dat regen niet nat is wegen niet effen gras niet droog paraplu’s
niet kapot / dat de lucht gebroken is / strand en branding uit elkaar
/ dat een briesje melktandjes onthult / wolken meer van lachen houden dan mist
dan wil iedereen / zijn eigen telefooncel betrekken / daarin een hond houden
/ of een pauw / of een poes
elke veertien dagen een zak muntgeld uitgeven / tweemaal per maand luchtspray
en bordvormig geschoren haar / en een verplichte zwarte zonnebril
’s winters in regenkleding / ’s zomers in bikini / een willekeurige maat sandalen
/ en kousen in een kleur die neigt naar appel / groen

iemand belt naar / iemand anders / en iemand anders
belt naar iemand anders
/ en zo wordt er onophoudelijk / verder gebeld
uiteindelijk belt eentje ten slotte naar / de eerste / ooit
op een dag
hij zegt / hallo / de eerste zegt ook / hallo
zegt hij /
hij zegt / gisteravond / legde een mot zijn eitjes in mijn oksel
/ o / zegt de eerste
en stierf toen / dat kon hij niet meer zeggen
/ voor hij ophing / ze hingen allemaal op

elk jaar met het Drakenbootfestival / wisselt iedereen zijn telefooncel uit
draagt zijn eigen kat / of pauw / of hond
na enig rumoer / wrijven ze zich tegen elkaar
/ spelen samen een polonaise / met de toetsen van hun telefoon
/ dit is de enige feestdag

wie ben jij / vraagt zij
waterval / antwoordt hij / flauwtjes
wie ben je / vraagt ze nogmaals / verbluft / aan de hoorn
weet je wel / water / valt
valt met geluid / bedekt en verspert / alles
/ zoals een pianoklep / wc-klep / brievenbusklep
antwoordt hij / nogmaals
ik hou van jou / zegt zij
hij overspoelt haar / heel snel

een hermetische telefooncel / glas is transparant / gevoel van in een auto zitten
/ moeiteloos heen en weer schieten / versmelten met het landschap
hun als papiersnippers gefabriceerde dwarrelende taal / zweeft van de mond het oor in
en stapelt zich via het oor op in het hart
ooit komt er een dag dat iedereen alles gezegd heeft / tegen iedereen
willekeurige overdreven metaforen
gebrekkige stijlfiguren / willekeurige eindeloze klachten en liefdesuitingen
dan zal iedereen / de telefoondraad verfrommelen tussen zijn vingers
/ en tegelijkertijd / zwaaiend met een schaar knip / knip / hoorn en apparaat scheiden

dat is het moment / om aan iedereen tomatensap uit te delen / en sterke songteksten
als betekenisvolle beloning

de song gaat zo
/ o / zeg maar niets
/ o / rotzooi maar niet / met iedereen
/ wij willen allemaal onze borstvinnen uitslaan / vrolijk leven
/ zeg maar niets

ze willen het allemaal zingen
/ en vloeken daarna kort / ※○&*◎
/ kort / zachtjes / fuck
het klinkt als een olijf / zoet / schoon

ooit komt er een dag
dat vlinders onregelmatige rechthoeken zijn / kamelen heuvels groeien
/ bruggen mistroostiger zijn dan slangen
/ mieren sterker dan kogels / krachtiger
dan zal iedereen / zijn eigen telefooncel betrekken
/ en alles zeggen / als een fruitpers / die op hoge snelheid draait

/ de ha ha hatsjie van een windbel

We hebben het plan om te vluchten

Nieuwe Papa

Nieuwe Papa was erg stil, in zijn nabijheid leken we allemaal kinderen.
Die dag vertelde Oude Papa ons: Nieuwe Papa bestaat eigenlijk niet. Hij zei dat mijn broertje en ik te veel dromen.
Nieuwe Papa was in onze dromen, en Oude Papa behandelde ons goed, heel goed.
Nieuwe Papa droeg altijd de oude leren schoenen van Oude Papa, zijn gezicht was triest. Zijn das was oud, zijn ogen waren oud, ook zijn ademhaling was oud.
Later, toen Nieuwe Papa niet meer verscheen, was Oude Papa ook oud geworden.

Geheim

Er is een geheim dat zo begint
in een jaszak zitten twee gedroogde boombladeren
een bewolkte dag een onbekende stad verdwalen glimlachen
en niets zeggen

Het geluid van een vliegtuig

Haar liefje bezit een maïsveldje, twee potjes schoenpoets en drie horloges. Tijdens het avondeten doet haar minnaar de televisie voor haar aan.
Zij en haar minnaar luisteren samen naar het nieuws. Ze horen heel graag het geluid van een vliegtuig, op televisie.

Eiland

Woensdag, we hebben het plan. Van dit eiland te vluchten. (Allemaal vanwege de zee.)
We zijn vreselijk dorstig. Kunnen bijna niet schrijven.
Uit de slanke pen groeit een harde, groene schelp, het eerste velletje briefpapier is leeg. Niemand is meer gewend een zinderende brief te schrijven op een tropisch hete dag.
Dinsdag, we hebben het plan om te vluchten. Te vluchten in de zee van het eiland, te doen alsof alles perfect is als in het begin.
Te doen alsof wij het eiland zijn, en onze ogen maanlicht. Zodat we de hitte niet meer voelen.

Wang Wei en Pei Di, ‘Bij de rivier de Wang’

Wang Wei (ca. 701-761) is samen met Li Bai (701-762) en Du Fu (712-770) een van de belangrijkste dichters uit de Tangdynastie (618-906), een periode waarin de Chinese literatuur tot grote bloei kwam. Van zijn werk zijn zo’n vierhonderd gedichten overgeleverd. Zoals de meeste dichters had Wang Wei een ambtelijke carrière; hij steeg vrij geleidelijk in rang, zonder ooit een heel erg invloedrijke functie te verwerven. Een deel van zijn werk, met name zijn vroegere gedichten, handelt dan ook over gebeurtenissen uit het openbare, ambtelijke leven. Wang Wei is echter vooral beroemd geworden door zijn zogenaamde natuur- of landschapsgedichten. Kenmerkend voor dergelijke gedichten is dat de dichter de schoonheid van het landschap wil laten zien en tegelijkertijd zijn persoonlijke gevoelens en ideeën van een bepaald moment wil uitdrukken – de natuur als spiegel van de ziel.

Een gedeelte van die poëzie, zoals de hier vertaalde reeks, speelt zich af in of gaat over Wang Wei’s buitenverblijf aan de rivier de Wang, dat ooit van de dichter Song Zhi (656-712) was geweest. Gedurende de laatste twintig tot dertig jaar van zijn leven trok Wang Wei zich regelmatig terug in de bergen, eerst in het Zhongshangebergte ten zuiden van de toenmalige hoofdstad Chang’an en later in zijn buitenverblijf, dat zo’n vijftig kilometer ten zuiden van de hoofdstad lag. Op deze manier combineerde Wang Wei zijn ambtelijke plichten aan het hof met zijn taoïstisch-boeddhistische voorkeur voor een teruggetrokken bestaan in de rust en stilte van de natuur. Volgens bepaalde bronnen heeft hij zijn buitenverblijf aan de rivier de Wang na de dood van zijn moeder zelfs als boeddhistisch klooster laten inrichten.

Over Pei Di (716-?) is weinig bekend. Hij was een van Wang Wei’s beste vrienden en Wang Wei heeft ruim dertig gedichten aan, over of met hem geschreven. De beroemde reeks over de rivier de Wang schreven de twee dichters samen, zo vertelt een korte inleiding. Wang Wei’s deel van de reeks is vaak en in vele talen vertaald, soms ook slechts delen ervan. Pei Di’s helft wordt meestal weggelaten, omdat zijn poëzie minder belangrijk werd geacht. Toch heeft zijn bijdrage in deze reeks kwaliteit, al is zijn stijl veel directer en explicieter dan die van Wang Wei. Het werk van beide dichters heeft een rijke filosofische en boeddhistische ondertoon, maar Wang Wei’s poëzie, die aan de oppervlakte bedrieglijk eenvoudig lijkt, is over het algemeen veel suggestiever en biedt daardoor meer interpretatiemogelijkheden. Pei Di’s gedichten zijn vaker vertellend van toon. Dat is bijvoorbeeld heel duidelijk in het beroemde gedicht ‘Hertenloo’ (waarvan Eliot Weinberger en Octavia Paz negentien vertalingen verzamelden en van commentaar voorzagen, in 19 Ways of Looking at Wang Wei). Waar Wang Wei’s regels eenzaamheid oproepen en voelbaar maken, deelt Pei Di eenvoudig mee dat hij inmiddels de enige bezoeker op die plaats is. Daarnaast maakt Pei Di de herten uit de titel expliciet afwezig, bij Wang Wei is hun afwezigheid impliciet.

Tegelijkertijd belichten deze gedichten over dezelfde onderwerpen ook elkaar en is het boeiend om steeds twee gedichten over precies hetzelfde onderwerp zo naast elkaar te zien. In sommige gevallen hebben de dichters tegengestelde ideeën gehad; zo schrijft Wang Wei in het gedicht ‘Honingbomenpad’ dat een poortwacht gastvrij de ingang blijft vegen, voor het geval er iemand langs mocht komen; bij Pei Di veegt er juist niemand. In andere gevallen hebben de dichters min of meer gelijke ideeën gehad: in het eerste gedicht bijvoorbeeld, ‘Bekken van Meng’, contrasteren beide dichters op hun eigen manier het idee van oud met nieuw, van verleden met heden.

Sommige gedichten laten ook duidelijk de overheersende invloed van de schriftelijke traditie zien. In veel Chinese poëzie verwijzen dichters in hun werk naar beroemde dichtregels, uit bijvoorbeeld het Boek der Oden (Shijing, van ongeveer 1000-600 v. Chr.) of de Liederen van het Zuiden (Chuci, toegeschreven aan Qu Yuan, ca. 339-278 v.Chr.), naar belangrijke filosofen (zoals Confucius, 551-479 v.Chr., of Mencius, ca. 372-289 v.Chr.) of naar geschiedschrijvingen (zoals die van Sima Qian, 145-87? v.Chr.). In ‘Magnoliabed’, bijvoorbeeld, refereren beide dichters aan het derde gedicht van de ‘Negen Liederen’ van Qu Yuan en in beide versies van ‘Lakbomentuin’ staat de taoïstische filosoof Zhuang Zi (vierde eeuw v.Chr.) centraal. Maar ondanks dezelfde associaties in de gedichten is het contrast tussen de suggestieve Wang Wei en de concretere Pei Di groot.

Alle gedichten in de reeks bestaan in het origineel uit vier regels van vijf karakters, waarmee in weinig woorden veel wordt gezegd. Daarbij werden allerlei voorschriften van tooncontrasten, rijm en structuur gehanteerd; de meeste gedichten hebben een opening, voortzetting, wending en slot. In mijn vertaling heb ik de structuur en de beknoptheid van de gedichten zoveel mogelijk proberen te behouden, en heb ik enigszins recht proberen te doen aan de strakke vorm door elk vers in tien lettergrepen te vertalen, maar zonder rijm of vast ritme. Ik heb ervoor gekozen de gedichten een natuurlijk ritme te geven omdat beide dichters volgens mij, ondanks de vele voorschriften die zij volgden, niet in gekunsteldheid vervallen. Wang Wei’s kracht ligt in de beelden die hij oproept, Pei Di kenmerkt zich door zijn directe verwoording van zijn gevoelens; dat heb ik tot inzet van mijn vertalingen willen maken.

Deze vertalingen maken deel uit van een omvangrijke anthologie van de klassieke Chinese landschapspoëzie die zal verschijnen bij De Arbeiderspers. Voorjaar 2010 verscheen bij de Atalanta Pers een bibliofiele uitgave van deze reeks met reacties daarop in beeld die zijn gemaakt door Hans Landsaat en René Bakker.

Bij de rivier de Wang

Wang Wei & Pei Di

Ten geleide

Mijn buitenverblijf ligt in het rivierdal van de Wang. Je kunt er naar de Laagte van Meng gaan, naar de Huaziheuvel, de herberg De gevlamde abrikoos, de Bamboehakbosbergen, het Hertenloo, het Magnolialoo, de Kornoeljeoever, het Honingbomenpad, het Meerpaviljoen, de Zuidheuvel, het Yimeer, de Wilgengolven, de Schietstroom bij de goudenregens, de Goudzandbron, het Witterotswad, de Noordheuvel, de Hut tussen het bamboe, de Magnoliahelling, de Lakbomentuin en de Pepertuin. Daarover schreven Pei Di en ik toen we niets om handen hadden de volgende kwatrijnen.

孟城坳
Laagte van Meng

Wang Wei

新家孟城口
古木餘衰柳
來者復為誰
空悲昔人有

Mijn nieuwe huis bij de ingang tot Meng:
oud loofhout, laatste kwijnende wilgen.

Wie zullen hier later ooit nog komen,
vergeefs treurend om wat er vroeger was?

Pei Di

結廬古城下
時登古城上

古城非疇昔
今人自來往

Een huis aan de voet van de oude stad,
soms klim ik boven de oude stad uit.

De oude stad is geen verleden tijd:
hier komen en gaan de mensen van nu.

華子岡
Huaziheuvel

Wang Wei

飛鳥去不窮
連山復秋色
上下華子岡
惆悵情何極

Onafgebroken vliegen vogels weg,
de bergen keren terug naar de herfst.

Ik ga de Huaziheuvel op en neer
– diepe gevoelens van melancholie.

Pei Di

落日松風起
還家草露稀
云光侵履跡
山翠拂人衣

De zon daalt, wind steekt op in de dennen,
bij thuiskomst is het gras al bijna droog.

Licht valt door de wolken op de sporen,
het berggroen strijkt over onze kleding.

文杏館
Herberg De Gevlamde Abrikoos

Wang Wei

文杏裁為梁
香茅結為宇
不知棟里云
去作人間雨

Spanten van gevlamd abrikozenhout,
het dak geweven van geurig rietgras.

Zouden de wolken tussen het balkwerk
regen gaan brengen onder de mensen?

[Regel 3 verwijst naar twee regels van Guo Pu (276-324) uit het gedicht ‘Reizen met onsterfelijken’, die de woning van een taoïstische priester beschrijven: ‘Wolken ontstaan tussen de dakspanten, wind komt vanaf de ramen en de deur.’]

Pei Di

迢迢文杏館
躋攀日已屢
南嶺與北湖
前看復回顧

Ver, ver is De Gevlamde Abrikoos,
de beklimming duurt enkele dagen.

Tussen de Zuidrug en het Noordermeer
kijk ik soms vooruit, dan weer achterom.

斤竹嶺
Bamboehakbosbergen

Wang Wei

檀欒映空曲
青翠漾漣漪
暗入商山路
樵人不可知

Rankheid weerkaatst in lege meanders,
frisgroen golft in zachte rimpelingen.

Ik glip de paden van de berg Shang in,
zelfs houthakkers hebben er geen weet van.

[Regel 3 verwijst naar de zogenaamde ‘Vier Withoofden’, die zich bij de troonsbestijging van de eerste keizer in 221 v.Chr. als kluizenaar terugtrokken op de berg Shang in de provincie Shaanxi omdat ze weigerden zijn autoritaire bewind te dienen.]

Pei Di

明流紆且直
綠筱密復深
一徑通山路
行歌望舊岑

De heldere beek is bochtig en steil,
het groene bamboebos is dicht en diep.

Een smalle weg leidt recht naar het bergpad,
zingend kijk ik naar de oude pieken.

鹿柴
Hertenloo

Wang Wei

空山不見人
但聞人語響
返景入深林
復照青苔上

Lege bergen, er is niemand te zien,
alleen het geluid van stemmen weerklinkt.

Avondstrijklicht valt het dichte bos in,
op het blauwgroene mos glanst het weer op.

Pei Di

日夕見寒山
便為獨住客
不知松林事
但有麏麚跡

Avondval met zicht op koude heuvels,
ik ben inmiddels de enige hier.

Wat zou er omgaan in het dennenbos?
Er zijn enkel sporen van reebokken.

木蘭柴
Magnolialoo

Wang Wei

秋山斂余照
飛鳥逐前侶
彩翠時分明
夕嵐無處所

De herfstbergen grijpen het laatste licht,
vogels vliegen hun vrienden achterna.

Van tijd tot tijd blinkt een helder groen op,
voor avondnevel is hier geen plaats meer.

Pei Di

蒼蒼落日時
鳥聲亂溪水
緣溪路轉深
幽興何時已

In het diepe blauw bij zonsondergang:
vogelgetsjilp versmelt met beekwater.

Het pad langs de beek draait de diepte in,
– zou deze rust mij ooit gaan tegenstaan?

茱萸泮
Kornoeljeoever

Wang Wei

結實紅且綠
復如花更開
山中倘留客
置此茱萸杯

Vruchtdragend zijn de heesters rood met groen,
alsof de bloesems nog een keer bloeien.

Wanneer er iemand in de bergen is,
bied hem dan een beker bessenwijn aan.

[Kornoelje wordt sinds lang geassocieerd met ‘bescherming’. Tijdens het Dubbel Negen-festival (op de negende dag van de negende maan, een festival dat wordt geassocieerd met ‘lang leven’ omdat negen, jiu, in het Chinees hetzelfde klinkt als ‘langdurig’) dronk men onder andere wijn gemaakt van kornoeljebessen, en takjes rijpe bessen werden tijdens het festival op het middel gedragen om ongeluk af te wenden. Ook chrysanten horen traditiegetrouw bij het festival.]

Pei Di

飄香亂椒桂
布葉間檀欒
云日雖回照
森沈猶自寒

Geuren drijven als peper en kaneel,
ranke bamboe tussen blad her en der.

Al weerkaatst de zon tussen de wolken,
in het diepe bos blijft het toch nog koud.

宮槐陌
Honingbomenpad

Wang Wei

仄徑蔭宮槐
幽陰多綠苔
應門但迎掃
畏有山僧來

Een paadje beschut door honingbomen:
dik groen mos groeit in de diepe schaduw.

Toch veegt de poortwacht gastvrij de ingang,
– er mocht eens een bergmonnik langskomen.

Pei Di

門南宮槐陌
是向欹湖道
秋來山雨多
落葉無人掃

Ten zuiden van de poort naar het Yimeer
loopt een wegje: het Honingbomenpad.

Het najaar brengt de bergen veel regen,
de bladeren vallen en niemand veegt.

臨湖亭
Meerpaviljoen

Wang Wei

輕舸迎上客
悠悠湖上來
當軒對樽酒
四面芙蓉開

Een kleine vlet haalt de geëerde gast,
traag nadert hij van ver over het meer.

Op de veranda met een beker wijn;
lotussen bloeien overal rondom.

Pei Di

當軒彌滉漾
孤月正裴回
谷口猿聲發
風傳入戶來

Op de veranda: deinende vlakte,
aarzelend verschijnt de eenzame maan.

Uit de vallei weerklinkt apengekrijs,
het komt door het raam naar binnen waaien.

南垞
Zuidheuvel

Wang Wei

輕舟南垞去
北垞淼難即
隔浦望人家
遙遙不相識

In een kleine boot naar de Zuidheuvel,
de Noordheuvel is lastig bereikbaar.

Aan de overkant zijn mensen te zien,
ver, heel ver weg, we kennen elkaar niet.

Pei Di

孤舟信風泊
南垞湖水岸
落日下崦嵫
清波殊淼漫

Eenzaam laat ik me drijven op de wind,
tot aan de oever bij de Zuidheuvel.

De zon gaat onder in de berg Yanzi,
ver weg sterven de heldere golven.

[De berg Yanzi ligt in de provincie Gansu; volgens een oude legende zou de zon elke avond in deze berg afdalen.]

欹湖
Yimeer

Wang Wei

吹簫凌極浦
日暮送夫君
湖上一回首
山青卷白云

Fluitspel reikt voorbij de verste oevers,
in de schemering breng ik mijn vriend weg.

Vanaf het meer werp ik een blik terug:
het berggroen krult de witte wolken in.

Pei Di

空闊湖水廣
青熒天色同
艤舟一長嘯
四面來清風

Leeg en ruim: uitgestrekt is het water,
blauw en glanzend: zo is ook de hemel.

Ik meer de boot af, fluit een lange toon,
een frisse wind waait van alle kanten.

[De lange fluittoon is een taoïstische ademhalingstechniek tussen fluiten en neuriën in, die associaties wekte van onsterfelijkheid en van harmonie met de natuur. Er waren twaalf verschillende fluittonen tijdens de Tangdynastie, die elk weer andere gevoelens uitdrukten.]

柳浪
Wilgengolven

Wang Wei

分行皆綺樹
倒影入清漪
不學御溝上
春風傷別離

Alle prachtige bomen op een rij
weerkaatsen in de heldere rimpels.

Het is niet zoals op paleisgrachten,
waar de lentewind het afscheid triest maakt.

Pei Di

映池同一色
逐吹散如絲
結陰既得地
何謝陶家時

Het beeld in het meer heeft dezelfde kleur
– uiteengeblazen als zijdedraden.

Schaduwen ontstaan en worden langer,
heel veel dank voor de tijd bij meester Tao!

[Meester Tao is de dichter Tao Qian (365–427), die zich terugtrok uit zijn ambtelijke functie om te gaan leven van de opbrengst van zijn land.]

欒家瀨
Schietstroom bij de goudenregens

Wang Wei

颯颯秋雨中
淺淺石溜瀉
跳波自相濺
白鷺驚復下

De wind ruist in de herfstige buien,
snel stroomt het water over de stenen.

Springende golven slaan tegen elkaar,
een zilverreiger schrikt op en daalt weer.

Pei Di

瀨聲喧極浦
沿步向南津
泛泛鷗鳧渡
時時欲近人

Gekabbel klinkt tot ver op de oevers,
ik loop langs de Schietstroom naar het Zuidveer.

Meeuwen en eenden dobberen over,
soms willen ze de mensen naderen.

金屑泉
Goudzandbron

Wang Wei

日飲金屑泉
少當千餘歲
翠鳳翔文螭
羽節朝玉帝

Drink iedere dag van de Goudzandbron,
een druppel is meer dan duizend jaren:

de blauwe feniks met bonte draken
zweeft in vedertooi naar Keizer Jade.

[De taoïsten geloofden dat goud onsterfelijkheid bracht en voerden er daarom vele alchemistische experimenten mee uit. De Koningin-moeder van het Westen, het taoïstische symbool van lang leven, zou op een azuurblauwe feniks hebben gereden die werd getrokken door bontgestreepte dieren. Keizer Jade is de hoogste godheid in het taoïstische pantheon.]

Pei Di

瀠渟澹不流
金碧如可拾
迎晨含素華
獨往事朝汲

Stil water, er is geen rimpeling meer,
alsof goud en smaragd te plukken zijn.

De dageraad draagt een witte glans mee,
eenzaam ga ik ochtendwater putten.

白石灘
Witterotswad

Wang Wei

清淺白石灘
綠蒲向堪把
家住水東西
浣紗明月下

Het wad is kristalhelder en ondiep,
de groene bies bijna rijp voor de pluk.

Families oost en west van het water
wassen zijde onder de lichte maan.

[laatste regel verwijst naar de legendarische Xi Shi, een van China’s vier schoonheden, die ooit in een ver dorpje kleren zat te wassen onder het maanlicht. Ze werd door de koning van Yue aan de koning van Wu gegeven. Door hem te verblinden met haar schoonheid leidde ze hem af van regeringszaken, waarna de staat Wu verzwakte en door de koning van Yue ten val kon worden gebracht.]

Pei Di

跂石復臨水
弄波情未極
日下川上寒
浮云淡無色

Ik zit op een rots, steeds komt het water:
spel met golven, een stroom van emoties.

De zon daalt, kou hangt over de rivier,
wolkensluiers drijven kleurloos voorbij.

北垞
Noordheuvel

Wang Wei

北垞湖水北
雜樹映朱欄
逶迤南川水
明滅青林端

Op de heuvel ten noorden van het meer
glanst een leuning rood tussen de bomen.

Kronkelend: de rivier in het zuiden
verschijnt aan de bosrand en verdwijnt weer.

Pei Di

南山北垞下
結宇臨欹湖
每欲采樵去
扁舟出菰蒲

Aan de Noordheuvel bij de Zuidbergen
is een huisje gebouwd aan het Yimeer.

Steeds als ik brandhout wil gaan sprokkelen
zet ik in een bootje koers naar het riet.

竹里館
Hut tussen het bamboe

Wang Wei

獨坐幽篁里
彈琴復長嘯
深林人不知
明月來相照

Eenzaam tussen het donkere bamboe,
beurtelings fluit ik en speel de citer.

Het bos is diep, niemand heeft weet van mij
– de heldere maan komt me beschijnen.

[De eerste regels verwijzen naar ‘Berggeest’, het negende van de ‘Negen liederen’ uit De liederen van het Zuiden. De spreker treurt daarin omdat zijn geliefde (de geest) niet naar hem toe kan komen en wacht eenzaam op haar in een donker bamboebos. Voor het fluiten, zie de noot bij Pei Di, ‘Yimeer’.]

Pei Di

來過竹里館
日與道相親
出入唯山鳥
幽深無世人

Ik bezoek de hut tussen het bamboe,
met de dag wordt de weg me vertrouwder.

Alleen bergvogels vliegen af en aan,
in het diepe donker zijn geen mensen.

辛夷塢
Magnoliahelling

Wang Wei

木末芙蓉花
山中發紅萼
澗戶寂無人
紛紛開且落

Waterleliebloemen aan boomtakken
stralen hun kelken rood de bergen in.

Een verlaten woning aan een bergbeek
– een voor een gaan ze open en vallen.

[De tweede regel verwijst naar ‘De godin van de rivier de Xiang’, het derde van de ‘Negen Liederen’ uit De liederen van het Zuiden, waarin de spreker, een sjamaan, treurt omdat hij zijn geliefde niet kan ontmoeten. Hij vergelijkt een ontmoeting met haar met het vinden van wilde vijgen in het water of het groeien van lotusbloemen aan boomtakken. Wang Wei noemt op zijn beurt magnolia’s lotussen die aan bomen groeien.]

Pei Di

綠堤春草合
王孫自留玩
況有辛夷花
色與芙蓉亂

Lentegras op een groene dijk bijeen,
een eenzaat blijft vanzelf staan genieten.

En dan zijn er ook nog magnolia’s!
Hun kleur vermengt zich met de lotussen.

漆園
Lakbomentuin

Wang Wei

古人非傲吏
自闕經世務
偶寄一微官
婆娑數株樹

Meester Zhuang was geen trotse ambtenaar,
hij had niet veel op met bestuurszaken.

Als bij toeval kreeg hij een lichte post:
onbekommerd telde hij de bomen.

[Meester Zhuang is de taoïstische wijsgeer Zhuang Zi, die een tijdje als bewaker van een lakbomentuin heeft gediend.]

Pei Di

好閑早成性
果此諧宿諾
今日漆園游
還同莊叟樂

Gemak werd al vroeg mijn tweede natuur
– hier is een oude belofte vervuld.

Vandaag struin ik door de lakbomentuin
en hervind de vreugde van meester Zhuang.

椒園
Pepertuin

Wang Wei

桂尊迎帝子
杜若贈佳人
椒漿奠瑤席
欲下云中君

Kaneelwijn als welkom voor dame Xiang,
pollia als gift aan deze schoonheid.

Pepersaus op de jade offermat:
moge de Wolkenheer nederdalen.

[Dame Xiang was een van de dochters van de legendarische keizer Yao, getrouwd met de even legendarische keizer Shun. Toen hij stierf wierp ze zichzelf in de rivier de Xiang. Pollia is pollia japonica, een plant die in augustus-september witte bloesems draagt. De Wolkenheer is de godheid die wordt aangesproken in de tweede van de ‘Negen Liederen’ uit De Liederen van het Zuiden. Ook de kaneelwijn, pollia, pepersaus en jade offermat zijn verwijzingen naar de ‘Negen Liederen’.]

Pei Di

丹刺罥人衣
芳香留過客
幸堪調鼎用
願君垂采摘

Rode punten haken in de kleding,
hun geur blijft hangen aan de reiziger.

Gelukkig zijn ze bruikbaar in de pan,
wie wil kan zich buigen en ze plukken.

Yi Sha, gedichten

Yi Sha (1966, China) kan tot de zogenaamde ‘volkse’ stroming in de Chinese poëzie worden gerekend, die zich door haar thema’s en taalgebruik afzet tegen de meer ‘intellectuelere’ dichters. Yi Sha is een echte provocateur, die als dichter en polemist menig schandaal heeft veroorzaakt, niet alleen door het soort onderwerpen dat hij behandelt, maar vooral door de manier waarop hij die neerzet. De hier gepresenteerde selectie die hij zelf voor Poetry International maakte zijn tekenend: de gedichten gaan over van alles en nog wat, variërend van alledaagse dingen als politieauto’s met gillende sirenes in rondspetterende moddersneeuw en het eten van lam, tot eerbiedwaardige onderwerpen als de dood van een vooraanstaand persoon als Arafat, borstkanker of Vietnam. Hoe dan ook wordt in alle gevallen het onderwerp, en daarmee de lezer, op de hak genomen: met zijn zwarte humor plaatst Yi Sha alles en iedereen buiten zijn normale, alledaagse context.

Zelf noemt Yi Sha de taal hij daarbij hanteert ‘naakt’, en inderdaad kennen zijn gedichten weinig opsmuk, in de vorm van duistere beeldspraak of ingenieuze taalspelletjes. Zijn gedichten zijn heel direct, dat wil zeggen, geschreven in de spreektaal en gericht op het beschrijven van de ‘kale feiten’, bijna zoals een documentaire beelden registreert.

Yi Sha werd geboren in Chengdu, de hoofdstad van de westelijke provincie Sichuan, en studeerde Chinees aan de Normal University in Beijing. Momenteel werkt hij aan de Foreign Language University in Xi’an. Yi Sha, die al vele publicaties en poëzieprijzen op zijn naam heeft staan, schrijft poëzie, essays en korte verhalen; vooral zijn poëzie is in vele talen vertaald. Zijn blog (in Chinees) is te vinden op http://blog.sina.com.cn/yisha

Zo van die dingen op een sneeuwdag

Op de straten op een sneeuwdag
spettert de moddersneeuw hoog op
een laatdunkende
politieauto komt met sirene voorbij
net zoals normaal
overal tussendoor schietend
het leuke is
dat hij er solide uitziet
maar zijn sneeuwjurk
niet van zich af kan schudden
net zoals
alle andere auto’s
die allemaal lijkwagens lijken
daarom heeft hij haast
een dichter
die juist op dat moment
op de modderige straat
voortploetert
en door zijn
vieze wielen
onder de modderspetters komt te zitten
is getuige van dat alles
en met een brok in zijn keel
bedenkt hij
gedichten zijn als sneeuw
in hun dubieuze relatie
tot deze staatspolitieauto’s

Ik ben zomaar doorsnee, voor wie zou ik bang moeten zijn?

Mensen gaan over straat
elke keer
als ik bij de ingang van de bank
een geldtransportauto zie staan
stop ik abrupt
en maak een omweg

Maar bij twee keer
kom ik er wat laat achter
ik kan mijn passen niet ongedaan maken
moet maar flink doorbijten
en verder lopen
dat stelletje ziet eruit
als dieven al stelen ze niet

De afstand is zo klein
dat ik duidelijk het gezicht van de soldaat
half verborgen in de stalen helm kan zien
op zijn kin staan enkele baardharen
en hij heeft zo’n akelig geweer
dat op een oprechte slang lijkt
maar diep van binnen weet ik hoe het ervoor staat
want ik ben heel duidelijk –

Een beruchte bankrover
daar lijk ik echt niet op
dan zou ik al mijn schaamhaar moeten afscheren
en op mijn gezicht moeten plakken

Borstenonheil in de lente

Voor je de operatiekamer binnen werd geduwd
lag je op het bed dat je vervoerde
en zei tegen je beste vriendin
‘als ik wakker word en
deze twee schatten niet meer heb
dan was het dus kanker’
je sprak en gebaarde
met je handen voor je borst

Maar tegen mij – je echtgenoot
zei je helemaal niets
je wist heel goed dat ik
ervoor zou moeten tekenen
had je zo’n vertrouwen in mij
welke beslissing ik ook zou maken
inclusief mijn akkoord om
je mooie borsten te laten amputeren?

Plotseling had ik het gevoel alsof
deze lente niet voorbij kon gaan
ik was bang voor alles wat kon gebeuren
bang dat god zich ineens tegen ons zou keren
in gedachten knielde ik en knielde ik
ontelbare malen voor hem neer
en smeekte hem alles van mij weg te nemen
maar de borsten van mijn vrouw te sparen

Ik stond buiten de operatiekamer
te wachten op het oordeel
een seconde leek een jaar
een boer die niet kon schrijven
en aan mij stond te trekken
om mij in plaats van hem te laten tekenen
scheepte ik af

Dat boertje
bedacht plotseling
dat hij wél zijn eigen naam kon schrijven
en zo was het probleem opgelost
zodat zijn vrouw
een vrouw
zonder borsten werd

Liefste, om eerlijk te zijn had ik gisteren
op de oriëntatiemiddag
vóór je operatie
toen de deur van een verpleegkamer zomaar openstond
in een oogopslag twee
vrouwen gezien wier borsten geamputeerd waren
de dokter was hen net opnieuw aan het verbinden
ik vond dat ze nog altijd mooi waren
ik was dus al wel een beetje voorbereid

Geleide raketten en poëzie

Voor ik de deur uit ging
zei ik tegen mijn zoon
vanavond
moet papa
voor een groep studenten
die leren hoe je geleide raketten maakt
aan de ingenieursopleiding van de tweede artillerie-eenheid
een praatje gaan houden over poëzie
jij moet
netjes hier
thuis blijven
wachten tot mama terugkomt

Nadat ik die avond
van huis was gegaan
brak mijn zoon zich
het hoofd
over hoe het kon
dat zijn vader die alleen over poëzie kon praten
les moest gaan geven
aan mensen die later geleide raketten moesten maken
geleide raketten zijn supervet
en poëzie was enkel helder maanlicht voor het bed

Drie uur later
kwam ik thuis
mijn vrouw was er al
mijn zoon sliep nog niet
hij vroeg mij
of ik nog geleide raketten had gezien
nee zei ik
ik heb geld gezien zei ik
da’s wel genoeg
en ik overhandigde
mijn zoon de envelop
die een kolonel mij had gegeven
snel telde hij de biljetten
en zei toen tegen me
papa, ga de volgende keer
maar praten bij atoombommenmakers
die geven vast nog meer

Een lammetje

Tegen de avond zat ik
buiten voor het huis
op een bank
en zag op het veldje voor mij
een lammetje gras eten
het lichaam van het lam
was nog mooier dan een baby
in de omtrek was niemand
ik trok gekke bekken naar hem
en malend met mijn onderkaak
begon ik stiekem zijn engelachtige
uitdrukking te imiteren
maar wat ik deed leek nergens op
waarschijnlijk omdat
ik geen graseter ben
daarna verdween het laatste restje zonlicht
de schemering was overal rondom
en ik kon hem niet meer zien

De volgende dag bij het avondeten
was dat perfecte lammetje
al veranderd
in kleine stukjes
de stoom kwam er af
schapengeur verspreidde zich
en werd op onze tafel neergezet
met de uitdrukking van gras kauwen
die ik de vorige avond
van hem had geleerd
zette ik mijn tanden in zijn vlees

China’s realiteitszin komt door het onvermogen om een krachtige werkelijkheid te verzinnen

De relatie die gevonden moet worden is gevonden
het geld dat uitgegeven moet worden is besteed
maar de leningen van vrienden
zijn nog niet opgenomen
de reden is snel gevonden
de kip die aan de bankdirecteur was geschonken
kwam twee uur te laat
de directeur, brandend van ongeduld,
had al maar vast viagra ingenomen
zijn pik ging niet meer plat
hij bleef maar overeind
brandend in het vuur van de passie
maar volkomen nutteloos
een alles verterend vuur
dat uiteindelijk omsloeg in een
woede die alleen door wraak
kon worden weggenomen
en daardoor deed hij helemaal niks
‘Alleen daardoor?’
‘Alleen daardoor!’
door de gelatenheid van mijn vrienden
geneerde ik me
voor mijn eigen verbijstering
ik als schrijver
weet niks van de werkelijkheid
als ik de werkelijkheid beschrijf
ben ik bang dat nog onwetender lezers
me voor huichelaar uitmaken

Portret van een Noord-Europese dichter

1
Zijn zanghouding lijkt op die van een Italiaan
als hij drinkt lijkt hij een Russische zatlap – vrij van vorm maar niet van geest
maar hij is een zuivere Germaan
een door en door Zweedse dichter
af en toe – alleen af en toe
komt het ineens in hem op om naar Noorwegen te verhuizen
het honorarium dat het buurland aan schrijvers betaalt
is tien keer hoger dat dan van zijn moederland

2
Hij schijnt tot de top drie van Zweedse dichters te horen
in zijn gloriejaren
was de metro in Stockholm
vol gehangen met zijn portret
deze lente kwam hij naar Kunming
in de bloemenzolder van China
waarschuwde hij zijn Chinese vakgenoten
‘pas op voor romantiek’
hij zei: ‘Ik was nogal pessimistisch over de Chinese poëzie’
maar hij vervolgde onmiddellijk: ‘een paar jaar geleden’

3
Op de dag van de podiumvoordracht op het poëziefestival
lag hij de hele dag te slapen in zijn hotelkamer
zijn krachten sparend en in eerbiedige afwachting
van de rituele komst van het dichterlijke leven
in de schemering op weg naar de plaats van de voordracht
onderhield hij iedereen in de minibus
met een cocktail van aardbeiensap en Chinese brandewijn
natuurlijk dronk hij zelf het meeste
zijn voordracht van die avond kreeg grote bijval
die avond, na afloop van de voordracht,
kreeg zijn aansporing om naar de wallen te gaan
geen reactie

4
De volgende ochtend bij het ontbijt
tekende hij op het notitieboek van de vrouwelijke chef
een levensechte naakte vrouw
wij voelden ons flink opgelucht
ah! dat wilde hij dus!
na er nog een hele nacht over te hebben gedacht
opperden wat waardeloze Chinese poëziecritici
‘het is een metafoor – hij wil brood’
uiteindelijk dachten we het helemaal te hebben begrepen
hij wilde koffie en verlangde gezelschap

5
Ik was buiten het theater geprogrammeerd
en tijdens mijn voordracht in het theehuis ‘tussen de bloemen’
na een uitvoering van een trage Chinese citer
verscheen hij in het publiek
heel opzichtig
lachend als een idioot
en als hij niet lachte
leek hij te vliegen
toen hij mij om mijn dichtbundel vroeg
had ik net mijn laatste exemplaar weggegeven

6
Een vriendelijk Chinese vrouw
merkte op dat hij al de hele week hetzelfde overhemd droeg
om zijn reisroute – na zijn vertrek via Thailand terug naar Zweden –
lachten de mannen meewarig
de laatste avond
was er zelfs geen tijd meer voor afscheid
ik zag hem als een geest
een bar bij het theater binnenschieten
daarna was hij verdwenen
ik herinner me dit zomaar ineens weer
op een avond dat ik in het Stenen Woud bij Kunming verbleef
en hij aan de zij van een Dai zangeresje, koket als een slang
heen en weer drentelde
ook als een geest

Afwijzing in de Amerikaanse ambassade

De hele ochtend
drongen zo’n honderd mensen samen in een kleine ruimte
als de opslagruimte van een smokkelboot
in de verveling van het wachten op een visum
werd een meisje dat ballet leerde dansen
het mooiste punt van de hele zaal

Voordat ik de visumbeambte ontmoette
was ik al weinig hoopvol gestemd
zo zag ik tussen de mensen die een visum kregen
bijna geen jongemannen
er waren er twee
de ene zag er oud en bedaard uit
de andere was een dwerg die nog niet tot het raam kwam
Amerika was bang
echt bang
ze waren nu bang voor mannen
o la! de visumbeambte met een lange baard
leek eigenlijk meer
op een moslim dan ik
en nog meer op een terrorist
zonder er lang over na te denken
wees hij mij resoluut af
het was vast het medelijden van een orang-oetang met een orang-oetang
in één oogopslag zag hij in mijn ogen
de verborgen moordzuchtige blik
achterdocht tegen emigratie?
bestaat dat dan?
de grote dichter Li Bai uit de achtste eeuw wilde naar Perzië emigreren
je moet verdomme geen belachelijke grap met me uithalen

toen ik naar buiten banjerde
was het balletmeisje
door een zwarte vrouw bij het raam afgewezen
ze was echt zo blij als een eend die gaat vliegen
vrolijk roepend liep ze weg
‘haar ouders dwongen haar zeker naar Amerika te gaan…’
luidde het steekhoudende oordeel van een van de teamleden

De neerslachtigheid van Vietnam

1
de regen slaat op de bananen
het is niet te zien dat er tranen vallen
wat overblijft zijn deze
natte stillevens

Vietnam is neerslachtig

2
diep in de nacht
kijk ik naar een oude heldenfilm
en ontdek een
neerslachtig Vietnam
uit mijn geheugen diep ik
die zwartwitte films op
op het scherm regent het

3
ooit heb ik in een lang gedicht geschreven:
‘oorlog is onechte/valse romantiek,
zij houdt haar geweer op een mooie manier vast
alsof ze op een harp speelt’

het geschrevene was ‘de weg terug naar je geboorteplaats’
het geschrevene was een Vietnamese schone
die mij erg depressief maakte

4
Ik denk aan een vriend
die naar Vietnam is geweest
om bewijzen te zoeken voor de neerslachtigheid van Vietnam
na enig beraad werd hij teruggehaald
mijn vriend
is geen neerslachtig mens
de kern is dat hij
neerslachtigheid niet aanvoelt

5
Over welk ‘Zuiden van de wolken’ heb je het?
Vietnam is het zuiden van het zuiden van de wolken
is het grensgebied van het wolkenland
onder de wolken
spoelt een grote rivier de zee in

6
sommigen vergelijken dit
met een vochtige vagina
het briljante was: Amerika
die pik die zich overal roekeloos insteekt
liep hier een flinke breuk op
voortaan had die zichzelf verheerlijkende man
een serieuze seksuele disfunctie
zoals Ernest Hemingway

7
Hoe zou ik durven neerkijken
op de mannen hier
die alleen commando’s sturen om van mijn vele landgenoten
begraafplaatsen op berghellingen te maken
daar hebben we allemaal zelf om gevraagd

ik zeg niet: ‘verontwaardigde soldaten hebben de overwinning’
ik wil zeggen: neerslachtige mannen
zijn de moedigste soldaten

8
Vietnam is zwaarmoedig

de regen slaat op de bananen
het is niet te zien dat er tranen vallen
wat overblijft zijn deze
natte stilleven

De dood van Arafat

‘Ik heb genoeg van die ouwe
die maar niet doodgaat en op een lepraleider lijkt
de klootzak hoeft zijn gezicht maar te laten zien
en de onrust tussen Palestina en Israël is gegarandeerd’

Dood, niet dood, bijna dood
de avond dat het recentste betrouwbare nieuws
van Arafats dood vanaf Parijs werd verspreid
moest ik denken aan een oude vriend
die enkel jaren geleden
privé
met mij sprak over
zijn indruk van deze politicus
zijn woorden –
geen visie
geen bewustzijn
geen intuïtieve kennis
geen mededogen
geen ziel
geen overtuiging
geen hart
geen longen
heb ik enkel vanwege
hun echte realiteitszin
hun gevoelige snaar
en de vitaliteit van zijn rijke woorden
meer dan tien jaar lang onthouden
(de taal die ik
als dichter nastreef
is toch wel ietsje anders)

Het stoffelijk overschot van Arafat
is terug naar zijn geboorteland vervoerd en begraven
wat ik kan doen is
is deze passage die in mijn hersens ligt opgeslagen opgraven
en begraven in de bloembak op mijn balkon

Rug naar de kerk

In Rotterdam
is het vrij normaal
om meeuwen en duiven samen te zien eten
daar is niets surreëels aan

In Rotterdam
worden meeuwen en duiven
het vaakst gevoed door
zwervers
– zo heb ik met eigen ogen aanschouwd

Met hun rug naar de kerk
zitten ze op een bank aan de rand van een plein
en voeren ze die witte engelen
brood en friet

En ik die langs kwam lopen
wilde ze ook heel graag voeren
maar was bang hen te storen
en dat een meeuw of een duif
mij, een vreemde buitenlander, een vinger zou afhappen

Vervolgens vond het volgende plaats:
sluw en steels rondkijkend
gooide ik een munt van één euro
rinkelend
in het ijzeren bakje van een zwerver

2007

Chen Li, ‘De rand van het eiland’

Chen Li (Taiwan, 1954) heeft een veelzijdig oeuvre op zijn naam staan. Hij staat bekend als een sociaal bewogen, humoristische dichter die graag experimenteert met nieuwe vormen en uitdrukkingswijzen. Chen is behalve dichter ook een groot muziekliefhebber en een productieve poëzievertaler, twee invloeden die duidelijk hun sporen hebben nagelaten in zijn werk. Vanuit zijn woonplaats Hualian, op de rand van het eiland Taiwan, kijkt hij de wijde wereld in, open voor alles wat menselijk is. ‘Ik bén het eiland,’ zei hij treffend in een gesprek dat Martin de Haan en ik met hem hadden.

Bundels

Voor de tempel

Zee-impressie

Een beschamend groot bed,
die femme fatale woelt de hele dag
met haar minnaar
een deken van waterblauw en golvend wit
van
         hier
naar
         daar

september 19744

Minnares

Mijn minnares is een ontstemde gitaar,
haar gladde romp verborgen in haar koffer
voor het schijnsel van de maan.

Af en toe haal ik haar eruit
en neem haar in mijn armen, zacht
streel ik haar koude hals.
Mijn linkerhand aan de sleutels, mijn rechter
aan de snaren, zo stem ik haar
tot ze goed gespannen is, een echt
zessnarig instrument, gespannen
haar ontvlambare schoonheid.

Maar als ik begin te spelen
breken ineens
de snaren.

oktober 19744

Dichtersdag

Toen zei hij omdat hijzelf poëzie was.Toen vervolgde hij dat hij zo schreef omdat hij zo wilde schrijven.Toen zei hij die het niet met hem en hem en hem eens wasdat hij poëzie schreef omdat zijn liefje hem te veel liefhad.De bladeren van de opgegeten rijstnoedels gooiden we in de rivier.Toen zei die grote dichter met die rode das en sportschoenendat poëzie de vettigheid van kleefrijst is die op het water drijften gelijk staken we onze armen ernaar uit. De dichters lachten.Degene die veel dronk én veel praatte zei dat poëzie nu eenmaalongrijpbaar is; daarop rochelde hij, improviseerde twee regelsen verontschuldigde zich dat zijn buik echt te dik was.Vervolgens sprongen we de rivier in, op de avond van dichtersdag.Toen ik zonk hoorde ik zeggen dat we in ons volgende levenook dichters zouden zijn, als, ik weet niet wie het zei,als de maan ook onze lijken zou zien.augustus 1975Noot van de vertaler: Dichtersdag wordt gevierd op de vijfde dag van de vijfde maand van de maankalender, de dag dat de beroemde dichter Qu Yuan (343?-278 v.Chr.) de verdrinkingsdood verkoos. Het is traditie om op die dag rijstnoedels gewikkeld in lotusbladeren te eten.

Dierenwiegeliedje

 

Voetstappen in de sneeuw

Kou vraagt om slaapdiepeslaap, vraagtom een gevoel zacht als een zwaaneen regel neergekrabbeld in rulle sneeuwin louter witte, witteinktneergekrabbeldom zijn stemming, de kouwitte sneeuwaugustus 1976

Dierenwiegeliedje

Laat de tijd vast zijn als de vlekken van een luipaardeen vermoeide watervogel glijdt over het water zacht zijntranen druppelend als een afgeschoten pijl voor hij neerkomtdit is de tuin de tuin zonder muziek de grijzige olifantkomt met zware zware stappen voorbij en vraagt jete zorgen voor de honingraat de honingraat zonder bijenVoor de nacht voor het gras zonder kleren ruim ik dauw wanneerde sterren rijzen de hemel traag hoger wordt dan de giraf in de deurlaat zogende moeders ver van hun kinderen gaan zoals eenkat uiteindelijk ook zijn gekromde rug ontspant volhard niet langerabstract in de kleur van liefde de hoogte van dromen wantdit is de tuin de tuin zonder muziekImiteer de klungelige ezel niet in zijn gesnurk als hij langsparadeertlaat de tijd zijn adem inhouden als een beer die voor dood gaat liggeneen paar sneeuwwitte bloemen slaan op zijn wimpers een paar vlindersik poets de deurplaat voor de stal voor de zwaluwen zonder dakrandwanneer de grijzige olifant met zware stappen voorbijkomt en je vraagtde kieren te stoppen voor de kapotte pilaar de pilaar zonder verdrietDit is de tuin de tuin zonder muziek adelaars stop met cirkelenjachthonden stop met rennen als het voorhoofd van engelenbreed genoeg voor vijftig forten en zevenhonderd rijtuigenlaat kinderen die ver van hun moeders zijn terugkeren zoals langbegraven mythes en religies opnieuw worden ontdekt en aangehangenik zal bidden voor de fruitbomen de fruitbomen ontdaan van hun fruitLaat de tijd vast zijn als de vlekken van een luipaardeen paar sneeuwwitte bloemen slaan op zijn wimpers een paar vlinderswek de woede niet van de leeuwen die rustig slapendit is de tuin de tuin zonder muziek de grijzigeolifant komt met zware zware stappen voorbij en vraagt jevraagt de modder om snel zijn voetstappen te verbergenjanuari 1977

Een huis

Eenvoud is een ingewikkeld huis, de minnaressenvan wie dat zeggen wonen misschien wel naast het postkantoorwat inhoudt dat ze gewend zijn in alle vroegte ansichten te ontvangen,tussen stempel en groet een grasveld te vinden, een vlucht zeemeeuwenof een bootwant een boot is een raam en een raam is groter dan een huisMaar echt onuitstaanbaar vinden ze de pakjesmetafooren dus moeten hun minnaars eerst een boom in klimmen, fruit plukken endoormidden snijden, de controversiële liefde erin stoppen, dichtlijmenen dan, alsof er niks is gebeurd, stiekem het fruit terughangenen naar beneden klimmenMaar de minnaressen moeten welwant de definitie van een eiland is: aan alle kanten omringd door zeede definitie van een la: gaat niet meer open als de sleutel kwijt isaugustus 1978

Stortregen

Wreed als de vleermuizen van gisteravondklapwiekende, gigantische vleugels dringen ineensde aluminium deuren en ramen van de weerloze slaap binnendrukken ongenadig een veeg teken op de mondhoek van de middag:een snerpende kreet –rondom zie je gesmolten en verstijfde tijdeen wirwar van kleine paadjesde angst te verdwalen wordt sneller nat dan de grond:ik wil mijn wereld kleiner dan een snoeptrommelsteviger dan kristalglasaugustus 1978

In een stad opgeschrikt door aanhoudende aardbevingen

In een stad opgeschrikt door aanhoudende aardbevingen hoor ikduizend kwaadaardige jakhalzen tegen hun kinderen zeggen:‘Mama, ik had ongelijk.’Ik hoor rechters huilenpastoors berouw hebben, ik hoorhandboeien uit kranten vliegen, schoolborden in beerputten vallenik hoor geleerden hun schoffel neerleggen, boeren hun bril,en dikke zakenlui hun roomboterkleren stuk voor stuk uittrekkenIn een stad opgeschrikt door aanhoudende aardbevingenzie ik geknielde pooiers vagina’s teruggeven aan hun meisjesnovember 1978

Wolkbreuk

 

Stormlied

Dertig jaar. De bedeesde blik van een kind.Weer om vijf uur wakker van een nachtmerrie.Nog altijd zijn er leraren om je te examineren.Nog altijd zijn er verklikkers om je aan te geven.Nog altijd zijn er drilmeesters, instructeurs,patrouilles om je in te tomen,je rechtschapenheid te controleren.Gezicht wassen, tanden poetsenen voor je naar de wc gaat dat gedicht uitlezenvan gisteravond.Ontbijttafel. Scooter.Vlag hijsen. Goedemorgen meester.Bij zon hardlopen.Bij regen een paraplu open en dicht klappen.Er waait een stormwindover de mist van een eeuw neerslachtigheidover het opgestapelde stof op de bureausover het vuil in de hoeken van de plaatselijke krantover de gemeenplaatsenover de hypocrisieover de boekentassenover de helm van het hoofd personeelszaken.Er waait een stormwindover de tranen van duizend jaar onrustover de reizigers die over doornen struikelenover het peinzende sterrenlicht in de donkere nachtover de opgebrande schrijvers met ogen vol woedeover de weduwen met dromen vol haat, bloedige haatover de mestgierover het grasgroenover de wilde rozen in zusjes haar.Dertig jaar. De zware stap van een schildpad.Blijkbaar nog steeds even trots.Blijkbaar nog steeds in staat te schaterlachen.Koude thee. Warm zweet.Naar boven. Einde les.Onderweg constant knipperende verkeerslichten. Leuzen.Geschiedenis. Zwarte mist.‘Er waait een stormwind, waarover waait hij dan?’Over alle mensen met liefde en tranen.oktober 1982Noot van de vertaler: ‘Er waait een stormwind, waarover waait hij dan?’ is een populair kinderspelletje in Taiwan.

Tarokokloof, 1989

1In de druilige lentekou probeer ik je stilte te doorgronden.Je uitgestrektheid is een vertrouwde nabijheid.Hemelhoge bergwanden liggen in mij als een korreltje zand.Wolken en nevel schuiven voorbij.In de vochtigheid wiegelt en rust het welig groen.Je tederheid is als adem,als de dwarreling van een blad, de zweefvlucht van een vogel,ze lijkt op het opengaan van de boombloesemsdie op de gladde, steile bergtoppen en kliffen staan.Je diepte aanvaardt pijn en verrukking,plechtig als het dichte regenwoud,de donkerblauwe sterrenhemel. Je intensiteitpasseert de woeste bergstromen van vorige zomer,galoppeert in de zonnige ochtendzoals de hazen huppelen en de vogels gaan.Het is alsof ik het leven tot het leven hoor roepenin de diepe poel waar ik als kind speelde,in de droom waaruit ik afgelopen nacht wakker schrok.Het is alsof ik het vuur van de geschiedenis zie,omgekeerd en bevroren door de tijd,boven op de ruige rotsen,onder in de vallei vol neergestorte keien.Je groeven zijn als wolken, als watertussen het eindeloze staren van bergen naar bergen,in de eindeloze weerkaatsing van hemel en aarde.Toch zie je nog altijd stilzwijgend toehoe ik over je bergpaden ga.Je ziet mij keer op keervoor je ogen neervallen,net als zij die duizenden jaren lang in je armenzijn gevallen, hebben gebloed, gestorven zijn.2Hoe vaak heb je de kinderen in je armenlaten vallen en gekneusd weer laten opstaan?Hoe vaak heb je hen het dichte bos vol verrotte bladerenin laten trekken en doen verdwalen?Je ziet jeugd als een snelle waterval uiteenspattenen met bergbeken de verre zee in stromen.Je ziet wolken beladen met dromen langsdrijvenen traag in grotere dromen opgaan.Je laat hen een rotsblok zoeken om rustig op te zitten mijmeren.Je laat hen leunend tegen klokgelui de schemer in gaan,opgroeien tijdens een wolkbreuk.Je laat hen lang boven de gapende afgrond stilstaan,ze zien druppels water door de rotsen dringen,ze zien tijd vervlieten, dag in dag uit.Tijd vervliet, dag in dag uit.Je liet roodharige Spanjaarden het goud uit je kloof halen.Je liet roodharige Hollanders het goud uit je kloof halen.Je liet door de Mantsjoes verdreven Chinezen het goud uit je kloof halen.Je liet Japanners die de Mantsjoes verdreven het goud uit je kloof halen.Forten, kanonnen, doden in je kloof.Forten, kanonnen, doden op je helling.Forten, kanonnen, doden bij je bron.Je hoorde de overgekomen Chinezen tegen de inlanders onder hun mes:‘Geef je over, Tarokobarbaar!’Je hoorde de overgekomen Japanners tegen de inlanders onder hun geweer:‘Geef je over, Tarokobarbaar!’Je zag de getatoeëerden uit de bergen gaandeweg naar de heuvels verhuizen,van de heuvels naar de vlakte.Je zag ze gaandeweg hun huizen verlaten,stilzwijgend.3Je zag ze gaandeweg hun huizen verlatenen naar je toe komen,die Chinezen die door Chinezen de zee over waren gedreven.Met explosieven, nostalgie en bulldozers uit de oorloggroeven ze nieuwe dromen in de wirwar van je skelet.Enkelen raakten vermist in de tunnels die ze zelf hadden geboord.Enkelen zonken met vallende rotsen in de eeuwige afgrond.Enkelen lieten een hand achter, een voet,leerden van de standvastige bomen rechtop in de wind te staan.Enkelen trokken hun oude gewaden uit, namen een schoffel open nagelden nieuwe deurplaatjes langs de nieuwe wegen.Van de nieuwe meisjes in het vreemde land leerden zete enten, bloed te mengen, zich voort te planten.Als immer voortgeteelde peren, kolen en Californische pruimenpootten ze zichzelf in jouw lichaam.Ze hingen nieuwe plaatsnamen langs de nieuwe wegenen in de lentekwam hun grote leider met zijn medailles opgespeldin Tianxiang van de gevallen pruimenbloesems genieten.Ze spreidden het keizerlijke bedop het pad naar de warmwaterbronnen, met hete stoom erboven,en reciteerden luid het Lied van Rechtschapenheid.Maar jij bent het Huaqingmeer niet of de Maweiheuvel,jij bent het verre, schimmige Chinese landschap niet.De beroemde meester-schilder Daqian streelde bevendzijn mooie baard, onwerkelijker dan bergnevel.Met halfabstracte vlekinkt strooide hij nostalgieop jouw concrete gezicht.Ze schilderden ‘Tienduizend mijl van de Yangzi’ op je bergwanden.Maar je bent geen landschap,je bent geen landschap in een landschapsschildering.Li Tangs ‘Wind in de dennenravijnen’ hangt niet aan je voorhoofd,net zomin als Fan Kuans ‘Reizen tussen beken en bergen’.Voor de toeristen die je in hun airco-bussen bezoekenben je natuurschoon(zoals de Portugezen die vierhonderd jaar geleden in een bootlangs de oostkust voeren op vreemde toon ‘Formosa’ riepen).Maar jij heet niet Formosa, al ben je wel mooi.Je bent geen landschap om weg te halen, op te hangen, tentoon te stellen.Je leeft, je bent leven.Je bent een machtig, onvervalst bestaan voor hendie met jouw bloed kloppen, met je ademen,voor jouw volkeren4Ik zoek de mistige dageraad.Ik zoek de eerste zwarte langstaartfazant die over de kloof vloog.Ik zoek de indigo en de wolfsmelk die elkaar door spleten begluurden.Ik zoek de tongen die uit volle borst zee en morgenglans bezongen.Ik zoek de rode knieën van de avondzon die vliegende eekhoorns najoeg.Ik zoek de kalender van de bomen die met de temperatuur verkleurden.Ik zoek het volk van de wind.Ik zoek de riten van het vuur.Ik zoek de hoefslag van het everzwijn die weerklonk met het spannen van de boog.Ik zoek de bamboehuizen van dromen die op watersnoodkussens sliepen.Ik zoek de bouwkunst.Ik zoek de zeevaart.Ik zoek de huilende sterren in rouwkledij.Ik zoek de haakachtige bergmaan waaraan de bloednacht en de kloof hingen.Ik zoek de vingers die zich hoog aan de kliffen vastketenden en zich opbliezen met de berg.Ik zoek het licht dat door de wanden boorde.Ik zoek de schedel die op de boeg van het schip botste.Ik zoek het hart dat is begraven in vreemde aarde.Ik zoek een hangbrug – een lied zonder schoenveter misschien.Ik zoek de grot der echo’s, betekenisvolle klinkers en medeklinkers:Tangarao, Bunkium, Tupido,Tanlongan, Losao, Teruwan,Topogo, Sumeg, Lupog,Kobayan, Balanao, Botonof,Kumoxel, Kalagi, Baga-Paras,Kalapao, Tabula, Lapax,Qesia, Busiya, Tassil,Sexengan, Sidagan, Sikalaxen,Qaugwan, Tomowan, Bolowan,Vetodan, Putsingan, Senlingan,Daoleg, Degalan, Degiag,Sakadan, Palatan, Sowasal,Bunayan, Bololin, Tabokyan,Owai, Doyun, Batakan,Dagali, Xoxos, Waxel,Sikui, Bokusi, Mogoyisi.5Ik zoek de grot der echo’s.In de druilige lentekou probeer ik het geheim te doorgrondenvan ons nederige verblijf op aarde.In de herfst lopen ze samen over de bergpaden in de kloof.In bossen of langs beken wacht hunmisschien een plotselinge groep makaken,misschien twee onbewoonde bamboehuizen, stilnaast het braakliggende ploegland.Verder op het oude pad passeren ze kruipend onkruid,stuiten weer op gecamoufleerde Japanse loopgraven.Nog verder een inheemse strooien jachthutmet wat scherven aardewerk,recentelijk daar achtergelaten door een opgravingsteam.We gaan om Huitouwan heennaar de hangbrug, waar negen oude pruimenbomen staan.Waar ooit de Japanse politie zat gooit een moderne postbodevrolijk de post in de verschillende brievenbussen.Misschien wordt hij opgehaald door de veteranen van het Lianhuameer,die na twee uur lopen bij de hangbrug komen,misschien door de vrouwen uit het dorp Mei,die in een pick-up naar beneden komen hobbelen.Hobbelend komen jullie het schemerige gehucht binnen.Een gezonde dorpsjongen rent jullie opgewonden tegemoet.Zijn behendige gestalte is als het hert dat zijn grootvadervijftien jaar geleden heeft geschoten.‘Mijn vader heeft de thee al klaarstaan!’Bamboedorp, de naam van hun geboorteplaatsis als de Tanggedichten die zijn vader in zijn jeugd las.Net zoals de Atayal die hier vijftig jaar geleden ploegden en jaagden,kwamen zij van over zee en werden eigenaar van dit stuk grond,ze kweekten hun fruitbomen, brachten hun kinderen groot.6In de druilige lentekou probeer ik het geheim te doorgrondenvan ons nederige verblijf op aarde.Klokgelui stuwt klokgelui.Gebergten voorbij gebergten.Ik ga de trappen op, nader schuin in de schemeringde boeddhistische zang in de tempel boven op de rots.Als wederkerende golven,als jouw weidse bestaan,die lage, galmende zang, eenvoudig en toch ingewikkeld,omvat je verfijning en weidsheid,omvat je droefenis en vreugde,omvat eigenaardigheid,omvat onvolkomenheid,omvat eenzaamheid,omvat haat.Net als de genadige, bescheiden bodhisattva ben jij ookeen stilzwijgende Godin van Barmhartigheid.Je ziet rechtvaardig toe opde wording van hemel en aarde,de dood van bomen, de geboorte van insecten.Het landschap fluistert, de kosmos is eindeloos.Het is alsof ik het leven tot leven hoor roepen,door het onwerkelijke tafereel van berg en water,door de eeuwige grot der echo’s,tot in deze nacht.Hemelhoge bergwanden liggen in mij als een korreltje zand.maart 1989Noot van de vertaler: In deel vier komt een lijst met plaatsnamen uit het Nationale Park De Tarokokloof voor, dat zijn de inheemse namen die in de taal van de Atayal allemaal een specifieke betekenis hebben. Tupido bijvoorbeeld, het huidige Tianxiang, betekent oorspronkelijk ‘palmboom’; Losao betekent ‘moeras’; Tabokyan betekent ‘zaaien’; Putsingan betekent ‘weg die je moet gaan’; Bolowan betekent ‘echo’. Zie Liao Shouchen, De cultuur van de Atayal (Taipei, 1984).‘Lied van Rechtschapenheid’: Geschreven door Wen Tianxiang (1236-1286), de laatste kanselier van de Song-dynastie, na zijn gevangenneming door de Mongolen.

Dictatuur

Agenten die naar believen met de grammatica knoeien.Enkelvoudig maar gewend om meervoudige vormen te gebruiken.Objecten maar omhooggevallen tot subjecten.In hun jeugd verlangend naar de toekomende tijd.In hun ouderdom zwelgend in de verleden tijd.Vertalen overbodig.Tegen hervorming.Vaste zinsbouw.Vaste zinsbouw.Vaste zinsbouw.Maar één overgankelijk werkwoord: onderdrukken.mei 1989

De muur

Hij hoort ons huilenHij hoort ons fluisterenHij hoort ons het behang scheurenongerust de stemmen van vertrokken familieleden zoeken– hun kolossale ademhaling, gesnurk, gehoestdie wij nooit hebben gehoordDe muur heeft orenDe muur is een zwijgzame recorderWe geven hem spijkerster herinnering aan de afwezige hoeden, sleutels, jassenWe geven hem spletenter berging van de kronkelende liefdes, praatjes, schandalenWat eraan hangt is de klokWat eraan hangt is de spiegelWat eraan hangt is de schaduw van verdwenen dagende lipafdruk van uitgeholde dromenWe geven hem dikteWe geven hem gewichtWe geven hem stilteDe muur heeft orenOp onze zwakte rust zijn kolossale bestaanjuni 1990

Ansichtkaarten voor Messiaen

1We zijn allemaal hangendetranensterrenregenbogenvogelsboven de afgrond van de tijdzingendzingendeen tuin van verdriet in de lucht2We rennen over een wereldbolik ben in het oude Aziëjij in het verre Europaiemand draait de wereld rondwe glijden uit, vallen samenin de oceaan van melancholie3De oceaan, gekweld maar sereenademtademtademtliefde4Als een golvenrij vol kracht en lichtstijgenddalendAls een cyclische, geheime tunnelvan bergkloof tot melkwegvan droom tot droom5Vogels vliegen een vijfhoekige tuin inmuziek stroomt muziek inwestoostharmoniedisharmonieop basis waarvanfebruari 1990Noot van de dichter: Deze gedichten zijn geschreven op basis van muziek die ik recentelijk heb gehoord, vooral Messiaen (1908-1992), Nono (1924-1990), Webern (1883-1945) en Takemitsu (1930-1995). Takemitsu heeft gezegd: ‘De vreugde van muziek lijkt eigenlijk niet te scheiden van verdriet, het verdriet van het bestaan. Hoe meer je de pure vreugde van musiceren ondergaat, hoe dieper je dat verdriet kunt voelen.’

Reizen in de familie

Een hond die naar de maan blaft

De tijd laat zijn hond ons bijten.Hij bijt onze mouwen eraf, laat een paarvodden van vergetelheid achter.We kopen suiker aan de overkant, vinden een afgedankte arm– zouden we hem in de dichtstbijzijnde brievenbus gooien?Misschien ontvangen onze ouders hem op reisin hun verre hotel.Misschien wordt hij opgehangen bij de ingang van een stationen wordt er elke vijf minuten omgeroepen:‘De reiziger die een arm kwijt is, wordt verzocht hem bij de informatiebalie te komen ophalen.’We geloven niet dat zij onze familie en vrienden van lang geleden zijn:een zakdoek uit de kindertijd, een huiswerkschrift, de lippenstiftvan een liefje, een bh, een diploma.We rapen het speelgoed op dat op de grond is gevallenen horen het zeggen: ‘Au, dat doet pijn.’De maan zit op de hemel geplakt als een postzegel verscholen achter het stempel.We schrijven brieven met balpennen van sterrenlicht en sturen ze aan God,hij woont ten noorden van de schuilkeldersen twee intercitystewardessen met rode jurk en hoedduwen hun karretje en vragen of hij medicijnen wil kopen.En dat is natuurlijk bitter.Toch heeft hij ons nog een familiefoto gestuurd:de kolonel, grootgebracht in de oorlog, de zwarte bordeelhoudster,Gino de kater, A-lan de oude meid, haar hele leven ongetrouwd,ze zijn er allemaal, op het perron van de tijd,tegenover een hond die met wijdopen ogen naar de maan blaft.Ze wachten om opnieuw langs ons te strijken.We openen het postzegelalbum en zoeken argwanendde ene na de andere kreet die ons bekend voorkomt.Misschien is dat wat ze familiereünie noemen.oktober 1990

Ansichtkaarten voor de tijd

LandschapLandschap is er nog,landschap is een immens boekjouw, mijn wind bliesberoerdeeen blad, twee…is een ansichtkaart zonder adresachtergelaten om te worden gepostgeschreven door de tijdgelezen door de bomenBoekbladeren zijn boombladerenwanneer wij, koukleumen, op de dorre takken springenen als vogels de wereld uit vliegenOntmoetingOntmoeting in juliontmoeting in de tuin van juliin de duizeling van het bouwsel van louter licht en geurlaat mij een roos voor je plukkenen verlaat mij verderverlaat de groeiende schaduw achter mijWereldElke bloem is een vuurknopeen geheime spiegeldie berglicht en waterschaduw verbergten brandend verlangenWe zijn in de spiegelwe zijn buiten de spiegelwe zijn in de bloemblaadjes, velewaarheden en illusies weerspiegelen elkaarDeze wereld met ons leed en verdriet,kan hij enkelde tong zijn van een andere, onzichtbare vuurknop?Slapeloze nachtSlapeloze nachtDe rust van het hele hoteldrukt op mijn kussenals een volle urineblaasin een kelder waar onophoudelijk water druppeltverwaarloosde waterkranen van de hele staden spermaHangbrugHangbrugtussen mijn dromenen jouw oeverIn het geluidvan de wielen van twee treinendie in tegengestelde richting voortgaanEen denkbeeldige tunnelvol herinneringen en echo’sHangbrugtussen deze werelden die anderenovember 1991

Rivier van schaduwen

Uit onze theekop stroomt elke dageen rivier van schaduwen.De vlekken van onze lippenafdrukzijn de één voor één verdwijnenderivieroevers.Een kamer vol theegeuren lokt ons in slaap.Misschien drinken we tijd,misschien onszelf,misschien onze ouders die in het kopje zijn gevallen.Van de bodem met thee-aanslag vissen wehet landschap van vorig jaar,een bergvol jasmijn,uiteengevallen bloesems.We zien de koude rivier weer aan de kook komenen de duisternis die langzaam invalt vloeibaar maken.En dan zitten we thee te drinkenachter een kopje dat oplicht als een lantaarn, we zittenop een oever hoog als dromente wachten tot de thee rivier wordt,te wachten tot de bomen bloeien en vrucht dragen,totdat we net als onze ouders incarneren,in een vrucht,een theebloem,en in de rivier van schaduwen vluchten.februari 1992

Microkosmos – honderd moderne haiku’s

(selectie)6Een snelle neerwaartse glissando,iemand zet een laddervoor het raam van mijn jeugd.14Ik wacht, verlang naar jou,in de lege beker van de nacht probeerteen dobbelsteen op zijn zevende kant te draaien.20Een ijslolly,vanuit de mondhoek van de droomsmelt de glimlach van een zomernacht.21Tranen zijn als parels, nee, tranen zijn alszilverstukken, nee, tranen zijn alslosgeraakte knopen die weer vastgenaaid moeten worden.26Ik drink de thee die jij hebt ingeschonken,ik drink de lentekoudie tussen je vingers naar beneden glijdt.33Dood insect in een woordenboek– lezend onder de zon,een nieuw woord.35Eenzame toppen,verbonden door eenzaamheid enogen van zwarte en witte vogels.38Een nacht koud als ijzer,percussiemuziek van lichamendie vuur maken.46Gevangenen van stilte: we slaan met taalde transparante muur aan diggelen en worden gedwongenmet onze adem de stiltescherven weer op te rapen.58De kooi van troosteloosheid openen:naar buiten vliegt de ledige leegte,naar binnen vliegt de lege ledigheid.66Het wit van het lichaammaakt een moedervlekje tot een eiland, ik misde glinsterende zee in je kleren.73Lezen op een voortdenderende trein:op zoek naar de verloren tijd, buiteneen grote zwijgende zee.78Ze drukken de droom platals een creditcard en wachten tot de nachtin geldnood langskomt om te pinnen.86Ik ben mens,ik ben een wegwerpaanstekerin het donkere heelal.87Een granaatappel in de regen,vochtig groen,alsof hij iets wil zeggen.

De rand van het eiland

 

Ochtendblauw

Tussen het wit van de nacht en het zwart van de daggeef je mij welwillend ochtendblauw,je blauwe ondergoed, dat nergens verkrijgbaar is,je blauwe haarlint, dat golft in de wind.Welwillend geef je me gekleurde brokken melancholieom de leegte in mijn hart te bedekken na een slapeloze nacht,welwillend geef je me vochtige zielom het zwart te smelten van de dag die volgt.Jij, blauw schaap,je rent op en neer langs de grenzen van de droom,je weerlegt mijn gedachten met blauwe wollige schaduw,je onderdrukt mijn adem,laat me naar je blauwe ogen verlangen,laat me uitkijken naar je blauwe tong.Blauwe zeegolven, brekend in het slikken en spuwen,laten mij op het strand bij ebje verloren blauwe ketting oprapen,je weggesijpelde tepelhoven verzamelen.Je laat mij jouw resterende speeksel zien als de zee,als de Middellandse Zee,en tussen de immense continenten van dag en nachteen streepje hemelblauwe kust beschermen.O, godin van het kwaad, meesteres van de ochtend.juli 1994

Nachtelijke vis

’s Nachts word ik een vis,een amfibie, zonder bezitmaar ineens rijk en vrij.Leegte? Jaleeg als het wijde hemelruim.Ik zwem in nachten natter en zwarter dan jouw vagina,als iemand die in alle zeeën thuis is.Ja, het heelal is mijn stad,gezien vanaf al onze stadszwembaden hier bovenis Europa enkel een verschrompeld stukje varkensvleesen lijkt Azië net een gebroken theekopje naast een stinkende sloot.Laat jullie zoete familieliefde maar stromen,het kraanwater van jullie ethiek en moraal,het badwater dat om de dag wordt ververst.Ik ben een amfibie,zonder bezit en zonder angst,ik strijk neer in het wijde heelal,strijk neer in je dromen van dag en nacht.Een bader badend in weer en wind.Manmoedig zwem ik je door je lucht,zwem ik door leven en dood, waaraan je nooit kunt ontsnappen.Wil jij nog steeds met je vrijheid pronken?Kom, ervaar een vis,ineens rijk en vrij door jouw vertrek,ervaar een ruimtevis.juli 1994

Rozenlied

1Mijn roos, ik wil je niet plukkenwant ik ben geboren in een tuinmet een roos als bedjasmijn als kussen2Roos tussen rozenbloem tussen bloemenmeisje tussen meisjesliefje tussen liefjesSierlijke roosfleurige bloemeeuwig trouwmeisjelief3Je roofde mijn levenmeisje met je golvende harenje roofde mijn levenaan de oeverIk zag met golvende hareneen meisjeje roofde mijn levenmeisje met je golvende harenje roofde mijn leven4Isabella, Isabellaje bent je ceintuur verlorenkijk, daardaar drijvend in het waterIsabella, allerliefste!5Ik zie dauwhangenop je boezemParelsdie zweetgeurafgevenVlij je tegen me aanook al heb je een dolk bij jeom me te verwondenWat is de nacht langveel te lang6Word wakker meisje, ontwaakmeisje, je moet opstaan en dansende dood is gekomener is geen ontsnapping mogelijkO, zo koudzo’n koude windde dood is gekomen7Aan de rand van de put naast de rozenstruiken,een jongen en een meisje wassen zichin het kristalheldere putwaterhij wast zijn gezicht met zijn handenAan de rand van de put naast de rozenstruiken,een jongen en een meisje wassen zichhij wast haar gezicht, zij wast zijn gezichteen jongen en een meisje wassen zich8Mijn hart, waarom toch zo slapeloosin nachten gemaakt voor de liefdeals het meisje om wie je geeftin de omhelzing van een ander ligt?9De nachtegaalzingt enwordt steeds magerderIk wachtop mijn jongenlief enword steeds magerder10Ik,Rainer Maria Rilke,hier eeuwig slapend,gestorven om een roos.Mijn gedicht iseen andere roos,het grafschriftvoor mijn leven:Rooso, reine tegenspraak.juli 1994Noot van de dichter: Deze tien gedichten hebben een verschillende oorsprong, waaronder flamencoliederen, oude gedichten en volksliederen uit Spanje, Perzië, Peru en Japan, en het grafschrift van Rilke. Samengevoegd vormen zij één gedicht.

Stadje

Zij wonen hier. Wat wind, watwolken. Een straat treft een andere, het snijpuntvormt een kruis. Aan de overkant van de straat rapenzij verwaaide boomschaduwen en binden die methun juist gepolijste humeur aan de deurpost. Tweekruizen maken een vierkant, blok na blok,als een schaakbord. Zij bewerken het land, vangen vis,smeden en jagen. Olifant 3 + 5. Paard 2 + 4. Katapult 6 = 3.Wagen 8 + 1. Ze ontmoeten wat anderen. Ruilen katoenvoor zijde, perziken voor peren. Sommige van de verwaaideboomschaduwen worden de schoonfamilie van een ander stel,anderen vallen in een vijver verderop, veranderen indood. Een beekje gaat vanaf de voet van de berg doorhet schaakbord, draagt grassen en gesjirp mee, raast de zee in.Beek en zee beuken op elkaar in wentelingen, de zwijgendetoeschouwers van het schaakspel roepen: Wieling!Wieling! Hun naam. De golven van het levenoverstromen het schaakbord, minimalistisch en glinsterendstorten ze vanaf de hoogte omlaag, impressionistischemuziek met cyclische variaties, die groeven draait tothet schaakbord ronddraait als een platenspeler. Een straattreft een andere, het snijpunt is een kruis. Aan de overkantvan de straat rapen zij vissen, door een aardbevinguit hun pan geschud, en nagelen die met hun juistgepoetste huisnummers aan de kozijnen. Twee kruizenmaken een vierkant, blok na blok, als een schaakbord.Ze wandelen, drinken thee, trekken hun tanden,bedrijven de liefde. Katapult 5 + 2. Paard 4 – 6. Pion 7 + 1.Pion 2 = 3. Een beekje gaat door het schaakbord, raast de zee inzoals de naald via de groeven op de langspeelplaatmuziek geeft. De geluiden die plotseling uitbarsten zijnverwaaide boomschaduwen. Anderen rapen ze open geven ze aan hen terug. Zij wonen hier.april 1995Noot van de vertaler: De oude naam van Hualian (spreek uit: Gwa-ljèn), aan de oostkust van Taiwan, is Huilan (spreek uit: Gwee-lan), wat wieling, draaikolk betekent.

Oorlogssymfonie

juli 1995Noot van de vertaler: het eerste karakter in de tekst, bing, betekent soldaat. In het tweede deel wordt dat steeds vaker afgewisseld door de karakters ping en pang, die klinken als geweerschoten en eruitzien als het karakter voor soldaat, maar één ‘been’ missen. Het karakter qiu in het derde deel is het karakter voor soldaat maar dan zonder ‘benen’. Het betekent (graf)heuvel.Hier een animatiefilmpje van het gedicht.

Meubelmuziek

Ik lees in de stoelIk schrijf op de tafelIk slaap op de vloerIk droom naast de kleerkastIk drink water in de lente(de beker staat in de keukenkast)Ik drink water in de zomer(de beker staat in de keukenkast)Ik drink water in de herfst(de beker staat in de keukenkast)Ik drink water in de winter(de beker staat in de keukenkast)Ik open het raam en leesIk doe de lamp aan en schrijfIk trek het gordijn dicht en slaapIk word wakker in de kamerIn de kamer is de stoelen de droom van de stoelIn de kamer is de tafelen de droom van de tafelIn de kamer is de vloeren de droom van de vloerIn de kamer is de kleerkasten de droom van de kleerkastIn het lied dat ik hoorIn de woorden die ik spreekIn het water dat ik drinkIn de stilte die ik achterlaatjuli 1995

De rozenridder

Een handstand, ondersteboven breng ik de vorige zomer terugom aan de schaduwen te likken van de laatste roos in de zomerzon.‘Zo’n geluk is zo zwaar dat het haast niet te dragen is.’Rozen zijn rooskleurig, bloemblaadjes bladvormig.Ik buitel op je handpalm, laat in een wirwar de blaadjesvan herinnering vallen. Een rozenridder met de tijd als halterop een draaimolenpaard.‘Ik heb me voorgenomen hem op de juiste manier lief te hebben,zo dat ik zelfs zijn liefde voor een ander liefheb…’Rozen zijn rooskleurig, halvemanen halvemaanvormig.juli 1995

Formosa, 1661

Ik heb altijd gedacht dat wij op een koeienhuid leven,hoewel God heeft gegeven dat ik mijn bloed, urineen ontlasting met dit land vermeng.Vijftien rollen katoen voor een landje zo groot als een koeienhuid?Hoe konden de inboorlingen weten dat je een koeienhuidin repen kunt snijden en zo, als de geest vande alomtegenwoordige God, heel het eiland Taoyuan, heelFormosa kunt omringen? Ik houd van de smaak van hertenvlees,ik houd van rietsuiker en bananen, ik houd vande ruwe zijde die de VOC terug naar Nederland verscheept.De geest van God is als ruwe zijde, glad en puur schijnt hijop de jeugd van Bakloan en Tavacan die elke dagnaar school komt om te leren spellen, schrijven, biddenen de catechismus te leren opzeggen. O Heer, ik hoorde smaak van hertenvlees in het Nederlands dat zij spreken(net als het Sideia, dat ik soms spreek tijdens de mis).O Heer, in Dalivo heb ik vijftien getrouwde vrouwenen meisjes het onzevader geleerd, de tien gebodenen gebeden om voor en na het eten te zeggen; in Mattau heb iktweeënzeventig getrouwde mannen en ongetrouwde jongensverschillende soorten gebeden en de geloofsartikelen geleerd,ik leer ze lezen en vergroot hun kennis via de oprechte lessenen preken van de religieuze catechismus. O, kenniskun je als een koeienhuid opvouwen en in een reistasstoppen, van Rotterdam naar Batavia, van Batavia naardit subtropische eiland, en ontvouwen tot akkers van Oranje,het land van God, gesneden tot repen van vijfentwintig ge,bij elkaar één jia of drie bij vijf zhangli.In Zeelandia, tussen de waag, het cijnshuisen het theater, zie ik haar wapperen als een vlag, Provintiatoelachend vanuit de verte. O, kennis geeft mensenvreugde, zoals goed voedsel en gevarieerde specerijen(als ze nu eens wisten hoe je peultjes moet klaarmaken).De mandarijnen, zuur en bitter, zijn groter dan sinaasappelen,maar zij weten niet dat in de zomermaanden water vermengdmet zout en geplette mandarijn beter smaakt dan liefdesgenot.In Tirosen heb ik dertig jonge echtgenotes diverse gebedengeleerd en Kort Begrip; in Sinkan heb ik honderd twee getrouwdemannen en vrouwen leren lezen en schrijven (ah, ik voeldat de bijbels in de gelatiniseerde transcriptie van hun talende smaak hebben van hertenvlees met Europese gember).Het boek Prediker in het Favorlang, het evangelie van Mattheusin het Sideia: een huwelijk van het beschaafde en het primitieve.Laat de geest van God het vlees van Formosa binnendringen – of laathet hertenvlees van Formosa mijn maag binnendringen en mijn milt,en mijn bloed, urine en ontlasting worden, mijn geest. Ik heb altijd gedachtdat wij op de koeienhuid leven, hoewel de oprukkende Chinese troepenmet hun grote bijlen en zwaarden op hun jonken en sampansons weer met een andere, grotere koeienhuid proberen te bedekken.God heeft gegeven dat ik mijn bloed, urine en ontlasting als lettersvermeng met die van de inboorlingen en ze op dit land druk.Maar ik hoop dat zij weten dat deze koeienhuid, waarin een nieuwfonetisch schrift zit verpakt, in repen gesneden kan worden, tot pagina’skan worden gekeerd, een woordenboek volgeladen met klanken,kleuren, beelden en geuren, en zo uitgestrekt als Gods geest.april 1995Noot van de vertaler: Bakloan, Tavacan, Dalivo, Sinkan, Tirosen en Mattau zijn namen van inheemse dorpen op de laagvlakte van Taiwan. De talen Sideia en Favorlang worden daar gesproken. (Sideia wordt ook Siraya genoemd.) Zeelandia is de stad die door de Nederlanders werd gebouwd tijdens hun bezetting (1624-1662) van het eiland Taoyuan (het huidige Anping vlakbij Tainan). Provintia (in het huidige Tainan) was een fort dat ook door de Nederlanders was gebouwd. De Nederlanders zouden de inboorlingen toen vijftien rollen katoen hebben geboden voor een stuk land ter grootte van een koeienhuid, en toen dat aanbod was aangenomen ‘sneden zij de huid in repen en omtrokken een stuk land van meer dan één vierkante kilometer’ (Lian Heng, Algemene geschiedenis van Taiwan). Ge, jia en zhangli zijn landmaten.

De kat met de spiegel

 

Tango voor de jaloersen

Wanneer je de liefde omhelst als was het een vaatwasser,negeer dan de vettige littekens die zijn achtergeblevenop de borden, afgelikt door andermans tongen, waarop het bestekvan andermans ledematen heeft gesneden. Draai de kraan openom te spoelen. Vergetelheid is het beste afwasmiddel.Onthoud alleen het eervolle, mooie, glanzende deel,want potjes, vooral porseleinen, zijn breekbaar.Gewassen en gedroogd begroeten ze fonkelnieuwalsof er niets is gebeurd, het ontbijt van morgen.Vooral als je leven geleidelijk aan de middag nadertof voorbij is, komt de jeugdige onrust je weer zoeken.Je grijpt de telefoon en belt haar, maar tevergeefs.Achterdocht, ongeduld, je pleegt nog meeranonieme telefoontjes naar onzichtbare rivalen.Je belt de een na de ander (hoe gemakkelijk toch,die moderne communicatiemiddelen), het antwoordkomt van de middag, leeg als een kom. Trek dan alsjebliefttijdelijk de stekker van de vaatwasser eruit, beschouwde telefoondraad die je dwarszit als een baminestjeen slik hem in met wat denkbeeldige sojasaus van wraak.De vaatwasser zal je schande snel wegwassen.Maar de nacht is een grotere vaatwasser.Wanneer het verdriet naar je toe wordt gegooid met de bordenvan vroeger en onafwasbare sterrenvlekjes aan de borden plakken,negeer dan toch die draaigeluiden van de vaatwasser,die onuitwisbare klanken in het stille heelal,negeer die schaduwen toch, die je omgeven alsovergebleven visgraten wanneer zij niet bij je is.Het voelt niet lekker wanneer je die irriterende graten niet uitspuwt,herschik ze tot verzen, één voor één.

[Ongebundeld]

 

Aluminiumfoliepakje

Drink mijdrink mijn bloeddrink mijn melkdrink mijn speekseldrink mijn vleesnatdrink mijn liefdessappendrink mijn stuiptrekkingendrink mijn blaamvóór de houdbaarheidsdatum(zie bodem van de doodskist)januari 2000

Herinnering aan een vlinder

Het meisje kwam op me af,ze leek net een vlinder. Resoluutging ze recht voor de lessenaar zitten,op haar hoofd zat een fleurigehaarspeld, vlinder op vlinderHoeveel vlinders heb ik in twintig jaarop deze middelbare schoolaan de kust ¬– menselijk, vlinderachtigmet de lente en hun dromen onder de arm –mijn leslokaal binnen zien fladderen?O, LolitaOp een herfstdag voor de middag, de zonwas warm, kwam een felgelecitroenvlinder door het raam naar binnen, cirkelderond tussen de verstrooide leraar en de dertienjarigedie zich op haar werk concentreerdePlotseling ging ze staan omdie scharende, fonkelende kleurenen vorm te ontwijken, een vlinderbang voor een vlinder: zij verschrikt,ik verbijsterd door hun schoonheid

Koeblai Khan

In Xanadu liet Koeblai Khaneen groots, verplaatsbaar lustoord bouwen‘Variatie wil ik! Ik ben het zat, ook al zijn ze met z’n duizenden,die concubines, ze zitten daar maar in hun gebruikelijke kamers,met hun gebruikelijke parfum en hun gebruikelijke gekreunna het gebruikelijke programma…’Zijn Italiaanse adviseur, een handelsexpert,maakte zorgvuldige selecties en zorgvuldige calculaties,en verdeelde de concubines in groepjes, in teams van zes,of van drie of vijf; drie nachten per keer,op verschillende plaatsen, in verschillende samenstellingendienden ze om beurten hun keizer.Topwijnen, opium, honing, leren zwepen,globes, vibrators, de bijbel, sexy lingerie.‘Ik wil constante beweging, constante opwinding, constante verovering,constante climaxen…’Maar dat had helemaal niets met wiskunde te makenevenmin met krijgskunde, en zelfs niet met geneeskunde.‘Het is een filosofische kwestie,’zei de Perzische reiziger die buiten stond en géén functie had gekregen.‘Tijd is het beste afrodisiacumvoor het verwekken van verandering.’

Een makkelijk leesbaar moeilijk gedicht

– Reactie op de uitspraak van Ilja Leonard Pfeijffer: ‘Onbegrijpelijke poëzie is altijd beter dan makkelijke poëzie.’ Bzzlletin, oktober 2000Pindarus dronk vijf pinten appelcider.Hij is een Griek die van groteske strips houdt.Hij is naar Polen geweest, en Finland en Nederland,maar heeft nooit gehoord van het Taiwanese Yilan,vlak bij mijn woonplaats Hualian.Hij houdt van makkelijk eetbare kaas, van rauwe oestersmet foie gras, en schrijft geregeldslecht verteerbare lange gedichten.Hij kent China, maar vindt het Chinese schriftflink moeilijk. ‘Moeilijke dingenhouden beter stand…,’ zo zegt hij altijd.Net als zijn verstandskies die na dertig jaar nog altijd niet helemaal door is.Hij houdt van een Chinees gedicht, getiteld ‘Liefdesgedicht’,omdat dit gedicht naar het schijnt,al dan niet in het Grieks vertaald, moeilijk te begrijpen is:‘Erm erm dobt knoef knoef, feppen feppen hmmschibbe schibbe. Driakel, fangopoetel milie tottert assabre. Zjat sjoegbeflenterd dukken, awalig lipke…’Moeilijk te begrijpen dingen zijn het lezen waard, zegt hij,hoewel deze dichtregels eigenlijk heel makkelijk te lezen zijn.Appels groeien bovenop het Grieks.Finnen houden strips voor eetbaar.In het Westen wordt Polen aangevallen, in het Oosten Nederland.De vijfderangs vrouw trekt haar pumps, panty’s en sexy lingerie uiten gaat terug naar het oude China.Ze zegt, rauwe oosters zijn oké,liefdesgedichten zijn oké,zolang het stand houdt is het oké.Ze las in de laatste nieuwsflits op internet:‘De ruiterij van Genghis Khan ging op volle kracht over Euraziatischegrond rechtstreeks naar de zuidelijke graslanden.februari 2006