Universeel

Een impromptugedicht
Li Qingzhao (1084-ca. 1151)

Bij maanlicht tussen bloemen vijftien jaar geleden
Schreven we samen onze verzen over bloemen.
De maan en bloemen, zie ik, zijn vandaag dezelfde
Maar hoe zal ooit mijn liefde weer op vroeger lijken?

Hoe universeel kan poëzie zijn? Als we dit korte Chinese gedichtje uit de twaalfde eeuw lezen, voelt het alsof we het zelf onlangs geschreven zouden kunnen hebben… Liefde gemengd met beelden uit de natuur zijn van alle tijden en plaatsen. Het is een heel invoelend gedichtje dat je laat nadenken over vergankelijkheid.
Het gedicht is geschreven door Li Qingzhao, een van China’s bekendste dichteressen. Een kleine selectie van haar werk is te lezen in de omvangrijke anthologie Dertig eeuwen Chinese poëzie, door professor Wilt L. Idema, die in het najaar van 2021 uitkwam. Dat is een uitgebreid herziene versie van zijn beroemde verzameling De spiegel van de klassieke Chinese poëzie, waarvoor hij destijds de Nijhofprijs ontving. In deze verzameling heeft hij meer vrouwelijke dichters opgenomen, en meer werk uit de negentiende eeuw, de laatste eeuw van het Chinese keizerrijk. De bundel verscheen bij uitgeverij Brooklyn en biedt meer dan 600 pagina’s poëzie van ruim 200 dichters! Waar nodig geeft de vertaler uitleg bij de gedichten, maar vaak blijken ze verrassend toegankelijk en universeel.
https://www.uitgeverijbrooklyn.nl/home/alle-boeken/dertig-eeuwen-chinese-poezie/



Yang Mu’s poëzie: persoonlijk en universeel

Ik schreef dit keer een blog voor het platform China2025, over de poëzie van de vorig jaar overleden Taiwanese schrijver Yang Mu. Over zijn werk wordt wel gezegd dat het de perfecte versmelting is van Chinese én westerse tradities. Hij was bij uitstek een dichter die volledig aansloot op het aloude Chinese adagio: ‘Poëzie verwoordt wat het gemoed bezighoudt’ 詩言志
Lees het hier:

https://china2025.nl/yang-mus-poezie-persoonlijk-en-universeel/

Een portret van de onzekerheid en zorgen van de mens

De dichtbundel De dood in een stenen schuilplaats van Lo Fu is in Taiwan een “moderne klassieker”. De bundel werd voor het eerst gepubliceerd in 1965, de dichter begon met het schrijven van het eerste gedicht in 1958, tijdens de bombardementen van China op het eiland Quemoy, waar Lo Fu destijds was gestationeerd als verbindingsofficier voor een militair radiostation; hij ontving de correspondenten uit andere landen die het front kwamen bezoeken. Maar de bundel is niet zomaar de neerslag van Lo Fu’s persoonlijke ervaringen: het is óók de uitdrukking van het existentiële drama van de generatie schrijvers die China in 1949 verliet en zich in Taiwan vestigde. En meer dan dat: het laat in zijn algemeenheid zien wat oorlog en geweld met mensen doet – denk aan Irak, aan Syrië, aan Afghanistan… Lo Fu zelf noemde het ‘een portret van de onzekerheid en zorgen van de mens in de moderne tijd; een eenzame schreeuw tussen leven en dood, liefde en haat, winst en verlies.’ Wat doen oorlog en geweld met een mens? Ik schreef er een gastblog over voor het China-platform China2025.

https://china2025.nl/realiteit-versus-verbeelding/

Een asgrauwe dageraad

Op 4 oktober j.l. verscheen de dichtbundel van de Chinese dichter Wang Jiaxin, een selectie van ruim 60 gedichten uit het werk van deze vooraanstaande dichter.

In zijn hele werk is een voorliefde te zien voor het kleine, voor alledaagse details en gebeurtenissen, die Wang een bredere, algemenere waarde geeft. Door die aandacht voor het kleine klinken zijn gedichten vaak bescheiden, en dat wordt versterkt door de rustige toon van de gedichten die beschouwend, bijna vertellend is. Hij schuwt grote woorden en mijdt abstracties. Vrijwel alles is wat het is, wat overigens niet wil zeggen dat er geen diepere, metaforische betekenis achter zijn regels schuilt. Maar hij past geen kunstgrepen toe, laat zich niet verleiden tot woordspelletjes noch tot hermetische beeldspraak. ‘Ik schrijf gedichten, geen raadsels’, zegt hij in een gedicht ‘Een antwoord op Ilja Pfeijffer’s uitspraak ‘Onbegrijpelijke poëzie is altijd beter dan makkelijke’, en ook: ‘Als ik schrijf “De hele winter eet hij appelsienen”, dan at hij appelsienen, geen metaforen’. Poëzie draait voor Wang juist niet om ‘gewaagde metaforen, vernieuwende woordcombinaties, ongebruikelijke woorden of verontrustende syntaxis.’ Wang balanceert tussen de realiteit en dat wat daarachter schuilt, zijn kracht zit vooral in ‘de onmisbare witte ruimte tussen twee verzen’.

De vrije verzen van Wang Jiaxin zijn bedrieglijk eenvoudig en kristalhelder, en zoals kristal een heel kleurenspectrum verspreidt wanneer je het draait in het licht, zo heeft de poëzie van Wang Jiaxin een hele reikwijdte aan betekenis en overpeinzingen. In de schaduw van verleden en heden zoekt hij naar waarheden, grote en kleine, en benadert via concrete beschrijvingen een tijdloze eenzaamheid. Hier een voorbeeld, in de vertaling van Iege Vanwalle.

EEN BIERTJE MET MIJN ZOON

welke ambitie heeft een man van over de vijftig nog?
hij droomt er enkel van het glas te heffen
met zijn volwassen zoon die hij al zo lang niet heeft gezien
de glazen klinken –
zo omhelzen zij elkaar
zo verzoenen zij zich met elkaar
dan zwijgen ze
als de zoon opstaat, nog een glas bestelt
staart de vader naar zijn glas
schuim glijdt van de rand naar de bodem

De hele bundel is vertaald door Sanne Brun, Maghiel van Crevel, Minke Lok, Silvia Marijnissen, Floris Meertens, Hannah Oudman, Annelous Stiggelbout, Annabella van Tuijl, Iege Vanwalle en Laura Vermeeren

Zie: https://poeziecentrum.be/een-asgrauwe-dageraad