Chinezen excelleren in het omzeilen van obstakels

We weten te weinig van de denkbeelden van vooraanstaande intellectuelen in China. Dat zegt de jonge Britse mondialiseringsdenker Mark Leonard, auteur van het succesvolle Waarom Europa de 21ste eeuw zal domineren. Met zijn nieuwe boek wil hij voorzien in die lacune door de explosieve ontwikkeling van de nieuwe wereldmacht China te bekijken met Chinese ogen: What does China think?

Het overzichtslijstje van ‘dramatis personae’ achter in zijn boek maakt direct duidelijk dat hij ons niet de eerste de besten voorschotelt. Zheng Bijian is een van de raadgevers van president Hu Jintao, Zhang Weiying een van China’s beroemdste economen, Yan Xuetong een van de bekendste Chinese denkers over internationale vraagstukken, en dan staan er nog een dozijn andere belangrijke intellectuelen in.

Op heldere wijze beschrijft Leonard verschillende denkbeelden die in China gangbaar zijn, waarbij hij uiteenlopende vergelijkingen maakt met onder meer het werk van Kafka, Gulliver’s travels en de film The Godfather. Leonard weet zijn fascinatie voor het immense China met zijn vele, soms tegenstrijdige ontwikkelingen goed over te brengen en heeft een dun maar onderhoudend boekje geschreven, waarin dilemma’s als de economische groei, de enorme milieuvervuiling, de groeiende kloof tussen rijk en arm en de grote werkeloosheid in vliegende vaart de revue passeren.

Veel van het gedachtegoed en de bijbehorende experimenten die Leonard naar voren brengt zullen voor de meeste Europeanen verrassend zijn. Zo is het wel algemeen bekend dat China’s grote economische groei van de laatste decennia is begonnen, onder invloed van ‘Nieuw Rechts’, met de inrichting van enkele zogeheten Speciale Economische Zones, kleine gebieden binnen het communistische systeem waar economische groei de voorrang kreeg en vrije marktwerking werd aangemoedigd. Maar slechts weinigen zijn ervan op de hoogte dat de megastad Chongqing (met een agglomeratie van 30 miljoen inwoners!) op basis van ideeën van bekende linkse intellectuelen openbare hoorzittingen houdt waar belangrijke regels die de plaatselijke overheid wil doorvoeren eerst aan de bevolking worden voorgelegd.

Toch leiden dat soort wetenswaardigheden uiteindelijk niet tot een radicaal ander begrip van China. Het ‘Chinese model’ dat bij Leonard naar boven komt drijven is dat van een land dat volop experimenteert met allerlei ideeën zonder het centrale, communistische systeem grondig aan te passen of te vervangen – zoals het Westen zo graag zou zien gebeuren.

De werkwijze van China doet een beetje denken aan de ondoorgrondelijke, glimlachende Chinees, die geen directe confrontatie aangaat, maar een weg zoekt langs het voorliggende ‘obstakel’ om zijn doel te bereiken.

Leonard wijst erop dat China op internationaal niveau precies zo handelt. Het wedijvert bijvoorbeeld niet met Amerika om de ‘harde’ militaire macht, maar probeert via een sterke ‘zachte macht’, die van de diplomatie, om Amerika heen te werken. China heeft het bondgenootschap van de Shanghai Five opgericht (met Rusland, Kazachstan, Kirgizistan en Tajikistan) om de handel en veiligheid met zijn buurlanden te regelen en in 2004 heeft het land een oproep gedaan om een ‘ASEAN-China Free Trade Area’ in te richten met de tien kleine ASEAN-landen plus de giganten Japan en Zuid-Korea – een soort Oost-Aziatische equivalent van de Europese Unie. Door dit soort bondgenootschappen krijgt China steeds meer zeggenschap in de wereld, met als gevolg dat het Westen, en met name de VS, minder vaak zijn zin kan doordrijven.

Maar dat de grootmacht China zodoende steeds meer een spelleider van de wereldorde wordt, is bepaald geen wereldschokkend inzicht. En dat geldt evenzeer voor Leonards conclusie dat China zich voorlopig niet zal transformeren tot een democratie naar het voorbeeld van de Verenigde Staten (‘a flat world’) of van Europa (‘liberal multilateralism’). China ontwikkelt zich juist steeds meer tot een ‘beschaafde dictatuur’, een staat met een open economie en een gesloten politiek systeem dat zijn burgers enige zeggenschap en betrekkelijke sociale zekerheid biedt – een beetje naar voorbeeld van Singapore.

Dat is de paradox van What does China think?. Als scherpzinnig overzicht van ontwikkelingen die al algemeen bekend zijn, is het boekje zonder meer geslaagd, maar juist het originele uitgangspunt – het geven van een inside blik – levert teleurstellend weinig nieuwe inzichten op. Zou dat komen doordat Leonard geen Chinees kent en dus afhankelijk is van Engelstalig materiaal?

Recensie in NRC Handelsblad van:
Mark Leonard: What does China Think? Harper Collins, 164 blz.