verborgen wigvorm
een en een
onophoudelijke vertakking
van kou doortrokken
opstapelen
kapseizen
verzinken in meervoud
Dit is een gedicht van de Taiwanese dichteres Hsia Yu (1956-) uit haar derde bundel Wrijving: onzegbaar. Daarin hangen alle regels bijna als los zand aan elkaar; betekenis of grammaticale samenhang is duidelijk niet het eerste wat Hsia Yu hier op het oog had. De bundel is, zo legt ze in het voorwoord uit, een reïncarnatie, een palimpsest: hij bestaat geheel uit woorden, zinnen en zinsneden die ze letterlijk met een schaar uit haar tweede bundel, Buikspreken, heeft geknipt en vervolgens in een leeg fotoalbum opnieuw tot gedichten heeft gerangschikt, zoals te zien is op de foto. Ze beschouwde zichzelf ‘als een schilder’: ‘De woorden en zinnen zijn als kleuren. Op een dag zocht ik naar een woord tussen keper- en kakikleurig en ik vond “ontaarden”; die dag droeg ik een olijfgroen shirt, het “ontaarden” dat toevallig op mijn rok viel paste daar heel goed bij.’ Maar uiteraard blijkt het lastig om betekenis volledig kwijt te raken: ‘Ik moet erkennen dat betekenis een bijzonder tirannieke verleiding is. Beeldspraak is dat helemaal. En uiteindelijk verontschuldigde ik mezelf met het feit dat ik toch ook geen schilder ben, wat betekent dat ik die verleiding nu eenmaal niet kan weerstaan.’ De lezer zal hetzelfde ervaren: het is onmogelijk géén verbanden te leggen tussen al die min of meer losse zinsneden.
In Wrijving: onzegbaar speelt Hsia Yü een zinnenspel van taalbouwsels en zintuiglijkheid. Door de werkwijze is Wrijving: onzegbaar een van Hsia Yu’s meest extreme taalexperimenten, waarin ze onderzoekt wanneer taal ophoudt taal te zijn, of taal ooit ophoudt taal te zijn. De fragmentarische structuur van de ‘gevonden’ gedichten is zelfs zichtbaar gemaakt in de typografie van het boek, dat Hsia Yu zoals al haar bundels zelf vormgaf. Al met al geeft Wrijving: onzegbaar door die versnippering de lezer de meeste vrijheid, een verworvenheid van de moderne poëzie waar Hsia Yu zeer aan hecht. Maar aan die vrijheid heeft haar lezer weinig als hij niet ook over doorzettingsvermogen beschikt. En dat begint al bij het materiële boek, want voor er gelezen kan worden, moeten de bladzijden van de twee voorlaatste bundels eerst worden opengesneden. Dat Hsia Yu haar bundels uitdrukkelijk zo heeft vormgegeven, lijkt een teken aan de wand: het bevestigt dat een actieve deelname van de lezer wordt verwacht om ieder gedicht tot een uniek kunstwerk te maken, een kunstwerk dat per lezer en lezing kan verschillen.