Mo Yan wint Nobelprijs

China is blij: eindelijk heeft een echte Chinese schrijver de Nobelprijs gekregen: de zesenvijftigjarige Mo Yan. Toen twaalf jaar geleden Gao Xingjian de prijs binnenhaalde waren de reacties verdeeld, want Gao was immers een in Frankrijk woonachtige dissident. De eer voor China was daarmee twijfelachtig.

Mo Yan is in China zelf juist een geliefde, ‘dwarse’ schrijver, iemand die in zijn romans niet de gebaande wegen bewandelt en keer op keer een andere stijl durft uit te proberen. Hij heeft een heel breed, gemengd publiek, dat wordt aangetrokken door zijn spreektaalachtige Chinees, zijn plastische taalgebruik, ironie en overdrijving. Mo Yan zou een traditionele verhalenverteller kunnen worden genoemd, in die zin dat hij via vele verhaallijnen op indirecte wijze het leven in al zijn aspecten probeert weer te geven. Het gebruik van fantastische elementen daarbij doen wel wat denken aan de traditionele Chinese wonderverhalen. De anekdotische verteltrant maakt Mo Yan ook tot een toegankelijke auteur, terwijl Gao Xingjian eerder een intellectuele, modernistische schrijver kan worden genoemd.

Critici verwijten Mo Yan, van wie in het Chinees elf romans, zo’n tachtig verhalen en ook een aantal toneelstukken zijn verschenen, soms dat hij te veel schrijft (niet voor niets mat de schrijver zichzelf het pseuodoniem Mo Yan aan, dat ‘niet spreken’ betekent). Volgens die critici zou hij te gemakzuchtig zijn met zijn vertellerige toon, zijn breedsprakigheid en zijn bloemrijke taal. In zijn mindere boeken, zoals de roman Dikke borsten, brede heupen, kan die overdadige stijl inderdaad te veel van het goede worden, zodat het boek lijkt te verdrinken in de beeldende beschrijvingen, maar in een goeie Mo Yan, zoals Het rode korenveld, De sandelhoutstraf of Kikkers, beheerst de auteur zijn stijl en geven zijn beelden het boek juist vaak een humoristisch tintje.

Mo Yans boeken spelen meestal in het China van twintigste eeuw en laten vaak zien wat voor enorme veranderingen die eeuw met zich mee heeft gebracht. Meerdere van zijn romans beslaan dan ook een groot deel van de eeuw, en vrijwel allemaal tonen ze een grote maatschappelijke betrokkenheid. Maar dat betekent niet dat hij daarom een politiek geëngageerd schrijver is. Zijn antwoord op de vraag hoe hij tegenover de Chinese politiek staat, luidt meestal, net zoals dat van andere Chinese schrijvers, dat die hem natuurlijk aan het hart gaat, en dat hij onrechtmatigheden aan de kaak wil stellen zonder een politiek activist te willen zijn; hij is bovenal schrijver. Mo Yans werken zijn dan ook vooral levensechte, menselijke taferelen.

Mo Yan begon al in de jaren tachtig te schrijven en werd op slag beroemd met zijn roman Het rode korenveld (1986). In Nederland kreeg datzelfde boek ook enige bekendheid dankzij de verfilming van het boek door Zhang Yimou, die een groot internationaal succes werd. Maar echt doorgebroken is Mo Yan hier nooit. Uitgeverij Bert Bakker liet nog een aantal romans uit het Engels vertalen (De knoflookliederen, Alles voor een glimlach, De wijnrepubliek, Grote borsten, brede heupen) en hield het vervolgens voor gezien. De Geus zag meer in Mo Yan en besloot het een paar jaar geleden goed aan te pakken, zodat aan het einde van dit jaar voor het eerst een roman van Mo Yan verschijnt die direct uit het Chinees is vertaald. Dat wordt Kikkers, zijn laatste roman, uit 2009, waarvoor hij in China in 2011 de prestigieuze Mao Dunprijs kreeg.

Deze roman gaat over een vrouwelijke gynaecologe in Mo Yans geboorteplaats Gaomi, op het platteland van de provincie Shandong, waar veel van zijn romans spelen. De vrouw, kortweg ‘tante’ genoemd, is beroepsmatig in eerste instantie vooral bezig om mensen bij te staan bij hun zwangerschappen en bevallingen, maar krijgt dan te maken krijgt met de eenkindpolitiek. Om de overheidsregels uit te voeren (tante is een trouw partijlid) verschuift haar taak nu steeds meer, en moet ze bijvoorbeeld regelmatig mannen die al een kind hebben steriliseren en vrouwen die toch zwanger raken aborteren, ook als ze al zeven maanden ver zijn. Waar tante in het begin van haar carrière als een heldin wordt toegejuicht, na het leven te hebben gered van verschillende vrouwen en baby’s die het niet zouden hebben gehaald met de traditionele vroedvrouwen, die soms barbaarse, bijgelovige werkwijzen hadden, wordt ze uiteindelijk als de duivelin van het dorp gezien. Tante is een complex personage, een vrouw die zelf haar hele leven kinderloos blijft, in wier handen het lot van vele baby’s ligt, en die aan het eind van haar leven met een enorme schuldvraag zit. In China is er alom bewondering voor het feit dat Mo Yan een thema ter hand heeft durven nemen dat politiek zo gevoelig ligt.

Hieronder een kort fragment uit Kikkers, dat 9 november 2012 verschijnt bij uitgeverij De Geus. Vertaling Silvia Marijnissen.

Toen tante het nieuws kreeg dat Lotus Ai elk moment kon bevallen, reed ze er razendsnel heen op haar fiets, waarvan er in die tijd nog niet veel waren, met haar medicijntas op haar rug. Tien minuten deed tante maar over de vijf kilometer van het Zorg en Welzijnscentrum naar ons dorp. De vrouw van partijsecretaris Gezicht Yuan zat juist kleren te wassen aan de rivier de Jiao en zag hoogstpersoonlijk dat tante letterlijk over het smalle bruggetje vloog. Van paniek viel een klein hondje dat daar net aan het spelen was pardoes in de rivier.
Met haar medicijntas in haar hand stormde tante de tweekamerwoning van Lotus binnen, waar de oude vroedvrouw van het dorp, Tian Guihua, al bleek te zijn. Deze vrouw, met een soort apenmond en ingevallen kaken, was destijds al ver in de zestig en is nu allang weer tot aarde geworden, amitaba! Deze Tian Guihua, die tot de school van de ‘actieve inmenging’ hoorde, zat bij tantes binnenkomst schrijlings boven op Lotus, en duwde uit alle macht op haar dikke, uitstekende buik. Het oudje leed aan een chronische luchtpijpontsteking, het geluid van haar piepende ademhaling vermengde zich met dat van de barende vrouw, die gilde als een varken dat wordt geslacht – het schiep een heroïsche, plechtige sfeer. Voorhoofd Chen, de landheer, zat in de hoek geknield en bonkte als een onderdanige dienaar die zijn kowtows maakte, en bonkte als een onderdanig kowtowende dienaar zijn hoofd keer op keer tegen de muur, terwijl hij binnensmonds iets prevelde.