De Taiwanese schrijver Wu Ming-yi

De laatste jaren vertaalde ik heel wat dichtbundels van Taiwanese dichters in het Nederlands. 8 zijn het er inmiddels (en een kleine anthologie), en volgend jaar zijn er nog 2 op komst. Maar qua fictie komt Taiwan er in Nederland heel wat slechter vanaf. Ik telde 39 korte verhalen die in tijdschriften verschenen, m.n. in het ter ziele gegane tijdschrift Het trage vuur, en verder 7 romans – de vroegste verscheen in 1978. Dat is echt bijzonder weinig, 7 romans in zeg zo’n 50 jaar! Opmerkelijk is dat er zelfs geen boekpublicaties in het Nederlands zijn van Wu Ming-yi 吳明益, een van Taiwans meest gelauwerde schrijvers, die voor zijn roman De gestolen fiets genomineerd werd voor de Booker Prize en wiens De  man met de facetogen in vele talen werd vertaald.

Het fascinerende De man met de facetogen (複眼人 , The Man With the Compound Eyes in het Engels) verscheen in Taiwan in 2011. Deze rijke roman gaat over de kwetsbaarheid van het menselijke leven ten aanzien van de krachten van de natuur, en contrasteert daarnaast op intrigerende wijze onze westerse culturen met die van Taiwan en andere beschavingen waarin volksgeloof nog een vrij grote rol speelt. In de roman zijn twee personages de voornaamste: Atelie, een vijftienjarige jongen op het denkbeeldige eiland Wayo Wayo, die als tweede zoon in het gezin aan de zee moet worden worden geofferd. Normaal gezien komen die zonen niet meer terug van de zee, maar de vastberaden Atilie belandt op een groot eiland van plastic soep en weet daarop te overleven. Het andere personage is Alice, een Taiwanese vrouw, docent aan de universiteit en schrijfster, die treurt om de dood van haar (Deense) echtgenoot en zoon. De twee levens van Atilie en Alice raken met elkaar vervlochten op het moment dat de plasticsoep door een tsunami de kust van Taiwan overspoelt. De plastic soep in de oceaan is een van de belangrijke milieukwesties in het boek, maar ook andere komen aan de orde.

Behalve de verhaallijnen van Atilie en Alice kent het boek nog een paar andere belangrijke personages, die veelal balanceren tussen hun eigen individuele verlangens en maatschappelijke ‘wenselijkheid’, tussen technologische vooruitgang en milieuproblematiek, tussen een modern en een traditioneel leven. De dagelijkse realiteit wordt dan ook vermengd met meer mystieke aspecten, zoals de man met de facetogen of de goden van het eiland Wayo Wayo, die voor de personages een wezenlijk onderdeel van hun werkelijkheid zijn en het boek in onze westerse ogen een mysterieus tintje geven (een beetje zoals de surreële, bovennatuurlijke elementen in de romans van G. G. Marquez). Via de persoonlijke ontwikkelingen van de personages laat de roman de lezer nadenken over dilemma’s waar we in het huidige tijdsgewricht in feite allemaal voor staan.

Misschien kost het in het  begin wat moeite om in het verhaal te komen door al die verschillende betekenislagen, maar al snel leest het boek vlot omdat je als lezer makkelijk in de persoonlijke verhalen van de personages wordt meegezogen. De man met de facetogen is goed opgebouwd en een verontrustend boek dat veel stof tot nadenken geeft, maar tegelijkertijd valt er veel te genieten van de prachtige beschrijvingen en originele metaforen. De schrijver is behalve universitair docent aan de vakgroep Chinees, ook milieu-activist, een vlinderexpert, schilder en kunstfotograaf van met name natuurfoto’s. Die veelzijdigheid komt duidelijk terug in zijn werk.

Ook De gestolen fiets (單車失竊記, The Stolen Bicylce in het Engels) is een complex, rijk boek. Daarin gaat een schrijver genaamd Cheng op zoek naar zijn vaders fiets. De persoonlijke queeste die volgt leidt hem naar het verhaal van zijn familie, maar ook in een geheime wereld van antieke fietsverzamelaars, inde geschiedenis van Taiwan, in het leven van Lin Wang, de oudste olifant ooit, in de jungles van Zuid-Oost-Azië tijdens de tweede wereldoorlog, en in de subcultuur van ambachtslieden die gespecialiseerd zijn het opzetten van vlinders. Net zoals De man met de facetogen kent ook deze roman vele verhaallijnen. En passant krijg je ook een goede indruk van de Taiwanese cultuur en geschiedenis, net zoals in de eerder verschenen verhalenbundel De tovenaar op de voetgangsbrug (天橋上的魔術師,) waarmee Wu Ming-yi in Taiwan echt doorbrak. Een van de in totaal tien verhalen die allemaal plaatsvinden in een beroemd winkelcentrum in Taipei in de jaren zeventig verscheen in het tijdschrift Terras en is hier terug te lezen in de vertaling van Mathilda Banfield. De hele bundel was in Taiwan  trouwens zo succesvol was dat hij werd verfilmd voor Netflix. En afgelopen zomer kwam er in het Chinees een nieuwe Wu Ming-yi uit: Hotel Zeewind海風酒店. Ik heb hem nog niet kunnen lezen, maar misschien is dat een mooie kans voor Nederland om eindelijk ook met Wu Ming-yi aan de slag te gaan?

Egelfruit

Voor de liefhebbers van taal, poëzie en planten: ik schreef een stuk over het vertalen van Chinese plantennamen. Over egelfruit, over muren kruipende tijgers en vijf segmenten kafnaald. Zie tijdschrift Filter of binnenkort op papier in de China Nu.

 

Waarom poëzie?

Waarom zou je eigenlijk poëzie lezen? Ik krijg nog al eens de opmerking dat het zo moeilijk is… Tegen pubers gekscheer ik wel eens dat gedichten gewoon de voorlopers van Instagram zijn. Wat we nu op social media doen – dingen uitwisselen om te laten weten waar we ons zoal mee bezighouden – dat doen mensen al duizenden jaren in gedichten.

Ik ken vooral de poëzie uit China en Taiwan goed, en daarin wordt er gedicht over alles: wolken, een landschap, een gebouw, een gevoel, een uitje met vrienden, een dier, een idee, gebeurtenis of herinnering… gedichten waarin recepten zijn opgenomen ken ik ook! Soms is er wat meer diepgang, soms wat minder. Soms is een gedicht wat abstracter, soms wat minder. Meestal is het zo geschreven dat het aandacht trekt. Vaak met de bedoeling de lezer over een onderwerp na te laten denken.

Dichters laten zich zelf ook wel eens uit over poëzie. Hsia Yu waardeert dat poëzie bij iedere lezing weer een ander inzicht geeft: ‘die gedichten / ik merk dat ze veranderen met het licht / als kattenogen’. Zheng Xiaoqiong vindt gedichten troostend en verslavend: ‘Rozen en poëzie / troosten mijn gewonde ik, ze zijn bedwelmender dan opium.’ Chen Yuhong schrijft: ‘poëzie is voor de toekomst’ (en liefde is voor nu). En voor Ye Mimi kan poëzie heel groot en ook heel klein zijn:

‘Poëzie kan heel groot of heel klein zijn, het kan een werkwoord zijn of gewerkwoord worden, het kan ice tea of een fles heet water zijn; elk woord of gezichtsuitdrukking, elk jengelend kind of een door de dageraad wakker geschenen meer, die kunnen allemaal best voor 77,7 procent poëzie bevatten. Met andere woorden, poëzie is niet per se geschreven, maar beweegt zich meestal door ons dagelijkse leven. Je kunt zelfs iemands bloedcirculatie heel erg poëtisch beschrijven of de kleuren van gerechten kunnen simpelweg door poëtische sappen zijn gezouten.

(Iedereen kan een dichter zijn, maar het is absoluut niet zo dat iedereen met woorden anderen kan gedichten. Natuurlijk hoeft een dichter anderen ook niet per se te gedichten, heel vaak is het door mij gedichte zelf een persoon, die met niemand iets te maken heeft.)’

Dichters vertellen ook waarom ze schrijven. Zo geeft Jidia Majia in een lang gedicht wel 55 reden waarom hij poëzie schrijft: uit begrip of onbegrip, uit haat of liefde, om een gevoel van geluk of onrecht uit te drukken, uit hoop of wanhoop. Sommige redenen zijn grappig, andere hoogdravend. Samen vormen al die redenen ook een verknipte autobiografie, maar deze reden blijft je toch het meest bij: ‘Ik schrijf gedichten omdat ik een toeval ben.’ Misschien zouden wij gedichten kunnen lezen omdat wij allemaal een toeval zijn?

Van heel wat gedichten worden tegenwoordig ook liedjes of filmgedichten gemaakt, zoals deze: een gedicht van 1950 over vrijheid door Lo Lang, dat door zijn dochter, de Taiwanese zangeres Lo Sirong, op muziek is gezet. Ye Mimi (dichteres en filmmaker) zorgde voor de beelden.

Selecteren

Een van de moeilijkste dingen bij het vertalen van Chinese poëzie (en proza) vind ik het selecteren. Ik kies teksten die mijzelf aanspreken en waarvan ik hoop dat Nederlandse lezers er ook wat in zullen zien. De eerste stap is meestal het kiezen van een dichter/dichters. En alleen dat is bij een taalgebied als het Chinees niet eenvoudig, want er werd en wordt zoveel geschreven in China, Taiwan en Hongkong dat de moeite waard is, en dan heb ik het nog niet eens over overzeese Chinezen… Hoe dan ook probeer ik bij de keuze van de dichters divers te zijn. Zo vertaalde ik in de loop der jaren ik al heel wat bundels uit het Chinees, en steeds weer om een heel andere reden: Hsia Yu, vanwege haar grappige en zinnelijke gedichten, Shang Ch’in om zijn haarscherpe, surrealistische beelden, Ye Mimi om haar speelse, springerige geest, Lo Fu om zijn beroemde bundel over wat oorlog met een mens doet. De gedichten van Chen Yuhong, de laatst gepubliceerde bundel, voelt door haar lyrische stijl juist weer heel intiem…

Zodra ik de keuze voor de dichteres/dichter heb gemaakt komt natuurlijk de volgende stap: Welke gedichten neem je op in een bundel als je er zo’n 50 mag selecteren (en de dichteres/dichter er soms wel duizend heeft geschreven)? Kies je representatief werk? Of universele gedichten die ook een Nederlandstalig publiek kunnen aanspreken? Of is het beter om te focussen op maatschappelijke geëngageerdheid, omdat dat de laatste jaren een steeds belangrijkere rol lijkt te spelen? Of juist heel toegankelijke werk omdat lezers misschien wel denken dat Chinese poëzie veel moeilijker is dan Nederlandse? Maar wat is moeilijk?

Dichter Wang Jiaxin merkte op dat hij hoopt dat lezers, uit welk land ook, de hedendaagse Chinese literatuur niet louter lezen om de Chinese samenleving, de politiek, of de culturele gewoonten te begrijpen, maar óók om zichzelf te begrijpen, vanuit een ander perspectief. Daar sluit ik mij graag bij aan, en in dat opzicht ging het kiezen van de gedichten van Chen Yuhong mij vrij gemakkelijk af, juist omdat zoveel van haar gedichten zo dichtbij lijken te staan, maar net een (voor mij) ander perspectief geven. Neem dit gedicht bijvoorbeeld:

IK WEET DAT JE BIJ HET MEER BENT

ik weet dat je bij het meer bent, in een
roerloosheid
onder een felle zon, ingeklemd
tussen regenbuien
de tijd vult in een oogwenk het hele meer
het meer is dubbelzinnig
tussenkleur, tussengebied
onbepaalde expressie
tijd is expressieloos
geen enkel bootje, geen gans
geen gemberbloem kent de diepte van het meer
of de capaciteit
ik weet niet of jij het meer zoekt
of dat het meer jou zoekt
(of de tijd zoekt)
ga je het meer in, wordt je gezicht ondergedompeld
in de tijd
in het asgroene vocht, seconde voor seconde
langzaam
vult het water van het meer
jou in z’n geheel

Ik kan in dit gedichtje heel gemakkelijk een persoon herkennen die voor een nieuwe levensfase staat, die wellicht op het punt staat in een ander leven (het meer) te duiken (voor een jongere bijvoorbeeld een studie, een baan), maar die nog niet zo goed weet wat het zal worden. Het lijkt dan een beetje alsof je ‘in limbo’ bent, roerloos; je staat als het ware even naast het meer, naast het leven. Een zin als ‘ik weet niet of jij het meer zoekt, of dat het meer jou zoekt’ kun je makkelijk vanuit het taoïsme begrijpen (waarin het toeval, het niet handelen, de niet-controle een belangrijk idee is). Maar dat hoeft niet, ook in onze cultuur bestaat de gedachte dat sommige dingen misschien even tijd nodig hebben, maar uiteindelijk wel op hun plaats zullen vallen. Je kunt dan niet altijd zeggen of je die dingen zelf bewust hebt opgezocht of dat ze vanzelf op je pad zijn gekomen. Maar in elk geval is het zo dat niemand anders (geen bootje, geen gans, geen gemberbloem) er echt iets over te zeggen heeft, want hoe diep ‘jouw meer’ is, en wat ‘jouw meer’ allemaal kan, dat weet je alleen zelf. Als je zelf even in zo’n tussentijd zit, dan is dit een heel rustgevend gedicht.

In zekere zin golft Chens poëzie vaak tussen ‘tegengestelden’: tussen oost en west, maar ook tussen schetsmatigheid en precisie, als impressionistische schilderijen.  Chens vrije verzen zijn vaak uitermate fluïde, doordat er erg weinig interpunctie in wordt gebruikt, wat regelmatig ambigue zinsstructuren oplevert. Om dat te benadrukken heb ik er in de vertaling ook voor gekozen om geen hoofdletters te gebruiken.

Steeds als ik klaar ben met het vertalen van een hele bundel, voel ik me altijd heel dicht bij het werk staan. Ik was dan ook blij om tijdens mijn laatste webinar ‘Chinese poëzie lezen’ te merken dat de deelnemers net zo enthousiast over Chen Yuhong bleken als ikzelf ben. Veranderlijk, fluïde, rust en verstilling, kwetsbaarheid en kracht waren de woorden die voorbijkwamen om uitdrukking te geven aan onze impressie van deze poëzie.

Desalniettemin ben ik toch benieuwd, wie dit leest: Waarom lees je wél of juist níet Chinese gedichten/verhalen/romans? Laat het me weten!
En ben je benieuwd wat Chinese poëzie jou kan brengen? Doen dan mee met de webinars van januari. https://www.silviamarijnissen.nl/leesclub-algemene-informatie/

Hoe kies je een titel?

Daar is ie dan, de bundel De zon verschrompelt tot een dwerg van de Taiwanese dichteres Chen Yuhong. Vanaf deze week ligt hij in de boekhandels, en bij mij op tafel! Al durf ik nooit goed in een pas uitgekomen vertaling te kijken, je zou maar een fout ontdekken…

In de gedichten van Chen Yuhong zie je een verlangen naar harmonie natuurlijkheid en eenvoud.  Of je die vindt is een tweede… Ik omschrijf haar werk graag als yin en yang: golvend tussen  complementaire  krachten: tussen oost en west (ze woonde jarenlang in Canada en vertaalt zelf uit het Engels) maar ook tussen schetsmatigheid en precisie, als in impressionistische schilderijen, of tussen fluïde verzen en een  strakke opbouw. Ook kan ze haar ideeën nu eens in uiterste eenvoud verwoorden en dan weer op licht surrealistische wijze.

Aan de publicatie ging natuurlijk heel wat werk vooraf: onderzoek naar woordbetekenissen, de achtergrond van de gedichten, grammaticale structuren, de klank van een gedicht. En daarnaast zijn er natuurlijk ook heel praktische dingen als het verzinnen van een titel en een omslag. Voor de titel kies ik vrijwel altijd een paar gedichttitels of regels uit de gedichten die passend lijken voor de bundel, en leg die aan de uitgever voor. Nu komt in deze bundel de maan als beeld vrij veel voor, als symbool voor het vrouwelijke, voor het luisteren naar je eigen stem. Uiteindelijk bleven er twee opties over: ‘Laat de maan zweten’ en ‘de zon verschrompelt tot een dwerg’, beiden titels van wat meer surrealistisch getinte gedichten.

Nu is het voor de reeks Chineestalige poëzie die ik tot nu toe voor het Poëziecentrum mocht samenstellen min of meer zo gelopen dat er een beeld van de dichter of dichteres op het omslag prijkt. Maar Chen Yuhong kon zich niet echt in dat idee vinden, ze gaat gewoon niet graag op de foto, en daarom kwam ze met de vraag of het schilderij dat nu op het omslag staat in aanmerking kon komen. Dat is gemaakt door Paul Chiang 江賢二, een  intrigerende en vooraanstaande Taiwanese schilder die jarenlang in Amerika woonde en werkte. Het schilderij heet ’transfigured night’ 淨化之夜 . En daarmee viel de titel voor mij ook op z’n plek, want de titel ‘de zon verschrompelt tot  een dwerg’ is mooi complementair bij de titel van het schilderij. Zon en maan maar beide getransformeerd. Cirkel rond.

De poëzie van Chen Yuhong is uitgegeven bij het Poëziecentrum. In de webinars die 22 november beginnen ga ik nader op haar werk in. Schrijf je hier in.

Meer over Paul Chiang is hier te horen en zien.