Er zijn van die momenten dat je je het liefste in je eigen wereldje zou willen terugtrekken en alles om je heen vergeten, zoals de dichter Han Shan lang geleden beschreef:
有一餐霞子,其居讳俗游。论时实萧爽,在夏亦如秋。
幽涧常沥沥,高松风飕飕。其中半日坐,忘却百年愁。
Er is een meester die ochtendgloed eet,*
zijn woning is ver van werelds vertier.
De seizoenen zijn er aangenaam koel,
in de zomer is het als in de herfst.
Een verborgen beek kabbelt gestaag voort,
door de hoge pijnbomen ruist de wind.
Wie daar een halve dag kan verblijven,
vergeet het verdriet van honderd jaren.
* De eerste regel is een verwijzing naar de taoïsten, die hun ademhalingsoefeningen in de vroege ochtend doen, omdat er dan veel yang, levensenergie, in de lucht zit.
Over de dichter die wordt aangeduid met de naam Koude Berg, Han Shan in het Chinees, is weinig met zekerheid bekend. De ruim driehonderd gedichten die onder die naam zijn verzameld, zouden bijeen zijn gebracht door ene Luqiu Yin, aldus het voorwoord bij de verzameling. Maar ook de identiteit van deze man is allesbehalve eenduidig, waardoor er twijfels bestaan over het waarheidsgehalte van zijn voorwoord.
Het beeld dat in de loop van de eeuwen van Han Shan is overgeleverd, is dat van een excentrieke, lachende kluizenaar, die samen met zijn zielsverwant Shide rondzwierf op de Koude Berg, een van de toppen in het Tiantai-gebergte in het Zuidoosten van China. Het voorwoord van Luqiu Yin noemt de twee mannen incarnaties van de bodhisattva’s Manjusri en Samantabhadra.[1] Ze woonden in grotwoningen in de buurt van een kloostertempel met de naam Guojing, waar ze van de zenmeester Fenggan soms wat te eten kregen. Door de eeuwen heen werden de twee kluizenaars een geliefd onderwerp voor Chinese en Japanse schilders. Ze worden steevast afgebeeld in vodden, met verwilderde haren en een brede grijns – als mensen die het midden houden tussen gekken en wijzen.
Duidelijk is dat er iemand is geweest die zichzelf naar de bestaande berg heeft vernoemd. Deze Koude Berg zou ergens tijdens de Tangdynastie (618-907) hebben geleefd, sommige specialisten plaatsen hem vroeg in de Tang anderen laat in de achtste eeuw. Ook is er wel geprobeerd te bewijzen dat de gedichten in de overgeleverde verzameling niet allemaal door een en dezelfde persoon zijn geschreven; ze zijn gevonden op bomen, stenen en muren in de buurt, en zouden een combinatie kunnen zijn van Han Shan en andere tijdgenoten, of van Han Shan en latere volgelingen.
Uit de verwijzingen naar oudere literatuur blijkt dat Han Shan een goede opvoeding moet hebben genoten. De gedichten, geschreven in een klassiek Chinees dat wat meer naar de spreektaal neigt dan ander werk uit die tijd, zijn heel divers. Er zijn verwijzingen naar een eenvoudig leven en naar een leven in rijkdom. Er zijn treurzangen over de kortheid van het leven, satires op gierigheid en arrogantie, klachten over armoede en over de moeilijkheden van het ambtelijke leven.
Het zenboeddhisme, dat tijdens de Tang onder leken een grote aanhang verwierf, en het taoïsme vormen een belangrijke voedingsbron van deze gedichten; tegelijkertijd worden de aanhangers daarvan ook bij tijd en wijle belachelijk gemaakt, zoals bijvoorbeeld de taoïsten die het eeuwige leven wilden bereiken door allerlei alchemistische procedés. Hoewel Han Shan vooral wordt gezien als een zenboeddhistische dichter, geven lang niet alle gedichten blijk van die religieuze overtuiging, eerder van een geestelijke zoektocht, die soms tot frustraties en soms tot verlichting leidt.
Die zoektocht naar verlichting wordt gesymboliseerd door beschrijvingen van het landschap op de Koude Berg en het leven daar. Een dal wekt associaties met gevoelens van verlorenheid, verdwalen, vallen, obstakels overwinnen. Boven op een berg zijn wijst op een transcendente ervaring; er heerst meestal licht, zuiverheid, rust en kalmte: wie daar is heeft de waarheid bereikt. Een gedicht over de moeilijkheden en obstakels bij een bergbeklimming, met bijvoorbeeld talrijke, onduidelijke paden waaraan geen einde komt, wijst erop dat er niet één Weg is, maar dat die voor iedereen anders kan zijn.
In 1977 verscheen er van de hand van W.L. Idema een uitgebreide vertaling van het werk van Han Shan, Gedichten van de Koude Berg. Zen-poëzie (Arbeiderspers).
[1] Een bodhisattva is voorbestemd voor het Boeddhaschap maar blijft op aarde om anderen te helpen de verlichting te bereiken. Manjushri is de bodhisattva van Grote Wijsheid, Samantabhadra van Perfecte Activiteit, samen flankeren ze vaak het beeld van Sakyamuni Boeddha.