In 2004 publiceerde de in Taiwan geboren en getogen Ye Mimi (1980) haar eerste en tot nu toe enige dichtbundel, Pikdonker, en sindsdien is haar ster snel rijzende.
Ye Mimi studeerde Chinese literatuur aan de Dong Hwa Universiteit in Hualien (een klein stadje aan de oostkust), en deed daarna een MA-studie creative writing en Engelse literatuur. Haar gedichten lijken vaak een aaneenschakeling van korte snapshots uit het dagelijkse leven, of uit dromen – uit bizarre dromen, zegt ze zelf, zoals ‘een mot die zijn eitjes in mijn oksel legde en toen stierf’. Ye Mimi schrijft in een vlotte spreektaal, maar haar manier van optekenen is beeldend en grillig, met veel gevoel voor het ritme en de ambiguïteit van de taal. Ze speelt bijvoorbeeld graag met de dubbele betekenis van planten- en dierennamen; zo is de penhouderboom uit ‘in de bergen vlakbij’ in het Chinees een echt bestaande boom (een boomvaren), maar verdringen papier en pen zich in haar gedicht ook echt tussen de bomen. Ook gebruikt ze zelfstandig naamwoorden regelmatig als werkwoord, en andersom. Haar verzen maken vaak grote sprongen, zonder duidelijke verbanden, waardoor de lezer veel ruimte krijgt om zijn eigen leespad te bewandelen, zijn eigen gedicht te creëren. Het maakt haar poëzie misschien niet gemakkelijk, maar wel spannend.
De laatste jaren is Ye Mimi steeds meer geïnteresseerd geraakt in film en begon daarmee te experimenteren. Afgelopen twee jaar verdiepte ze zich hierin aan de School of the Art Institute in Chicago. Hier een filmpje van haar hand, ‘They are there but I am not’, waarvoor ze in november 2009 de ‘Best movie award’ van het romapoesia filmfestival won:
Wat voor spook?
Wat voor spook mag dat wel niet zijn?
Vroeg zij.
Hongerig als een elektrische schoolbordborstel, dat soort.
Zeiden zij.
Eten ze zonnecakejes?
Nee.
Bananenmilkshake?
Nee.
Per boot of per vliegtuig?
Nee, ze houden meer van gelatinepudding.
Al het zweet blijft daar achter
je curry ligt op andermans bord een handtekening in andermans verhaal
als je wakker wordt zijn zij allang aan het donker gewend neuriën kleffe popsongs
iemand wast zijn handen in de toiletten hiernaast knijpt zeep tot vis
de kaki die hij heeft gegeten was goudgeler dan een leeuw
het is zo koud dat ze afspreken in een zonnig hennepveld
zij zegt gelukkig nieuwjaar
hij verveelt zich moet een sigaretje
een spookje ligt te dommelen onder een schoolbordboom kittens knielen voor straf in de buik
beschaamd spugen wij een laag zee uit
waarvan de huid erg wit is
de dingen zijn niet zoals het had voorzien en ook niet zo
wil zij wind dan gunt hij haar wind
wil hij vuur dan gunt zij hem vuur
pink in pink lopen de meisjes in de kronkelige steegjes samen te zweren
overmorgen gaat het met zijn lotgenoten door de rode brievenbus zoals afgesproken
dus maar beter samenbinden recycleren
als je moe bent bespeel me dan met een tremolo harmonica
ineens heeft het veel zin om met een schooltas naakt over straat te lopen
later leidt hij haar de brug over onderweg maken ze een tempel mee
knapperig als een augurk hun voorhoofden
een valse maan drijft in de lucht
hij wrijft over haar ogen wrijft haar verdriet tevoorschijn al het zweet blijft daar achter
In de bergen vlakbij
Wij determineren planten, in de bergen vlakbij.
Sigarengras en penhouderboom, zwevend vogelgetjilp
en zinkend meer. De weg is vierkant,
ook dragen we een flodderhoed, tegen de harde
zon.
Wanneer leeg papier en pen zich tussen de bomen verdringen,
wordt het sublieme een soort, groen.
Namen van planten en bloemen blikkeren,
en doven met de hoogte van onze klim.
‘Ruik zelf maar’, zegt hij.
In een opengescheurd blad brandt
één enkel oog, het verbrandt onze aanhoudende honger.
In de bergen vlakbij
determineren we planten en eten
zoveel we kunnen. Berghoogten zijn ook vierkant.
Stippellijn van zonlicht
de gefotografeerde passen zijn van runderen / zwarte honden luisteren de hele middag
iemand verzamelt in zijn eentje iets aan de rand van de wereld
bergtoppen niet al te ver / onzinnige bouwsels
lelies zingen verlaat de lente / koraalboombloemen zijn zij aan zij ziek
op het strand geven vrouwen hun huid een peeling / ligt een olievat
op een stippellijn van zonlicht
openen wij allemaal onze handpalm / om een eindeloos woord te kunnen lezen
oefenen om je op de zee te concentreren / op twintig glimlachen
haiku’s oefenen met je oor
zaagtandgrasglooing / tortelduiven
warrelend gesprek / bier
later haalt hij een ijsklomp uit een zak
ijs geeft damp af
en warme tijd
zij komt dan als een stuk drijfhout / naar de achterkant
als er regen / valt
smelten zij samen / helpen de zeegolven pagina’s omslaan
Hij slijt zijn dagen als haar jaren
hij ruikt naar een fles priklimonade
zij tekent cake om zijn honger te stillen hij slijt zijn dagen als haar jaren
hij is eenzaam meervoud
haar deurgrendel is verzuurd
het tegengestelde van welvarend is hij
(zullen ze haar helpen torenkuid te bouwen?)
zij behaart zijn borst hij zonnigt haar zondaar
ooit verandert iedereen in aarde
hij oceaant een boot over
zij heuvelt een nacht over
woensdag houdt van regen
zij worden door regen tot paradijsvis geweven
ogen tot raadsels gevouwen
maar hij schuilt in haar ijzeren huid
hangend tegen de leuning van de tijd
verzint langzaam een soort geklop
hoe meer hij de zon is hoe meer zij de maan
Een mot legde zijn eitjes in mijn oksel en stierf toen
ooit komt er een dag / dat regen niet nat is wegen niet effen gras niet droog paraplu’s
niet kapot / dat de lucht gebroken is / strand en branding uit elkaar
/ dat een briesje melktandjes onthult / wolken meer van lachen houden dan mist
dan wil iedereen / zijn eigen telefooncel betrekken / daarin een hond houden
/ of een pauw / of een poes
elke veertien dagen een zak muntgeld uitgeven / tweemaal per maand luchtspray
en bordvormig geschoren haar / en een verplichte zwarte zonnebril
’s winters in regenkleding / ’s zomers in bikini / een willekeurige maat sandalen
/ en kousen in een kleur die neigt naar appel / groen
iemand belt naar / iemand anders / en iemand anders
belt naar iemand anders
/ en zo wordt er onophoudelijk / verder gebeld
uiteindelijk belt eentje ten slotte naar / de eerste / ooit
op een dag
hij zegt / hallo / de eerste zegt ook / hallo
zegt hij /
hij zegt / gisteravond / legde een mot zijn eitjes in mijn oksel
/ o / zegt de eerste
en stierf toen / dat kon hij niet meer zeggen
/ voor hij ophing / ze hingen allemaal op
elk jaar met het Drakenbootfestival / wisselt iedereen zijn telefooncel uit
draagt zijn eigen kat / of pauw / of hond
na enig rumoer / wrijven ze zich tegen elkaar
/ spelen samen een polonaise / met de toetsen van hun telefoon
/ dit is de enige feestdag
wie ben jij / vraagt zij
waterval / antwoordt hij / flauwtjes
wie ben je / vraagt ze nogmaals / verbluft / aan de hoorn
weet je wel / water / valt
valt met geluid / bedekt en verspert / alles
/ zoals een pianoklep / wc-klep / brievenbusklep
antwoordt hij / nogmaals
ik hou van jou / zegt zij
hij overspoelt haar / heel snel
een hermetische telefooncel / glas is transparant / gevoel van in een auto zitten
/ moeiteloos heen en weer schieten / versmelten met het landschap
hun als papiersnippers gefabriceerde dwarrelende taal / zweeft van de mond het oor in
en stapelt zich via het oor op in het hart
ooit komt er een dag dat iedereen alles gezegd heeft / tegen iedereen
willekeurige overdreven metaforen
gebrekkige stijlfiguren / willekeurige eindeloze klachten en liefdesuitingen
dan zal iedereen / de telefoondraad verfrommelen tussen zijn vingers
/ en tegelijkertijd / zwaaiend met een schaar knip / knip / hoorn en apparaat scheiden
dat is het moment / om aan iedereen tomatensap uit te delen / en sterke songteksten
als betekenisvolle beloning
de song gaat zo
/ o / zeg maar niets
/ o / rotzooi maar niet / met iedereen
/ wij willen allemaal onze borstvinnen uitslaan / vrolijk leven
/ zeg maar niets
ze willen het allemaal zingen
/ en vloeken daarna kort / ※○&*◎
/ kort / zachtjes / fuck
het klinkt als een olijf / zoet / schoon
ooit komt er een dag
dat vlinders onregelmatige rechthoeken zijn / kamelen heuvels groeien
/ bruggen mistroostiger zijn dan slangen
/ mieren sterker dan kogels / krachtiger
dan zal iedereen / zijn eigen telefooncel betrekken
/ en alles zeggen / als een fruitpers / die op hoge snelheid draait
/ de ha ha hatsjie van een windbel
We hebben het plan om te vluchten
Nieuwe Papa
Nieuwe Papa was erg stil, in zijn nabijheid leken we allemaal kinderen.
Die dag vertelde Oude Papa ons: Nieuwe Papa bestaat eigenlijk niet. Hij zei dat mijn broertje en ik te veel dromen.
Nieuwe Papa was in onze dromen, en Oude Papa behandelde ons goed, heel goed.
Nieuwe Papa droeg altijd de oude leren schoenen van Oude Papa, zijn gezicht was triest. Zijn das was oud, zijn ogen waren oud, ook zijn ademhaling was oud.
Later, toen Nieuwe Papa niet meer verscheen, was Oude Papa ook oud geworden.
Geheim
Er is een geheim dat zo begint
in een jaszak zitten twee gedroogde boombladeren
een bewolkte dag een onbekende stad verdwalen glimlachen
en niets zeggen
Het geluid van een vliegtuig
Haar liefje bezit een maïsveldje, twee potjes schoenpoets en drie horloges. Tijdens het avondeten doet haar minnaar de televisie voor haar aan.
Zij en haar minnaar luisteren samen naar het nieuws. Ze horen heel graag het geluid van een vliegtuig, op televisie.
Eiland
Woensdag, we hebben het plan. Van dit eiland te vluchten. (Allemaal vanwege de zee.)
We zijn vreselijk dorstig. Kunnen bijna niet schrijven.
Uit de slanke pen groeit een harde, groene schelp, het eerste velletje briefpapier is leeg. Niemand is meer gewend een zinderende brief te schrijven op een tropisch hete dag.
Dinsdag, we hebben het plan om te vluchten. Te vluchten in de zee van het eiland, te doen alsof alles perfect is als in het begin.
Te doen alsof wij het eiland zijn, en onze ogen maanlicht. Zodat we de hitte niet meer voelen.